Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. De officier van justitie had op 14 oktober 2022 een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van het EAB, dat was uitgevaardigd op 19 september 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1995 en met de Nederlandse nationaliteit, was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigd raadsman, mr. B.W.J. Krämer, was wel aanwezig.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich op eigen gelegenheid had gemeld bij de Belgische autoriteiten, wat leidde tot de intrekking van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op basis van deze informatie geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries, en de rechters mrs. G.M. Beunk en D. Hein, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.F. Ceelie. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.