Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Waar gaat deze zaak over?
on-siteITondersteuningsdiensten op enig moment uitbesteed aan NSC. Het gaat onder meer om klantenservice- en helpdeskdiensten voor klanten van Atos en voor verschillende bedrijfsonderdelen binnen Atos. Partijen zijn het er niet over eens of Atos deze diensten exclusief en met uitsluiting van haarzelf heeft uitbesteed aan NSC. Het geschil tussen partijen gaat daarnaast over de vraag of Atos zich heeft gehouden aan de voorkeurspositie van NSC voor nieuwe opdrachten en of zij zich ook voldoende heeft ingespannen voor nieuwe opdrachten. Verder liggen de tussen partijen gemaakte non-concurrentieafspraken in deze zaak voor, omdat NSC deze zou hebben geschonden.
2.De procedure
- de dagvaarding van 27 januari 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie van 20 april 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte met wijziging en vermeerdering van eis van 1 juni 2022, met producties;
- de antwoordakte wijziging en vermeerdering van eis in conventie van Atos van 15 juni 2022;
- het tussenvonnis van 27 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 november 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken.
3.De feiten in conventie en in reconventie
on-siteITondersteuningsdiensten – zoals klantenservices en helpdesks.
on-siteIT-ondersteuningsdiensten.
on-site) ITondersteuningsdiensten leveren.
Request for Proposal’ uit in Nederland. Zij vraagt meerdere aanbieders van IT-diensten om een offerte uit te brengen voor de uitvoering van
on-siteIT-ondersteuningsdiensten aan bedrijfsonderdelen binnen Atos en aan klanten van Atos in Nederland en België. In dit document staat op pagina 9 opgenomen:
Master Services Agreement for Managed Services’(hierna: de MSA).
Nature of this Agreement) – onder meer de volgende opmerking maakt over een afnameplicht:
Purchase and Sale Obligations of the Parties) waarin staat op welke wijze Atos NSC bij de inkoop van nieuwe diensten in de gelegenheid moet stellen mee te dingen. Daarnaast brengt zij ook een wijziging aan in artikel 5.8 (
Customer Performance of Services) (hiervoor in nummer 3.6 nog als artikel 5.7 genummerd), dat over de (non-)exclusiviteit van de dienstverlening gaat (wijzigingen NSC onderstreept weergegeven):
Nature of this Agreement) – de volgende opmerkingen maakt over een afnameplicht:
preferred supplier” van NSC:
Purchase and Sale Obligations of the Parties, zie 3.9 hiervoor) vernummerd tot 5.8 en tekstueel gewijzigd. Atos stelt ook een wijziging voor aan artikel 5.9 (voorheen artikel 5.8,
Customer Performance of Services,zie nummer 3.6 en 3.9 hiervoor) van de MSA (wijzigingen Atos onderstreept weergegeven):
Project Tulip”.
on-siteIT-ondersteuningsdiensten bezig houden. In Annex D nemen partijen een overzicht op van de
on-siteITondersteuningsdiensten die deze medewerkers kunnen leveren.
Purchase Orders”, onder het tussenkopje “
Nature of this Agreement”:
Subcontractor Agreement” de nadere voorwaarden voor de dienstverlening aan de huidige eindklanten van de uit te besteden diensten zullen uitwerken:
gross negligence, fraud or willful misconduct”.
Microsoft Data Center staffing opportunity (estimated 13 head count) (…)
Service Desk NL staffing opportunity (estimated 37 head count) (…).”
on-siteIT-ondersteuningsdiensten niet uit te besteden, resulteert deze door partijen omschreven mogelijkheid (artikel 5.3.8 sub a wijzigingsovereenkomst) niet in een opdracht voor NSC.
Subcontractor Agreement(zie nummer 3.28, hierna: de subcontractor-overeenkomst) aan Atos.
on-siteIT-ondersteuningsdiensten geleverd worden. Dit overzicht heeft als titel:
hospitality desks’ in Amstelveen, Eindhoven en Groningen beëindigt. Atos zet op deze plekken hierna haar eigen werknemers in. Ook de medewerker van NSC die op de Workplace Service Desk Services (hierna: de WSDS of de servicedesk) van Atos werkzaam was, wordt op enig moment vervangen door een werknemer van Atos.
Prebate Agreement’noemen (hierna: de prebate-overeenkomst).
Credit for ongoing good faith negotiations for new business in the Netherlands”
costs incurred in 2018”, die zij omstreeks 21 december 2018 voldoet.
T-Mobile en vraagt Atos aan NSC of zij wil meewerken aan een voorstel.
on-siteITondersteuningsdiensten, zij besluit op deze werkzaamheden haar eigen personeel in te zetten.
4.Het geschil
preferred supplier” afspraken in artikel 5.8 van de MSA;
additional business opportunities” tot stand te brengen en/of om NSC als “
preferred supplier” de gelegenheid te bieden om een voorstel te doen voor het aanbieden van diensten;
new business” tot stand te brengen;
6 juli 2022;
on-siteIT-ondersteuningsdiensten die zij op dat moment verrichtte, heeft uitbesteed aan NSC. Om die reden zijn ook alle werknemers van Atos die zich met deze diensten bezig hielden, overgegaan naar NSC. Partijen zijn volgens NSC overeengekomen, dat NSC deze diensten voortaan exclusief en met uitsluiting van Atos zelf zou gaan uitvoeren. Het gaat om de diensten die staan in Annex D en L van de MSA en nader zijn uitgewerkt in Annex B van de subcontractor-overeenkomst. Atos heeft deze exclusiviteitsafspraak meerdere malen geschonden door haar eigen medewerkers in te zetten bij (de klanten van) verschillende uitbestede diensten. NSC is hierdoor inkomsten onder de MSA is misgelopen, omdat zij haar werknemers niet meer kon inzetten. Atos moet deze schade vergoeden.
preferred supplier” op grond van artikel 5.8 en 5.8.3 van de MSA. Atos heeft NSC meermaals gepasseerd toen zij nieuwe opdrachten voor
on-siteITondersteuningsdiensten uitzette in de markt. Zij heeft ook in weerwil van deze afspraken haar eigen werknemers ingezet op nieuwe opdrachten, zoals bij BAM en TMobile. Ook hierdoor is NSC inkomsten misgelopen onder de MSA en is Atos schadeplichtig.
on-siteIT-ondersteuningsdiensten te krijgen, die zij op grond van de MSA aan NSC zou kunnen opdragen. Het gaat om de verplichtingen van Atos onder artikel 5.3.8 van de MSA (zoals gewijzigd met de wijzigingsovereenkomst) en uit hoofde van de prebate-overeenkomst. Atos heeft geen wezenlijke extra inkomsten kunnen genereren voor NSC met nieuwe opdrachten. NSC mocht op grond van deze tekortkomingen de prebate-overeenkomst ontbinden en Atos is als een gevolg hiervan gehouden om de vergoeding van € 605.000,- aan haar terug te betalen. NSC maakt daarbij ook aanspraak op vergoeding van de schade die zij door deze ontbinding lijdt.
20 april 2022;
5.De beoordeling
on-siteITondersteuningsdiensten die zij onder de MSA en de subcontractor-overeenkomst heeft uitbesteed aan NSC (hierna: de uitbestede diensten) exclusief en met uitsluiting van haarzelf heeft uitbesteed.
Services in Scope” is aan Atos. Onder die “
services” moeten blijkens dezelfde bepaling de diensten worden begrepen die partijen in de bijlagen bij de MSA en in de subcontractor-overeenkomst nader hebben gedefinieerd (zie nummer 3.26). De diensten die de werknemers in Annex L uitoefenen, vallen daar volgens de tekst van voornoemd artikel in ieder geval onder. In artikel 5.9 wordt volgens NSC verder verduidelijkt dat Atos deze diensten niet zelf meer mag uitoefenen. In dit artikel staat namelijk dat Atos alleen nog “
Out-of-Scope Services” mag verrichten en diensten die
nietzijn opgenomen in de bijlagen bij de MSA en in de subcontractor-overeenkomst (zie nummer 3.27). NSC stelt dat de door haar bepleite uitleg ook volgt uit de onderhandelingen tussen partijen over de tekst van deze twee artikelen (zie nummers 3.5 tot en met 3.20). Het moet Atos duidelijk zijn geweest dat NSC op enig moment de door haar gewenste afnameplicht onder de MSA heeft losgelaten en hiervoor exclusiviteit verlangde (zie nummer 3.11). Partijen hebben aldus NSC hierna over de omvang van die exclusiviteit onderhandeld en zijn na de laatste e-mails tot de hiervoor genoemde tekst van artikelen 5.8 en 5.9 van de MSA gekomen. De omvang van de uitbestede diensten moet volgens NSC worden vastgesteld op basis van het overzicht van diensten in Annex D, het overzicht van overgenomen werknemers in Annex L van de MSA (zie nummer 3.22) en het overzicht van bedrijfsonderdelen en klanten in Annex B van de subcontractor-overeenkomst (zie nummer 3.37).
purchase order” voor is verstrekt. Partijen hebben het zo afgesproken en NSC heeft het ook zo moeten begrijpen dat voor opdrachtverlening aan NSC onder de MSA, steeds een
purchase orderis vereist. Enkel de diensten waarvoor zij een
purchase orderheeft verleend, zijn daarmee uitbestede diensten die, voor de omvang van die
purchase order, exclusief aan NSC zijn voorbehouden. De bijlagen waar NSC naar verwijst kunnen partijen onmogelijk als uitgangspunt voor de uitbestede diensten hebben willen nemen, Annex D bij de MSA betreft slechts een overzicht van alle mogelijk te leveren diensten en Annex B bij de subcontractor-overeenkomst betreft alleen een niet-bindende prognose van klanten en omzetten.
diezij heeft uitbesteed aan NSC onder de MSA en subcontractor-overeenkomst exclusief en met uitsluiting van haarzelf heeft uitbesteed. De vraag is of NSC gevolgd kan worden in haar stelling dat het daarbij gaat om de diensten die genoemd worden in Annex D en de diensten die werden verricht door de werknemers die genoemd worden in Annex L van de MSA, alsmede de diensten die genoemd worden Annex B van de subcontractor-overeenkomst – zonder dat daarvoor een
purchase orderis vereist. Dit betreft een uitlegvraag. Daarbij komt het niet alleen aan op de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen in de MSA en de subcontractor-overeenkomst, maar moet ook worden gekeken naar wat partijen voorafgaand en na de totstandkoming van deze overeenkomsten over en weer hebben verklaard, uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben kunnen afleiden en in de gegeven omstandigheden daaruit redelijkerwijze mochten begrijpen. Op basis van de feiten en omstandigheden in deze zaak, ziet de rechtbank aanleiding om bij dit alles een zeker gewicht aan de tekst van de overeenkomsten toe te kennen. Het gaat immers om twee tussen partijen gesloten, uitvoerige en gedetailleerde schriftelijke overeenkomsten van in totaal 120 pagina’s (exclusief bijlagen) waarin een zakelijke samenwerking is vastgelegd, tussen partijen die ieder bedrijfsmatig actief waren in dezelfde markt en professioneel ervaren waren met betrekking tot het sluiten van soortgelijke overeenkomsten. Zij hebben zich bij het onderhandelen en het sluiten van deze overeenkomsten ook steeds laten bijstaan door juristen, waarbij ze een grote mate van zorg hebben besteed aan de formulering van de tekst van het contract.
those mentioned in the Annexes and to be clarified in the Subcontractor Agreement”. Dezelfde tekst is opgenomen in artikel 5.8 van de MSA, achter de term “
Services in Scope” waarvoor NSC volgens datzelfde artikel de “
sole supplier” is. De tekst van beide bepalingen noemt het vereiste van een
purchase ordervoor deze diensten niet. De rechtbank overweegt verder dat partijen over de bewoordingen van deze artikelen meermaals met elkaar hebben gemaild, zij over en weer meerdere tekstvoorstellen hebben gedaan en dat zij in ieder geval eenmaal ook telefonisch hierover hebben vergaderd. De rechtbank volgt NSC in haar stelling dat dit alles heeft plaatsgevonden nadat partijen het eerst over een door NSC gewenste afnameplicht onder de MSA hebben gehad (zie e-mails in nummer 3.7 tot en met 3.12) en dat de discussie, na de afwijzing hiervan door Atos, vervolgens in het teken stond van de in plaats hiervan gewenste exclusiviteit van NSC (zie emails in nummer 3.14 tot en met 3.20). Zowel Atos als NSC hebben beiden tekstvoorstellen hiertoe gedaan, die ertoe hebben geleid dat de oorspronkelijke concepttekst van artikel 5.9 dat Atos
allediensten zelf mocht blijven verrichten (zie nummer 3.6, toen nog als artikel 5.7 genummerd) is veranderd in de definitieve tekst dat het Atos niet vrijstaat om zelf de diensten te verrichten die partijen in de bijlagen bij de MSA hebben opgenomen en nog zullen uitwerken in de subcontractor-overeenkomst. De door Atos opgeworpen beperking dat het daarbij enkel gaat om diensten waarvoor ook een
purchase orderis verstrekt, komt niet terug in de (concept)bewoordingen van beide artikelen en volgt ook niet uit de e-mails en commentaren van partijen bij de totstandkoming daarvan (e-mails in nummer 3.7 tot en met 3.12).
purchase orderkomt wel voor in de door Atos aangehaalde artikelen 3.1 van de MSA en 1.2 van de subcontractor-overeenkomst. Eerstgenoemd artikel bepaalt, onder meer, dat NSC geen recht op exclusiviteit verkrijgt of aanspraak op een
purchase ordermaakt door de enkele ondertekening van de MSA, dat Atos niet verplicht is om een
purchase orderte verstrekken en dat het haar vrijstaat om diensten bij andere aanbieders af te nemen. Dat NSC geen aanspraak maakt op een
purchase orderdoor de enkele ondertekening van de overeenkomst, staat ook in artikel 1.2 van de subcontractor-overeenkomst. Op grond van wat de rechtbank hiervoor over de bewoordingen en de totstandkoming van de artikelen 5.8 en 5.9 van de MSA heeft overwogen, volgt zij Atos niet in haar betoog dat NSC op grond van artikelen 3.1 van de MSA en 1.2 van de subcontractor-overeenkomst (toch) had moeten begrijpen dat de (omvang van de) aan haar exclusief uit te besteden diensten afhankelijk zou zijn van de verstrekking van een
purchase order. Dit volgt in ieder geval niet met zoveel woorden uit de tekst van de door Atos aangehaalde artikelen, waarnaar overigens ook door partijen niet is verwezen bij de hiervoor genoemde onderhandelingen over exclusiviteit. Artikel 3.1 van de MSA lijkt bovendien een algemene strekking te hebben, die ruimte laat voor bijzondere bepalingen tussen partijen – waaronder begrepen artikel 5.9 van de MSA. Dat maakt de rechtbank onder meer op uit het gegeven dat beide partijen er, anders dan de tekst van artikel 3.1 van de MSA, kennelijk niet vanuit gaan dat het Atos zonder meer vrijstaat om diensten bij andere aanbieders af te nemen (zie nummer 5.14 hierna over de voorkeurspositie van NSC).
purchase orders, niet vrijstond om zelf de diensten te verrichten die partijen in de bijlagen bij de MSA hebben opgenomen en hierna hebben uitgewerkt in de subcontractor-overeenkomst. De rechtbank volgt NSC in haar standpunt dat het daarbij gaat om Annex D en Annex L van de MSA en Annex B van de subcontractor-overeenkomst. Hoewel de rechtbank het met Atos eens is dat Annex D een brede beschrijving van diensten betreft, wordt de omvang van de exclusiviteitsafspraak beperkt doordat het alleen gaat om de diensten die zijn verricht door de werknemers die NSC van Atos heeft overgenomen. Deze werknemers staan in Annex L. Bovendien wordt de omvang van de exclusiviteitsafspraak beperkt door Annex B van de subcontractor-overeenkomst, waarin de bedrijven staan opgesomd waar de ex-Atos-medewerkers hun diensten verrichten. De rechtbank verwerpt het standpunt van Atos dat Annex B blijkens haar titel enkel een niet-bindende prognose van klanten en omzet zou zijn. De term “
non-binding” in de titel van deze bijlage, ziet naar het oordeel van de rechtbank evident op de omzetprognose waar deze opmerking tussen haakjes bij is geplaatst en niet op de “
Existing OSS Customers”.
hospitality desksvan Atos in Amstelveen, Eindhoven en Groningen en de servicedesk (zie nummer 3.42), (iv) het datacentrum van Atos en (v) aan BAM (zie nummer 3.57). Zij stelt steeds dat het gaat om uitbestede diensten in voornoemde zin, waarbij Atos de door NSC ingezette medewerkers op enig moment heeft vervangen door haar eigen werknemers.
hospitality desks, de MCD-diensten en de diensten voor de servicedesk onder de uitbestede diensten vallen. Atos heeft betwist dat deze werkzaamheden onder de exclusiviteitsafspraak vallen. In reactie daarop heeft NSC haar standpunt op de mondelinge behandeling nader toegelicht, onder concrete verwijzing naar Annex B van de subcontractor-overeenkomst. Als het om de diensten aan het datacentrum gaat, heeft zij in aanvulling op haar stellingen in de dagvaarding verder toegelicht dat het werkzaamheden betreffen die tijdens het aangaan van de MSA al bestonden en die werden uitgevoerd door twee (bij naam genoemde) medewerkers die op het overzicht van Annex L van de MSA voorkomen. Omdat het om een dienst gaat die aan een bedrijfsonderdeel binnen Atos werd verleend, valt deze onder de klant Atos in Annex B van de subcontractor-overeenkomst. Atos heeft dit alles niet gemotiveerd betwist, terwijl dit op grond van de gemotiveerde stellingen van NSC wel op haar weg lag. Atos heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht of zij nog per akte zou mogen reageren op de hiervoor genoemde mondelinge toelichting door NSC. De rechtbank wijst dit verzoek af. De reden hiervoor is dat NSC met haar toelichting enkel heeft gereageerd op de door Atos in haar conclusie van antwoord in conventie ingenomen stellingen. Daartoe heeft NSC nadrukkelijk de gelegenheid tijdens een mondelinge behandeling. Nu NSC hierbij geen nieuwe stellingen heeft ingenomen en ook uitsluitend heeft verwezen naar de (bijlagen bij de) MSA en subcontractor-overeenkomst, die Atos al kende, bestaat geen aanleiding om Atos in de gelegenheid te stellen hier schriftelijk op te laten reageren. Bij deze stand van zaken is de conclusie dat Atos onvoldoende heeft weersproken dat de door NSC genoemde MCD-diensten, de diensten aan de
hospitality desks, de servicedesk en het datacentrum, onder de exclusiviteitsafspraak vallen. Dit betekent dat vaststaat dat Atos ten aanzien van deze diensten de exclusiviteitsafspraak heeft geschonden. Dat zij ten aanzien van deze diensten haar eigen werknemers heeft ingezet, heeft Atos immers niet (gemotiveerd) weersproken.
hospitality desks, de servicedesk en het datacentrum. De vordering in conventie van NSC die hierop is gebaseerd (nummer 4.1 (i)), is in zoverre toewijsbaar.
preferred supplier. Zij verschillen echter van mening over wat deze bijzondere positie met zich meebrengt en of Atos zich hier steeds aan heeft gehouden.
on-siteITondersteuningsdiensten zou verlenen. Deze afspraak heeft volgens NSC niet alleen betrekking op opdrachten aan derden, maar ziet ook op opdrachten die Atos aan haar eigen bedrijfsonderdelen verleent. Meer concreet, wijst zij erop dat Atos haar een prijsvoorstel had moeten laten doen voor BAM (zie nummer 3.57) en TMobile (zie nummer 3.53) en hier niet haar eigen werknemers mocht inzetten. NSC stelt ook dat Atos meerdere opdrachten via Blue Force Alliance (zie nummer 3.50) in de markt heeft gezet, zonder haar hierbij te betrekken. Atos weerspreekt dit alles en voert aan dat de
preferred supplier-afspraak enkel op opdrachten ziet, die zij aan derden wil verlenen. Zij mocht dan ook op de door NSC genoemde opdrachten haar eigen werknemers inzetten, nu dit geen opdracht aan een derde is. Zij betwist dat er opdrachten via Blue Force Alliance zouden zijn uitgezet, zonder NSC hierbij te betrekken.
may intend to purchase in the market place”. Dat pleit voor het standpunt van Atos, die immers heeft aangevoerd dat het om een externe inkoop moet gaan. NSC heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld waarom zij desondanks toch mocht begrijpen dat de voorkeurspositie ook van toepassing zou zijn als Atos opdrachten met haar eigen werknemers zou gaan uitvoeren. Dit betreft immers niet zonder meer een “
purchase in the market place”. De door NSC te stellen en te motiveren uitleg van de afspraken over de voorkeurspositie komt daarmee niet vast te staan, zodat de rechtbank ook niet toekomt aan de beoordeling van de door haar gestelde schendingen. Dit betreffen immers twee opdrachten die Atos met haar eigen werknemers heeft uitgevoerd. Voor wat betreft de opdrachten die via Blue Force Alliance zouden zijn uitgezet, heeft Atos één en ander betwist en heeft NSC niet nader gemotiveerd om welke opdrachten het zou gaan. Dat Atos ten aanzien van die opdrachten de afspraken over de voorkeurspositie van NSC heeft geschonden, kan de rechtbank daarom ook niet vaststellen.
leadsheeft gedeeld. Volgens haar hebben partijen nooit afspraken gemaakt over verwachte (extra) inkomsten voor NSC en hebben zij ook de door NSC te betalen vergoeding niet hieraan willen relateren. Omdat NSC de factuur van Atos voor de prebate-overeenkomst heeft voldaan, heeft zij bovendien erkend dat Atos aan haar verplichtingen heeft voldaan.
on siteITondersteuningsdiensten niet uit te besteden. Dat is niet aan Atos toe te rekenen, zodat dit geen schending van de inspanningsplicht oplevert. De opdracht met betrekking tot Atos’ eigen servicedesk zou “preferably before the 28th of February”, dus binnen enkele weken na het overeenkomen van artikel 5.8.3, moeten worden gesloten. Het feit dat Atos deze opdracht uiteindelijk aan zichzelf heeft verleend, doet vermoeden dat Atos in die korte tijd niet de inspanning heeft geleverd die in de gegeven omstandigheden van haar kon worden verwacht. Atos heeft onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat zij die inspanning wél heeft verricht. Dat Atos, zoals zij aanvoert, op ieder moment ervoor mocht kiezen om de potentiële opdrachten zelf uit te voeren staat immers op gespannen voet met haar plicht om zich ervoor in te spannen deze opdracht nu juist aan NSC te vergeven. Dat Atos hier op grond van de afspraken tussen partijen toch voor mocht kiezen of dat dit haar in de gegeven omstandigheden niet kon worden tegengeworpen door NSC, is niet gebleken.
continue good faith negotiations for new business). NSC stelt dat zij op 21 december 2018 een creditnota heeft uitgebracht, omdat de inspanningen onder de prebate-overeenkomst niet tot nieuwe opdrachten hebben geleid. Atos weerspreekt dit weliswaar, maar de rechtbank stelt op basis van de correspondentie tussen partijen (zie nummer 3.47 tot en met 3.49) vast dat het Atos duidelijk moet zijn geweest dat NSC haar een creditfactuur stuurde. Zoals NSC terecht stelt, volgt uit de e-mail van Atos van 20 december 2018 (zie nummer 3.48) immers dat Atos hierna heeft verzocht om op grond van boekhoudkundige redenen toch een normale factuur te voldoen. Dat NSC vervolgens deze factuur heeft voldaan, maakt niet dat Atos mocht begrijpen dat NSC toch van mening was dat de inspanningen onder de prebate-overeenkomst tijdig tot nieuwe opdrachten hebben geleid. Dit brengt op grond van de (tekst van de) prebate-overeenkomst mee, dat partijen hierna gehouden waren om in redelijkheid met elkaar in gesprek te blijven over mogelijke nieuwe opdrachten. Dat Atos hier niet aan heeft voldaan, heeft NSC niet gesteld en is de rechtbank verder ook niet gebleken. De rechtbank stelt vast dat partijen hierna in gesprek zijn gebleven over nieuwe opdrachten. Dat NSC evenwel meer mocht verwachten na de verstrekking van haar creditnota, is niet komen vast te staan.
additional business opportunitytot stand te brengen. Atos is gehouden de schade te vergoeden die NSC door deze tekortkomingen heeft geleden. NSC stelt dat deze schade in ieder geval bestaat uit gederfde inkomsten, omdat zij haar werknemers niet op voornoemde diensten heeft kunnen inzetten en hun werkzaamheden dus niet aan Atos heeft kunnen factureren. Atos betwist dat NSC schade heeft geleden. Atos leidt uit de eigen stellingen van NSC af dat
Project Tulipvoor NSC verlieslatend was. In dat geval is het niet krijgen van nog meer verlieslatende business volgens Atos een positieve uitkomst voor NSC. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is het echter voldoende als de mogelijkheid van schade voldoende aannemelijk is. Nu de rechtbank het wel als aannemelijk oordeelt dat NSC door de hiervoor vastgestelde tekortkoming van Atos schade heeft geleden, heeft NSC voldoende gesteld voor de door haar gevorderde verwijzing naar de schadestaat (nummer 4.1 (v)).
request for information” of een “
request for proposal” (hierna: een marktuitvraag) indien zij hier tegelijkertijd met Atos een offerte voor heeft uitgebracht. Daarvan was aldus NSC geen sprake in het geval van Nouryon. Dit was al een klant van Atos ten tijde van het sluiten van de MSA, zodat NSC en Atos nooit samen een offerte hebben uitgebracht. Nouryon heeft bovendien rechtsreeks en niet via een marktuitvraag met NSC gecontracteerd.
nietverkrijgen van die opdracht concurrerende aanbiedingen te doen. Omdat NSC heeft aangevoerd dat Nouryon niet via een gezamenlijk aanbod van NSC en Atos klant is geworden en Atos dit niet gemotiveerd heeft betwist, gaat de rechtbank hiervan uit. Atos heeft daarnaast niet weersproken dat Nouryon rechtstreeks en niet via een marktuitvraag heeft gecontracteerd met NSC. Gelet hierop had het op de weg van Atos gelegen om te motiveren waarom het NSC, ondanks de tekst van artikel 1.5 van de subcontractor-overeenkomst, dan toch niet vrijstond om met Nouryon te contracteren. Die toelichting mist de rechtbank.
- griffierecht € 5.737,-
- salaris advocaat conventie € 6.428,- (2 punten x € 3.214,-)
€ 3.214,-(2 punten x € 3.214,- x factor 0,5)