ECLI:NL:RBAMS:2022:767

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
13/751688-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met garantie voor uitvoering van straf in Nederland

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW). Deze vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 15 juni 2021 door de rechtbank Kopenhagen in Denemarken is uitgevaardigd. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Kaapverdië in 1988, die in Nederland woont. Tijdens de openbare zitting op 11 januari 2022 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de relevante feiten besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die onder de dubbele strafbaarheid vallen, zoals deelneming aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De Deense autoriteiten hebben een garantie gegeven dat, indien de opgeëiste persoon in Denemarken wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Deense autoriteiten toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, bijgestaan door mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751688-21
RK nummer: 21/3975
Datum uitspraak: 25 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 juni 2021 door de rechtbank Kopenhagen (Denemarken) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Kaapverdië) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 11 januari 2022 Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een beschikking van de rechtbank Kopenhagen (Denemarken) van 15 juni 2021 met rolnummer 14876/2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Deputy Chief Prosecutor van the Director of Public Prosecution Kopenhagen(Denemarken) heeft op 30 augustus 2021 de volgende garantie gegeven:
By European arrest warrant issued on 15 June 2021, the Danish authorities made a request for extradition of [opgeëiste persoon] , a Dutch national born on [geboortedag] 1988, for the purpose of prosecution in Denmark.
By e-mail of 16 August 2021, the authorities of the Netherlands requested a guarantee that [opgeëiste persoon] , if he is sentenced to an unconditional prison sentence, will be allowed to carry out his sentence in the Netherlands after his sentence is final and enforceable.
The Danish Director of Public Prosecutions guarantees, in compliance with art. 5 par. 3 of the Council Framework Decision on European Arrest Warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA) and request of the Dutch judicial authorities, that [opgeëiste persoon] , when surrendered to the Danish authorities, would be returned to the Netherlands to serve his sentence there, providing that following his surrender a prison sentence or other measure depriving him of his liberty would be imposed upon him and he would wish so.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank Kopenhagen (Denemarken) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J. G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.