Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 18 februari 2022, betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Landgericht Münster in Duitsland op 10 januari 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 en met de Nederlandse en Turkse nationaliteit, is in Nederland aangehouden in verband met een vrijheidsstraf van drie jaar en drie maanden, opgelegd bij een vonnis van 8 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de tenuitvoerlegging van de in Duitsland opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. Gezien de omstandigheden en de toepasselijke wetgeving, concludeert de rechtbank dat de overlevering op grond van artikel 6a OLW moet worden geweigerd. De rechtbank heeft daarbij ook de verzoeken van de raadsman om de gevangenhouding niet te bevelen, afgewezen, en heeft besloten de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen.
De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, met een bevel tot gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van die straf. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang en de uitvoering van de opgelegde straf.