ECLI:NL:RBAMS:2022:7662

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
13/751709-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Polen

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateerde van 20 augustus 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, de Poolse nationaliteit heeft. De zaak werd behandeld op een openbare zitting op 1 december 2022, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was en zijn raadsman niet gemachtigd was om het woord namens hem te voeren.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en het EAB onderzocht. Dit EAB, uitgevaardigd op 29 mei 2020 door de regionale rechtbank in Kielce, betreft de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar, opgelegd bij een vonnis van de lokale rechtbank in Końskie op 11 april 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de rechtszittingen die tot het vonnis hebben geleid, maar dat zijn advocaat hem heeft verdedigd in hoger beroep. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet (OLW) en dat de overlevering kan worden toegestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere belemmeringen zijn voor de overlevering. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751709-20
RK nummer: 20/3948
Datum uitspraak: 15 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 augustus 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 mei 2020 door
the Regional Court in Kielce (Sąd Okręgowy w Kielcach),Polen en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is niet verschenen en zijn raadsman A. van Galen, die waarneemt voor mr. M.C. Levy, advocaat te Rotterdam, is niet gemachtigd om het woord namens hem te voeren.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgement of the Local Court in Końskie of 11 April 2017(II K 606/16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit door
the Local Court in Końskieop 19 oktober 2020 verstrekte aanvullende informatie volgt dat er in deze procedure hoger beroep is ingesteld, waarin op 13 juli 2018 arrest is gewezen. De rechtbank leidt uit genoemde aanvullende informatie, indien in samenhang gelezen met de vraagstelling die daaraan is voorafgegaan, af dat in hoger beroep “
the merits of the case” zijn behandeld. De rechtbank zal dan ook alleen het verloop van deze procedure in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het arrest van 13 juli 2018 terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich een omstandigheid als in artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. Uit de genoemde aanvullende informatie kan immers worden afgeleid dat de opgeëiste persoon, eerst nadat hij in eerste aanleg was veroordeeld, een advocaat heeft ingeschakeld en dat hij deze heeft gemachtigd om voor hem hoger beroep in te stellen en zijn verdediging te voeren. Verder blijkt uit die aanvullende informatie dat er in de procedure in hoger beroep twee zittingen zijn gehouden, dat de opgeëiste persoon met betrekking tot de tweede, laatste zitting ‘
duly notified”was en dat de door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat op beide zittingsdagen aanwezig is geweest, uit welke laatste omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank voortvloeit dat de advocaat de opgeëiste persoon op die zittingen daadwerkelijk heeft verdedigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
oplichting, meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the Regional Court in Kielce (Sąd Okręgowy w Kielcach)in Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.