4.3.1.Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 juni 2022 kreeg de politie een melding van een steekincident op de [adres] in Amsterdam. Ter plaatse zag de politie dat [benadeelde partij] op de grond in de woning van zijn moeder aan de [adres] lag en dat hij drie steekverwondingen in zijn liesstreek had.In het ziekenhuis werd vastgesteld dat [benadeelde partij] oppervlakkige steekverwondingen aan zijn linker scrotum en linker bovenbeen had en dat hij één steekverwonding van twee centimeter diep aan zijn bovenbeen had.
Verdachte zat met een ontbloot bovenlijf op straat. Op de vraag van een politieagent of hij degene was die het slachtoffer had gestoken antwoordde verdachte bevestigend. Kort daarna zei verdachte “Ik heb hem geprikt” en “In mijn ogen had ik echt geen andere optie dan hem neer te steken. Achteraf gezien misschien niet de goede keuze maar ik had het idee dat ik niets anders kon doen”. Gezien werd dat verdachte meerdere verwondingen op zijn lichaam had, waaronder een bijtwond op zijn rug.
In het trappenhuis, voor de woning van [naam partner] ( [adres] ), was kennelijk geprobeerd om bloed van de vloer weg te vegen. Ook zaten er bloedsporen op het lichtknopje en de muur.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat er een worsteling tussen hem en verdachte had plaatsgevonden beneden in het appartementencomplex, bij de kelderboxen. Hierbij had hij verdachte bij zijn keel gepakt en in zijn rug gebeten. Nadat de worsteling was geëindigd, was hij samen met zijn moeder naar boven gelopen om haar woning in te gaan. Op dat moment was verdachte voorovergebogen de woning van [naam partner] uit komen lopen met iets in zijn handen. Verdachte had onderhandse steekbewegingen in de richting van de schaamstreek van [benadeelde partij] gemaakt, welke [benadeelde partij] had proberen af te weren.
[naam 1] heeft net als haar zoon verklaard dat er sprake was van een worsteling tussen verdachte en
[benadeelde partij] bij de kelderboxen. Zij was daarna met [benadeelde partij] naar boven gelopen op weg naar haar woning. Zij zag dat de deur van de woning van [naam partner] open stond en dat verdachte uit de woning kwam gelopen en [benadeelde partij] opnieuw aanviel. [benadeelde partij] had gezegd dat hij gestoken was en toen had ze bloed gezien.
Ook verdachte heeft verklaard over de worsteling tussen hem en [benadeelde partij] bij de kelderboxen.
Hij was daarna naar boven gelopen en de woning van zijn partner in gegaan. In de keuken van de woning heeft hij twee messen gepakt.
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) had de worsteling tussen verdachte en [benadeelde partij] in de kelderboxen gezien. Toen deze was afgelopen is [getuige 1] eerst naar buiten gelopen en vervolgens naar de voordeuren van de woningen van [naam partner] en [naam 1] op de eerste verdieping. In het trappenhuis had hij gezien dat [benadeelde partij] met zijn rug naar de voordeur van de woning van [naam 1] stond en dat verdachte met zijn gezicht naar [benadeelde partij] toe stond. Zij waren weer in worsteling met elkaar.
Op een gegeven moment liep verdachte naar achteren toe en toen zag [getuige 1] dat de broek van
[benadeelde partij] rood kleurde.
4.3.2.Bewezenverklaring en kwalificatie
4.3.2.1. De verklaring van verdachte
De rechtbank vindt de verklaring die verdachte heeft gegeven niet aannemelijk. De verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door andere feiten en omstandigheden en op sommige punten zelfs tegengesproken.
[benadeelde partij] heeft drie steekverwondingen opgelopen, waarvan er één twee centimeter diep was. De messen, volgens verdachte vleesmessen van zo’n 20 centimeter lang, moeten zich een weg door de kleding van [benadeelde partij] hebben gebaand en vervolgens onder andere een wond van twee centimeter diep hebben veroorzaakt. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat [benadeelde partij] zodanige verwondingen heeft opgelopen doordat hij tegen de messen van verdachte is ‘aangelopen’, zoals verdachte stelt. Er moet daarom sprake zijn geweest van het steken met enige kracht. Dit komt ook overeen met de eerste verklaringen die verdachte heeft afgelegd toen de politie ter plaatse kwam, waarin hij het heeft over ‘prikken’ en ‘neersteken’. Bij die eerste verklaringen heeft de verdachte het over een verkeerde keuze die hij heeft gemaakt, hetgeen ook niet overeenkomt met zijn latere verklaringen dat [benadeelde partij] tegen de messen is aangelopen, buiten de wil van verdachte om.
Dat [benadeelde partij] de woning van [naam partner] zou zijn binnengedrongen en daar in worsteling met verdachte zou zijn geraakt, wordt niet ondersteund door andere stukken in het dossier. Door de politie zijn op de voordeur van de woning van [naam partner] geen sporen aangetroffen die erop wijzen dat er tegen de deur is getrapt. Zowel volgens [benadeelde partij] als [naam 1] heeft de steekpartij plaatsgevonden in het trappenhuis op het plateau bij de voordeuren. De politie heeft op deze plek ook bloedsporen aangetroffen, maar niet in de woning van [naam partner] . Bovendien zegt de onafhankelijke getuige [getuige 1] dat hij heeft gezien dat verdachte en [benadeelde partij] in het trappenhuis voor de voordeuren van de woningen aan het worstelen waren en dat de broek van [benadeelde partij] rood kleurde toen zij uit elkaar gingen. Geconfronteerd met deze verklaring heeft verdachte gesteld dat deze leugenachtig is, en niet dat het mogelijk is dat de worsteling met [benadeelde partij] is geëindigd in het trappenhuis bij de voordeuren. De rechtbank ziet echter geen reden om aan de juistheid van de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige 1] te twijfelen nu zijn verklaring op meerdere punten wordt ondersteund.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het steken met de messen niet in de woning van [naam partner] heeft plaatsgevonden, maar in het trappenhuis op het plateau bij de voordeuren.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling ook mee dat verdachte wisselend heeft verklaard over de gang van zaken. Waar hij in eerste instantie direct na het gebeurde sprak over ‘prikken’ en ‘neersteken’, is dit veranderd in de verklaring dat [benadeelde partij] tegen de messen is ‘aangelopen’. Ook heeft verdachte tijdens een verhoor verklaard dat hij de messen uit de woning had gepakt en vervolgens naar beneden was gegaan om [naam partner] te zoeken. In het trappenhuis was hij [benadeelde partij] weer tegengekomen. Deze verklaring komt niet overeen met het scenario zoals verdachte dat ter zitting schetst. Dit versterkt de overtuigingskracht van zijn verhaal niet.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank er dan ook niet vanuit dat het is gegaan zoals verdachte zegt.
De rechtbank gaat uit van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor beschreven onder 4.3.1.
Verdachte is, nadat de worsteling in de kelderboxen was geëindigd, naar boven gegaan. In de woning van [naam partner] heeft verdachte twee messen gepakt. Op het plateau voor de voordeuren heeft opnieuw een confrontatie tussen hem en [benadeelde partij] plaatsgevonden, waarbij verdachte met de messen in de liesstreek van [benadeelde partij] heeft gestoken.
4.3.2.2. Vrijspraak van de poging doodslag
De rechtbank is – net als de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot doodslag op [benadeelde partij] .
Een bewezenverklaring van een poging tot doodslag vereist dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij] .
Van ‘vol opzet’ is sprake in het geval van willens en wetens handelen. ‘Voorwaardelijk opzet’ op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Dit laatste wordt ook aangenomen als de gedragingen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het gevolg, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust is geweest en deze heeft aanvaard.
Vol opzet is een hogere gradatie van opzet dan voorwaardelijk opzet en dat betekent dat een verdachte een groter verwijt wordt gemaakt.
Niet is gebleken dat verdachte het opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde partij] , ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet. Niet duidelijk is geworden met welke kracht, gerichtheid en intensiteit het steken plaatsvond. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat door het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat [benadeelde partij] zou komen te overlijden en evenmin dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag.
4.3.2.3. Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling
De rechtbank vindt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij] .
Verdachte heeft twee vleesmessen uit de keuken gepakt en [benadeelde partij] daar tijdens een worsteling meerdere keren mee in zijn liesstreek gestoken. [benadeelde partij] heeft steekverwondingen opgelopen aan zijn bovenbeen en scrotum. Het ongecontroleerd en met enige kracht met een mes steken in de liesstreek, waarbij ook het scrotum is geraakt, levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, zoals een doorsnijding van zenuwen, oploopt. Door in een worsteling met een mes te steken heeft verdachte die kans ook bewust aanvaard.