ECLI:NL:RBAMS:2022:7649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
C/13/717176 / JE RK 22-329 C/13/726045 / JE RK 22-813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met wijziging zorgregeling

Op 2 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in de zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die momenteel bij de vader woont. De kinderrechter heeft de verzoeken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen met zes maanden in overweging genomen, evenals het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers, heeft aangegeven dat zij meer omgang met de minderjarige wenst, terwijl de vader en de WSS zich hiertegen verzetten.

Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder niet tegen de verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen is, maar deze in een vrijwillig kader zou willen voortzetten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich inspant om de geboden hulpverlening te aanvaarden, maar dat er nog steeds ondersteuning nodig is. De communicatie tussen de ouders is problematisch, wat een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige vormt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, maar het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing is afgewezen, aangezien de minderjarige al geruime tijd bij de vader woont en de moeder zich hier niet tegen verzet.

Het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de zorgregeling is aangehouden voor drie maanden, zodat de WSS en de vader de gelegenheid krijgen om hun zienswijze te geven. De kinderrechter heeft de WSS opgedragen om een schriftelijke update te geven over de situatie van de minderjarige in de komende periode. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/13/717176 / JE RK 22-329 (ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing)
C/13/726045 / JE RK 22-813 (wijziging zorgregeling)
Datum uitspraak: 2 december 2022
Beschikking van 2 december 2022 van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de WSS,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Amsterdam,
advocaat mr. S. van Beers te Amsterdam,
en

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te Amsterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter houdt rekening met de beschikking van 7 juni 2022, waarbij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf bij de vader met een half jaar, tot 6 januari 2023, zijn verlengd, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder:
- een schriftelijke update van de WSS van 23 november 2022;
- een verzoekschrift met bijlagen van 28 november 2022, (rekestnummer C/13/726045 / JE RK 22/813), van de moeder tot wijziging van de bestaande zorgregeling in het kader van de ondertoezichtstelling.
De behandeling van het aangehouden verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing is voortgezet op 2 december 2022 tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren, en is tegelijk behandeld met het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling.
Verschenen en gehoord zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. van Beers, de vader en de heer [naam] namens de WSS.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige] woont, met een machtiging uithuisplaatsing, bij de vader.

De verzoeken en standpunten

De WSS
De WSS verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen met de resterende termijn van zes maanden. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf bij de vader te verlengen met de resterende termijn van zes maanden. Ter onderbouwing hiervan wijst de WSS op voornoemde schriftelijke update.
Op de zitting heeft de WSS verder naar voren gebracht dat de WSS niet op de hoogte was van het nieuwe verzoek van de moeder. Op dit moment is het niet in het belang van [minderjarige] om de zorgregeling verder uit te breiden. [minderjarige] geeft zelf aan dat zij geen behoefte heeft aan meer omgang met de moeder, maar ook de WSS ziet met name dat de momenten voor en na de omgang met de moeder onrustig zijn.
De moeder
Op de zitting is het de kinderrechter gebleken dat de moeder niet zozeer tegen verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen is, maar dat zij de maatregelen in een vrijwillig kader zou willen voortzetten. Zij vindt het goed dat [minderjarige] bij de vader woont. De moeder wil meer omgang met [minderjarige] , omdat zij bang is dat zij anders van elkaar zullen vervreemden. De huidige contactmomenten vindt zij te weinig. Zij is de moeder en [minderjarige] heeft er recht op om vaker met haar moeder te zijn. De moeder verzoekt de kinderrechter dan ook een omgangsregeling vast te stellen inhoudende dat de moeder [minderjarige] bij zich mag hebben:
  • iedere woensdag van 14.30 uur tot 18.30 uur;
  • om de week van zondagochtend 10.00 uur tot maandagochtend naar school.
De vader
Ook de vader is akkoord met verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Hij wil echter geen uitbreiding van de omgangsmomenten, omdat dat niet in het belang is van [minderjarige] . Het contact tussen de moeder en de vader is slecht. De moeder vertelt [minderjarige] dingen over de vader die niet waar zijn en de moeder houdt zich niet aan de omgangsafspraken.

De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
Uit voornoemde schriftelijke update van de WSS en wat op de zitting is besproken, is naar het oordeel van de kinderrechter gebleken dat wordt voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De moeder doet haar best en probeert de ondersteuning te aanvaarden om zo beter bij [minderjarige] en haar behoeftes aan te sluiten. Dat is niet altijd even makkelijk voor de moeder, maar het laatste half jaar heeft zij voldoende laten zien dat zij – op haar manier – profijt heeft van de geboden hulpverlening. Over het algemeen ervaart [minderjarige] de omgang met de moeder prettig en dat is een goed teken. De moeder is er echter nog niet en ondersteuning is nog steeds nodig. De moeder moet blijven beseffen dat zij goed moet blijven kijken naar de behoeftes van [minderjarige] en daar goed op moet inspelen. Daarnaast blijft een aandachtspunt dat de moeder zich stipt houdt aan gemaakte afspraken. Verder is het contact tussen de ouders nog steeds slecht. De ouders kunnen niet met elkaar communiceren over zaken die [minderjarige] aangaan en ook dat zorgt nog steeds voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Hoewel beide ouders aangeven dat zij hun best doen, lukt het hen niet om hun communicatie voldoende te verbeteren. Met name de moeder moet leren hoe zij zich als ouder dient te verhouden met de vader. Naar het oordeel van de kinderrechter is een verplicht kader dan ook nog steeds nodig.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW), voor de duur van drie maanden en het overige aanhouden. Over drie maanden zal de situatie opnieuw geëvalueerd worden. Daartoe zal de WSS een schriftelijke update opstellen met daarin een evaluatie over die periode van drie maanden. Deze update zal de WSS uiterlijk een week voor de zitting naar de rechtbank, de (advocaat van de) moeder en de vader toesturen.
Het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing zal worden afgewezen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] al een tijdje bij de vader woont en op de zitting is voldoende gebleken dat de moeder zich hier niet tegen verzet.
Zorgregeling
Het verzoek van de moeder tot uitbreiding en vastlegging van de omgangsregeling zal de kinderrechter aanhouden, eveneens voor de duur van drie maanden. Op de zitting is gebleken dat de WSS en de vader niet op de hoogte waren van dit verzoek van de moeder. De kinderrechter stelt de WSS en de vader daarom in de gelegenheid om zich alsnog over dit verzoek uit te laten. De komende periode van drie maanden dient daarin te worden meegenomen. De WSS dient de zienswijze op te nemen in de update die naar de rechtbank en procespartijen gezonden zal worden. De vader mag indien gewenst op de volgende zitting zijn zienswijze nader toelichten.
De kinderrechter beslist daarom als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 januari 2023 voor de duur
van drie maanden,
te weten tot 6 april 2023;
- verklaart deze beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
- houdt het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling
alsmede het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de zorgregeling (met
rekestnummer: C/13/726045 / JE RK 22/813 aan tot een nader
te bepalen tijdstip ter
terechtzitting van 28 maart 2023(zitting mr. A.K. Mireku);
- bepaalt dat de moeder, haar advocaat, mr. S. van Beers, de vader en de WSS tegen
voornoemde datum worden opgeroepen;
- wijst het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af;
Deze beslissing is mondelinge gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022 door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra-Bakker, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 december 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.