Op 2 december 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in de zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige, die momenteel bij de vader woont. De kinderrechter heeft de verzoeken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS) om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen met zes maanden in overweging genomen, evenals het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van Beers, heeft aangegeven dat zij meer omgang met de minderjarige wenst, terwijl de vader en de WSS zich hiertegen verzetten.
Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder niet tegen de verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen is, maar deze in een vrijwillig kader zou willen voortzetten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zich inspant om de geboden hulpverlening te aanvaarden, maar dat er nog steeds ondersteuning nodig is. De communicatie tussen de ouders is problematisch, wat een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige vormt. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, maar het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing is afgewezen, aangezien de minderjarige al geruime tijd bij de vader woont en de moeder zich hier niet tegen verzet.
Het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de zorgregeling is aangehouden voor drie maanden, zodat de WSS en de vader de gelegenheid krijgen om hun zienswijze te geven. De kinderrechter heeft de WSS opgedragen om een schriftelijke update te geven over de situatie van de minderjarige in de komende periode. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2022.