ECLI:NL:RBAMS:2022:7646

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
21/4341, 22/713, 22/714 en 22/715
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de categorisering van voertuigen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022, wordt het beroep van eiseres tegen vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting behandeld. Eiseres stelt dat haar voertuig, dat zij als bromfiets kwalificeert, geen parkeerbelasting verschuldigd is. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd op 29 april, 24 september, 19 oktober en 25 november 2021, en zijn door de heffingsambtenaar gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat het voertuig van eiseres zowel onder de categorie bromfiets als onder de subcategorie brommobiel valt. Volgens de Parkeerverordening 2013 van de gemeente Amsterdam zijn brommobielen wel parkeerbelasting verschuldigd wanneer zij op een fiscale parkeerplek staan. De rechtbank concludeert dat de EU-Verordening 168/2013 geen strijd oplevert met de heffing van parkeerbelasting, aangezien deze verordening niet van toepassing is op de heffing zelf. Eiseres had moeten nagaan of zij parkeerbelasting moest betalen, en het feit dat de importeur van het voertuig haar anders heeft voorgelicht, verandert hier niets aan. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de rechtmatigheid van de naheffingsaanslagen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/4341, 22/713, 22/714 en 22/715

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2022 in de zaken tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

( [gem.eiseres] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen vier naheffingsaanslagen parkeerbelasting.
1.2
Op 29 april 2021, 24 september 2021, 19 oktober 2021 en 25 november 2021 is aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Met vier bestreden uitspraken van 20 augustus 2022, tweemaal 31 januari 2022 en 1 februari 2022 op de bezwaren van eiseres heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3
Eiseres is in beroep gegaan tegen deze vier bestreden uitspraken. De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft de beroepen op 5 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Beoordeling door de rechtbank

2. Op 24 april 2021, 21 september 2021, 14 oktober 2021 en 20 november 2021 stond eiseres met haar voertuig op respectievelijk de [adres 1] , [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , terwijl eiseres geen parkeerbelasting had betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiseres vier naheffingsaanslagen opgelegd.
3.1
De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.2
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht eiseres parkeren met haar voertuig zonder dat zij parkeerbelasting hoefde te betalen?
4.1
Partijen verschillen van mening of het voertuig van eiseres behoort tot de categorie bromfiets (waarvoor geen parkeerbelasting hoeft te worden betaald) of tot de categorie brommobiel (waarvoor parkeerbelasting wel vereist is). Eiseres wijst ter onderbouwing van haar standpunt naar de EU-Verordening nr. 168/2013 [1] . Volgens eiseres is de Parkeerverordening 2013 van de gemeente Amsterdam in strijd met de EU-Verordening.
4.2
Het voertuig van eiseres is van het merk TOL, [type] en voert het [kenteken] . Het typegoedkeuringsnummer is [nummer] en de voertuigcategorie is (L2e-P). [2] Gelet op informatie op de website van de RDW kan uit voertuigcategorie L2e worden opgemaakt dat het voertuig van eiseres behoort tot de categorie bromfiets. [3] Dit volgt ook uit artikel 4, tweede lid, sub b, onder i van de EU-Verordening. In zoverre volgt de rechtbank het betoog van eiseres.
4.3
De heffingsambtenaar heeft het voertuig van eiseres aangemerkt als een brommobiel. De heffingsambtenaar heeft zich daarbij gebaseerd op artikel 1 van het RVV 1990. [4] In artikel 1 van het RVV 1990 staat dat onder een brommobiel wordt verstaan: een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Het voertuig van eiseres heeft drie wielen. Verder is gesteld noch gebleken dat het voertuig niet is voorzien van een carrosserie. Dat betekent dat de bromfiets van eiseres tevens behoort tot de gespecificeerde categorie brommobiel.
4.4.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder y, van de Parkeerverordening 2013 wordt onder motorvoertuigen verstaan: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen en fietsen met trapondersteuning, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen, doch met inbegrip van brommobielen. Hiermee geeft de Parkeerverordening dus aan dat brommobielen wel parkeerbelasting dienen te voldoen en dat eiseres dus gehouden was te betalen voor het parkeren van haar voertuig.
4.5
Van strijd met de EU-Verordening is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Zowel onder de EU-Verordening, de RVV 1990 als de Parkeerverordening 2013 valt het voertuig van eiseres onder de categorie bromfiets. De EU-Verordening noemt de subcategorie ‘brommobiel’ niet. De RVV 1990 en de Parkeerverordening 2013 kennen de subcategorie ‘brommobiel’ wel. Dat dit onderscheid wordt gemaakt voor de heffing van parkeerbelasting levert geen strijd op met de EU-Verordening, nu deze Verordening niet ziet op het heffen van parkeerbelasting. Het voertuig van eiseres is nog altijd een bromfiets, conform de EU-Verordening, maar daarnaast ook een brommobiel, conform de regels omtrent parkeerbelasting in Nederland en Amsterdam.
4.6
De rechtbank volgt het standpunt van eiseres, dat zij haar bromfiets overal mag parkeren, dus niet. De omstandigheid dat de importeur van de TOL eiseres anders heeft voorgelicht maakt dit niet anders. Het had op de weg van eiseres gelegen om na te gaan of zij voor het parkeren van haar voertuig in Amsterdam (of elders) parkeerbelasting is verschuldigd. Eiseres had dit op eenvoudige wijze op verweerders website na kunnen gaan, dan wel navraag kunnen doen bij verweerder.
4.7
Het voorgaande betekent dat eiseres geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats en parkeerbelasting moest betalen. Nu zij dit niet heeft gedaan, zijn de naheffingsaanslagen terecht aan eiseres opgelegd.
De hoogte van de naheffingsaanslagen
5.1
Eiseres voert verder aan dat de kosten van de naheffing disproportioneel zijn en gematigd dienen te worden. Het gaat om een uurtarief van € 4,50 en € 65,30 voor de naheffingsaanslag. Dit betekent een factor van 14,5 en dat is buitenproportioneel.
5.2
In de Gemeentewet staat dat het parkeertarief van minimaal één uur in rekening wordt gebracht. [5] In deze zaken is de heffingsambtenaar van één uur uitgegaan. Daarnaast brengt de heffingsambtenaar de kosten van de naheffingsaanslag in rekening. In de wet is hiervoor een maximum opgenomen. Van 1 januari 2021 tot 1 januari 2022 was dat maximum vastgesteld op € 65,30. [6] Dat is ook het bedrag dat aan eiseres is opgelegd. De hoogte van de naheffingsaanslag is dus conform de Gemeentewet berekend en daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet disproportioneel.

Conclusie en gevolgen

6.1
De naheffingsaanslagen zijn terecht aan eiseres opgelegd. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
6.2
Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers.
2.Volgens informatie op het kentekenbewijs en de website van de RDW.
3.De afkorting RDW staat voor Rijksdienst voor het Wegverkeer, thans Dienst Wegverkeer geheten.
4.De afkorting RVV staat voor Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
5.Zie artikel 234, derde lid, van de Gemeentewet.
6.Zie artikel 234, zesde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 3, eerste lid, van Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.