[persoon 7] , te betalen de som van € 1.900,- (negentienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 6] toe tot een bedrag van € 1324,67 (dertienhonderd vierentwintig euro en zevenenzestig eurocent) aan materiële schade en
€ 2.000,- (tweeduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van die schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 6] voornoemd, het toegewezen bedrag voor de helft te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 6] , te betalen de som van € 1324,67 (dertienhonderd vierentwintig euro en zevenenzestig eurocent) aan materiële schade en € 2.000,- (tweeduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van ontstaan van die schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] toe tot een bedrag van
€ 1.432,11 (veertienhonderd tweeëndertig euro en elf euro cent) aan materiële schade en
€ 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rent daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 5] voornoemd, het toegewezen bedrag voor de helft te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[persoon 5] , te betalen de som € 1.432,11 (veertienhonderd tweeëndertig euro en elf euro cent) aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rent daarover vanaf het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Mireku, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2022.