ECLI:NL:RBAMS:2022:7629

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
22/3007
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen met korting en vrijwillige verzekering voor volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Kroatische, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank waarin haar AOW-pensioen met een korting van 52% was toegekend, later aangepast naar 40%. Eiseres betwistte de korting en stelde dat zij ook na 1 januari 2006 premies voor de volksverzekeringen had betaald, waardoor zij vrijwillig verzekerd zou moeten zijn voor de AOW. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd dat zij in de relevante periode premies had betaald. De rechtbank concludeerde dat de Sociale verzekeringsbank terecht had besloten dat eiseres niet als vrijwillig verzekerd kon worden aangemerkt voor de AOW. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding voor proceskosten ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , Kroatië, eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. J.G. Starreveld).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2021 (primair besluit) heeft verweerder met ingang van 17 januari 2021 aan eiseres een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend met toepassing van een korting van 52%.
In het besluit van 17 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder met ingang van 17 januari 2021 de op het AOW-pensioen van eiseres toegepaste korting aangepast naar 40%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Overwegingen

1. Eiseres is op [geboortedatum] 1954 geboren. Zij is op 2 september 1976 vanuit toenmalig Joegoslavië in Nederland komen wonen en heeft van 6 december 1976 tot en met 20 april 1984 gewerkt in Nederland. Aansluitend heeft eiseres een uitkering op de grond van de Ziektewet en een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen tot en met 16 januari 2021. Eiseres is na de beëindiging van haar werkzaamheden in 1984 met behoud van haar uitkering teruggekeerd naar Kroatië.
2. Eiseres was voor het AOW-pensioen verzekerd vanaf het moment dat zij is gaan werken in Nederland, dus vanaf 6 december 1976. In de jaren 1984 tot en met 1999 was eiseres op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring van verzekerden verzekerd voor het AOW-pensioen. Niet in geschil is dat eiseres vanaf 1 januari 2000 niet meer verplicht verzekerd is voor haar AOW-pensioen.
3. Verweerder heeft eiseres in het besluit van 11 mei 2022 over de kalenderjaren 2000 tot en met 2005 aangemerkt als vrijwillig verzekerd voor de AOW omdat in die kalenderjaren ten onrechte premies voor de volksverzekeringen zijn ingehouden op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres.
Standpunten van eiseres
4. Eiseres geeft aan dat zij tot 2021 ervan overtuigd is geweest dat de betalingen vanuit haar WAO-uitkering juist waren. Aangezien er in de jaren 2000 tot en met 2005 per abuis premies zijn betaald en deze betalingen hebben geleid tot vrijwillige verzekering over die jaren, moeten volgens eiseres ook de premiebetalingen over de jaren daarna leiden tot vrijwillige verzekering. De rechtbank maakt hieruit op dat eiseres aanvoert dat zij ook in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 16 januari 2021 premies voor de volksverzekeringen heeft betaald en dus ook over die periode als vrijwillig verzekerd moet worden aangemerkt.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij ook in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 16 januari 2021 premies voor de volksverzekeringen heeft betaald. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt specificaties van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering en jaaropgaven overgelegd. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat hieruit niet blijkt dat over de jaren vanaf 2006 premies zijn betaald voor de volksverzekeringen. Op de specificaties staat geen inhouding van premies voor volksverzekeringen vermeld. Op de jaaropgaven van 2000 tot en met 2005 staat code premie volksverzekeringen 7 vermeld. Op de jaaropgave van 2006 staat code premie volksverzekeringen 5 vermeld. Op de jaaropgaven voor de jaren erna staat geen code premie volksverzekeringen vermeld, maar een UWV code L02. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat code 7 staat voor een combinatie van loonheffing en premie volksverzekeringen en dat code 5 betekent dat de heffing uitsluitend uit loonbelasting bestaat. De hoogte van de ingehouden bedragen daalt substantieel vanaf het jaar 2006. Zo is de loonheffing in 2005 € 1.574,- en in 2006 € 245,-. Op basis hiervan acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiseres in de jaren vanaf 2006 premies voor de volksverzekeringen heeft betaald. Verweerder heeft eiseres terecht over de jaren vanaf 2006 niet aangemerkt als vrijwillig verzekerd.
6. Het beroep van eiseres slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rodriguez Galvis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van 't Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.