ECLI:NL:RBAMS:2022:762

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
21/6665
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om toestemming voor tenuitvoerlegging van straffen opgelegd in Hongarije

Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming voor de tenuitvoerlegging van straffen die zijn opgelegd in Hongarije. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op 13 december 2021, naar aanleiding van een verzoek van de rechter in Penitentiaire zaken van het Hoofdstedelijk Gerechtshof van Boedapest. De overgeleverde persoon, geboren in 1974 en thans gedetineerd in Hongarije, had eerder verklaard dat hij niet afzag van de toepassing van het beginsel van specificiteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken tijdens een verhoor op 27 juli 2021. De rechtbank concludeert dat de voorhanden zijnde stukken toereikend zijn om een beslissing te nemen, met volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en toestemming verleend voor de tenuitvoerlegging van de straffen van respectievelijk één jaar en vier maanden en één jaar en elf maanden, die de opgeëiste persoon nog moet voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

RK-nummer: 21/6665
Datum beslissing: 6 januari 2022
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 13 december 2021, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor de tenuitvoerlegging van straffen die zijn opgelegd voor feiten die vóór het tijdstip van de overlevering zijn begaan en waarvoor de betrokkene niet is overgeleverd, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door de rechter in Penitentiaire zaken van het Hoofdstedelijk Gerechtshof van Boedapest (Hongarije) op 13 oktober 2021 en betreft:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] (Hongarije),
thans gedetineerd in Hongarije,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
Op 20 december 2021 heeft de rechtbank Amsterdam de volgende vraag voorgelegd aan de officier van justitie:
“Uit het dossier volgt dat de betrokkene op 27 juli 2021 door een Hongaarse rechter is gehoord. In het proces-verbaal staat onder meer:
“The Judge will then present the request No. XX-NBEJFO/1744/2021. of the International Criminal Law Department of the Ministry of Justice.”
De betrokkene – die niet is bijgestaan door een advocaat – heeft onder meer verklaard:
“I do not waive the application of the principle of specificity.”
De rechtbank verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag voor te leggen of de betrokkene feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot onderhavig verzoek tot toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876 (punt 63).”
Op 21 december 2021 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende medegedeeld:
“The Ministry of Justice of Hungary acting as central authority presents its compliments to the Public Prosecutor's Office in Amsterdam and has the honor to inform you, that at the hearing the subject had the opportunity to make known all his comments and objections with regard to the present request for consent.
At the hearing he stated what is contained in the protocol. The statement in it is unusually long as to what we experience in these cases; most of the times they just prefer to state that they do not renounce the application of the rule of specialty, but in this case the subject commented extendedly about his opinion. Everything that he expresses, states or says at the hearing is taken into the protocol so as to have it in writing.
The Ministry of Justice of Hungary avails itself of this opportunity to express the assurances of its highest consideration.”
Bij het hiervoor genoemde verhoor door de Hongaarse rechter op 27 juli 2021 heeft de overgeleverde persoon onder meer ook het volgende verklaard:
“I am currently serving 1 year and 5 months in prison. I was handed over to Hungary to serve this sentence, the sentence of l year and 4 months is still to be executed, and with this sentence I was ordered to serve the sentence of 1 year and 11 months suspended for a probation period of 3 years. Apart from these, I have no other penalties awaiting execution.
I do not waive the application of the principle of specificity.
We moved to the Netherlands with my family 10 years ago and I also have a Dutch lawyer. lt’s only 9 years on paper, and that's unfortunate now because I would have gotten Dutch citizenship after 10 years.
I was in extradition custody for 3 months from 10 March 2021 to 10 June 2021 and I would like this to be included in the length of the sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken (vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63). De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen. [1]
Uit het EAB volgt dat het gaat om twee straffen van respectievelijk één jaar en vier maanden, en één jaar en elf maanden. De opgeëiste persoon dient de straffen nog geheel te voldoen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor tenuitvoerlegging van de straffen van
[opgeëiste persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 6 januari 2022 door
mr. M van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.T. de Vries en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters griffier.

Voetnoten

1.HvJ EU 26 oktober 2021, C-428/21 PPU en C-429/21 PPU, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63-68.