In deze zaak vordert de vennootschap onder firma Azor V.O.F., vertegenwoordigd door haar gemachtigde Koning en De Raadt B.V., betaling van onbetaalde facturen door de gedaagde, die als aannemer fungeert. Azor heeft in 2021 stucwerkzaamheden uitgevoerd voor de gedaagde en heeft hiervoor twee facturen gestuurd, waarvan een deel is voldaan en een aanzienlijk bedrag onbetaald is gelaten. De gedaagde erkent de vordering, maar stelt dat er gebreken zijn in het geleverde werk en heeft daarom herstelkosten gemaakt die hij in mindering wil brengen op de facturen van Azor. De rechtbank oordeelt dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet eenvoudig te beoordelen is, omdat er onvoldoende bewijs is geleverd om de aansprakelijkheid van Azor vast te stellen. De kantonrechter wijst erop dat de gedaagde Azor de gelegenheid had moeten geven om eventuele gebreken te herstellen, wat niet is gebeurd. Hierdoor faalt het beroep op verrekening. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Azor toewijsbaar is en veroordeelt de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de nakosten, met de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en hij niet binnen veertien dagen aan het vonnis voldoet.