ECLI:NL:RBAMS:2022:7587

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
AMS 22/5456
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing WIA-uitkering op basis van vermoedens van gefingeerd dienstverband

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een Amsterdamse vrouw, had bezwaar gemaakt tegen de schorsing van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het UWV had haar uitkering per 1 oktober 2022 geschorst vanwege een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan haar toegekende uitkering, waarbij vermoedens bestonden dat haar dienstverband bij Dictum Services B.V. gefingeerd zou zijn.

De verzoekster had zich op 2 december 2019 ziekgemeld en op 9 september 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, welke op 29 november 2021 was toegekend. Het UWV had echter een melding ontvangen van de FIOD, wat leidde tot het onderzoek naar haar dienstverband. Tijdens de zitting op 29 november 2022 heeft de gemachtigde van het UWV toegelicht dat er twijfels bestonden over de echtheid van het dienstverband, onder andere omdat verzoekster een hoog jaarinkomen had en geen Nederlands sprak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende grondslag was voor het vermoeden van een gefingeerd dienstverband en dat het UWV terecht de schorsing van de uitkering had doorgevoerd. De verzoekster had niet voldoende bewijs geleverd om het vermoeden te weerleggen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de schorsing van de uitkering in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5456

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 december 2022 in de zaak tussen

[verzoekster], te [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeksters uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 oktober 2022 geschorst in verband met een onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan verzoekster toegekende uitkering.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Verzoekster heeft zich op 2 december 2019 ziekgemeld voor haar werk als schoonmaakster bij Dictum Services B.V. Op 9 september 2021 heeft zij een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend.
1.2.
Bij besluit van 29 november 2021 heeft verzoekster een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend gekregen.
1.3.
Op 12 september 2022 is verzoekster uitgenodigd voor een gesprek bij de afdeling Handhaving. Dit gesprek heeft geen doorgang gevonden. Met de brief van 29 september 2022 heeft verweerder verzoekster gevraagd om contact op te nemen op 3 oktober 2022. Op 5 oktober 2022 is er contact geweest tussen verzoekster en verweerder. Op 24 oktober 2022 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de themaonderzoeker van de afdeling Handhaving en verzoekster met haar advocaat (een andere dan haar gemachtigde). De inhoud van dit gesprek is opgenomen in het verslag van 4 november 2022. Verweerder heeft dit verslag ter zitting willen overleggen, maar dat stuitte op bezwaren bij verzoekster. De gemachtigde van verweerder heeft vervolgens op zitting enkele passages uit dit verslag voorgelezen.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de WIA-uitkering geschorst per 1 oktober 2022 omdat verweerder onderzoek doet naar het dienstverband van verzoekster bij werkgever Dictum Services B.V. Verweerder onderzoekt of het dienstverband dat verzoekster had bij Dictum Services B.V. een gefingeerd dienstverband was. De aanleiding van het onderzoek is een melding van de FIOD. Het onderzoek van de afdeling Handhaving loopt nog.
Standpunt verzoekster
3. Verzoekster voert aan dat het bestreden besluit berust op een onjuiste feitelijke en juridische grondslag. Zij meent dat er geen gegrond vermoeden voor een gefingeerd dienstverband bestaat. Niet gebleken is van duidelijke aanwijzingen en zij is onbekend met de redenen waarom getwijfeld wordt aan haar dienstverband.
Toelichting verweerder op de zitting
4. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting toegelicht dat verweerder het vermoeden heeft dat verzoekster nooit heeft gewerkt bij Dictum Services B.V. en alleen op de loonlijst heeft gestaan. Dat vermoeden is onder meer gebaseerd op de telefonische melding van het FIOD. Verweerder heeft op de zitting verklaard dat de melding specifiek ziet op verzoekster en niet enkel in zijn algemeenheid op het bedrijf Dictum Services B.V, zoals verzoekster stelt. Verder weegt verweerder mee dat verzoekster blijkens de stukken het hele jaar (52 weken) 50 uur per week als schoonmaakster zou hebben gewerkt, zij naar het buitenland is vertrokken zonder dit te vermelden en zij de moeder is van de directeur groot aandeelhouder van Dictum Services B.V, te weten [naam] . [naam] is opgegeven als contactpersoon voor verzoekster. Verweerder acht in dit kader van belang dat verzoekster in het verleden ook heeft gesteld bij haar zoon [naam] te hebben gewerkt bij schoonmaakbedrijf HBS. Zij heeft destijds ten onrechte een WW-uitkering ontvangen, omdat zij niet in een arbeidsverhouding bij schoonmaakbedrijf HBS werkzaam was. Verzoekster verwierf namelijk een opvallend hoog jaarinkomen (meer dan tweemaal een modaal inkomen), wat niet in reële verhouding was tot de functie van schoonmaakster. Verzoekster spreekt geen Nederlands en is analfabeet. Volgens verweerder is Dictum Service B.V. de opvolger van HBS.
Beoordeling voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Op grond van artikel 67, tweede lid, van de WIA, schort het UWV de betaling van de uitkering op of schorst het de betaling, indien het op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat het recht op uitkering niet of niet meer bestaat.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er voor verweerder voldoende grondslag bestaat voor het vermoeden dat verzoeksters dienstverband bij Dictum Services B.V. gefingeerd is en dat dit nader onderzoek behoeft. Het vermoeden is gebaseerd op een FIOD melding en het verleden van verzoekster. Uit de voorgelezen passages uit het verslag komt naar voren dat de FIOD melding op verzoekster zelf ziet. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder terecht het verleden van verzoekster bij zijn besluitvorming heeft mogen betrekken. Verzoekster heeft niet weersproken dat Dictum Service B.V. de opvolger van HBS en dat zij bij beide bedrijven voor haar zoon [naam] heeft gewerkt.
7.2.
Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd maakt niet dat op voorhand kan worden geoordeeld dat het vermoeden onterecht is. Nader onderzoek moet een en ander uitwijzen. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat verzoekster op 24 oktober 2022 bij verweerder op gesprek is geweest en hierbij de gelegenheid heeft gehad om uitleg te geven over de situatie. De voorzieningenrechter heeft begrepen dat verzoekster toen geen antwoord heeft willen geven op de gestelde vragen.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er gelet op het voorgaande op dit moment voldoende reden om de uitkering te schorsen, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.