Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Duits overleveringsverzoek voor de vervolging van een opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een terugkeergarantie is verstrekt en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De detentieomstandigheden in Duitsland zijn beoordeeld en de rechtbank heeft geen algemeen gevaar aangenomen voor gedetineerden die de Duitse taal niet beheersen en gespecialiseerde gezondheidszorg nodig hebben. De overlevering wordt toegestaan.
De zaak betreft een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, en is behandeld op een openbare zitting op 8 februari 2022. De opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, is bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) beoordeeld. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbare feiten volgens Duits recht, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan krijgen.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende is. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat er een reëel gevaar is voor schending van de rechten van de opgeëiste persoon na overlevering, maar de rechtbank heeft dit verweer niet onderbouwd geacht. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering en deze is toegestaan.