In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling van een auto en het medeplegen van een woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de heling van de auto, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist of had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. De verdachte had verklaard de auto te hebben geleend en was in het bezit van een autosleutel.
Wat betreft de woninginbraak, heeft de rechtbank geoordeeld dat er wel voldoende bewijs was voor het medeplegen van de inbraak. De verdachte had samen met een kennis de woning betreden en goederen weggenomen, waaronder een laptop en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededader om de inbraak te plegen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft benadrukt dat woninginbraak een ernstig feit is dat gevoelens van onveiligheid bij de bewoners teweegbrengt.