ECLI:NL:RBAMS:2022:7535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
13/216580-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak heling van auto en veroordeling voor medeplegen van woninginbraak met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling van een auto en het medeplegen van een woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de heling van de auto, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist of had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. De verdachte had verklaard de auto te hebben geleend en was in het bezit van een autosleutel.

Wat betreft de woninginbraak, heeft de rechtbank geoordeeld dat er wel voldoende bewijs was voor het medeplegen van de inbraak. De verdachte had samen met een kennis de woning betreden en goederen weggenomen, waaronder een laptop en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededader om de inbraak te plegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft benadrukt dat woninginbraak een ernstig feit is dat gevoelens van onveiligheid bij de bewoners teweegbrengt.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/216580-22
Datum uitspraak: 22 november 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen op tegenspraak naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Petkovic, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich – kort gezegd –schuldig heeft gemaakt aan
1. heling van een auto in de periode van 25 tot en met 26 augustus 2022 te Amsterdam en/of Beverwijk;
2. het medeplegen van een woninginbraak aan de [adres] te Amsterdam, waarbij een laptop, een bronzen beeldje, sieraden, koptelefoons, sleutels, een harde schijf, papieren bescheiden en/of bankpassen zijn weggenomen in de periode van 5 tot en met 7 mei 2022 te Amsterdam.
De tekst van de tenlastelegging is volledig opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

Feit 1: heling
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van heling van de auto.
Verdachte is op 26 augustus 2022 rond 12:00 uur op de A9 in Amsterdam aangehouden als bestuurder van een [auto] met [kenteken] . Volgens de aangifte is deze auto kort daarvoor gestolen, namelijk tussen 25 augustus 2022 om 08:00 uur en 26 augustus 2022 om 08:30 uur in Beverwijk. Echter, niet kan worden aangenomen dat verdachte wist, of had moeten vermoeden dat de auto gestolen was. Verdachte verklaart de auto te hebben geleend en was in het bezit van een autosleutel.
Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde heling.
Feit 2: woninginbraak
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om het medeplegen van de woninginbraak bewezen te verklaren. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte een ondergeschikte rol had bij de woninginbraak.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak aan de [adres] te Amsterdam in de periode van 5 tot en met 7 mei 2022 in Amsterdam.
De bewoners van de [adres] in Amsterdam verklaren in hun aangifte dat zij van 29 april 2022 tot en met 7 mei 2022 rond 22:30 uur op vakantie waren. Tijdens hun vakantie is de schoonmaakster op 5 mei 2022 nog tot ongeveer 13:00 uur in de woning geweest. De woning is toen in goede orde achtergelaten. Bij terugkomst van vakantie zagen de bewoners dat de hele woning overhoop was gehaald en was doorzocht. Uit hun woning zijn de volgende goederen weggenomen: een Apple IMAC (laptop), een bronzen beeldje, een gouden ketting, een zilveren armband, twee koptelefoons, enkele juwelen, enkele sleutels, een harde schijf, papieren bescheiden en diverse bankpassen.
Ter zitting van 22 november 2022 heeft verdachte verklaard dat hem door een kennis aangeboden is dat hij geld kon verdienen met een woninginbraak. Deze kennis vertelde dat die kans op inbraak zich voordeed bij de [adres] in Amsterdam, omdat de bewoners de betreffende avond niet thuis zouden zijn. Samen met deze kennis is verdachte naar de woning gegaan. Verdachte zag dat de kennis een rugzak met gereedschap bij zich droeg. De kennis sprong over een muurtje en verdachte ging op een bankje voor de woning zitten, wachtend op een seintje van zijn kennis. Vanuit de woning heeft de kennis de voordeur voor verdachte geopend. Verdachte is vervolgens de woning binnengegaan en heeft geholpen de gestolen spullen in tassen de woning uit te dragen. Voor zijn diensten heeft verdachte een bedrag van € 1.000,- betaald gekregen. Als zijn kennis de gestolen spullen zou verkopen, zou verdachte nog meer geld krijgen.
Ter plaatste heeft de politie waargenomen dat de achterdeur was geforceerd en ontzet. Op de deurpost ziet de politie braaksporen, passend bij een breekijzer en een schroevendraaier.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn kennis om de woninginbraak te plegen. Dus kan medeplegen van de woninginbraak worden bewezen.

5.Het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode 5 tot en met 7 mei 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, te weten de [adres] te Amsterdam, alwaar zij, verdachte en zijn mededader, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een Apple IMAC, een bronzen beeldje, één gouden ketting, een zilveren armband, twee koptelefoons, enkele juwelen, enkele sleutels, een harde schijf, papieren bescheiden en diverse bankpassen, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 1] toebehoorden, hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zij, verdachte en zijn mededader, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het inbreken in een woning is een kwalijk feit, waardoor het veiligheidsgevoel van de bewoners volledig weg kan zijn. Verdachte heeft hier ook nog geld mee verdiend. In het verleden is verdachte eerder veroordeeld voor vermogensfeiten. De reclassering schrijft in het rapport dat het leven van verdachte niet stabiel is en dat er twijfels zijn over zijn toekomstplannen. Omdat verdachte die twijfels niet met een duidelijke uitleg wegneemt, is er een waarschuwing nodig in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel om verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van dit soort strafbare feiten.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft ook in het kader van de strafmaat bepleit dat verdachte een ondergeschikte rol had bij de woninginbraak. Zij heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen, als stok achter de deur voor verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Woninginbraak is een naar feit, wat niet alleen overlast voor de bewoners tot gevolg heeft, maar ook gevoelens van angst opwekt. Na een inbraak voelen bewoners zich in hun eigen huis vaak niet meer veilig. De rechtbank rekent het verdachte dan ook aan dat hij zich hiermee heeft ingelaten.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 oktober 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van diefstallen. Dit weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte, omdat de eerder opgelegde straffen hem niet hebben weerhouden van het plegen van een nog zwaardere diefstal dan de recente fietsendiefstallen, namelijk een woninginbraak samen met een ander.
De reclassering heeft het risico op herhaling ingeschat als hoog. Zij hebben twijfels over de woonsituatie, de dagbesteding en het inkomen van verdachte. Omdat het verblijf van verdachte in Nederland onduidelijk is en verdachte zelf geen hulpvraag heeft, ziet de reclassering geen mogelijkheden hem te begeleiden met een reclasseringstoezicht.
Alles overwegende, acht de rechtbank passend: een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zeven (7) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat
een gedeelte, groot
drie (3) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2022.
[...]