ECLI:NL:RBAMS:2022:7534

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
13/053481-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging in hotelkamer

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een slachtoffer in een hotelkamer. De feiten vonden plaats op 28 februari 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer in haar hotelkamer overviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met geweld hebben bedreigd en haar goederen hebben afgenomen, waaronder een identiteitskaart, een tas en een geldbedrag van € 200,-. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vijf jaar had geëist, in overweging genomen, maar besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn eerdere strafbare feiten en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/053481-22
Parketnummer vordering tul: 09/837038-20
Datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Casteleijns en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W. van Vliet naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal van een identiteitskaart, een tas, een geldbedrag van € 200,- en een toegangspas van hotel [naam hotel] van [slachtoffer] op 28 februari 2022 te Amsterdam, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] ;
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen.
De diefstal met geweld tegen [slachtoffer] door verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] kan worden bewezen. De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van de portier van hotel [naam hotel] , het proces-verbaal van de verbalisanten ter plaatse, de camerabeelden van het hotel en de aangetroffen dactyloscopische en DNA-sporen. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [slachtoffer] . [medeverdachte] en [verdachte] hebben zich op hun zwijgrecht beroepen, terwijl de feiten om uitleg vragen. Daarom kan ik niet anders concluderen dan dat [medeverdachte] en [verdachte] de mannen waren die in de hotelkamer zijn geweest en [slachtoffer] met geweld van haar spullen hebben beroofd. Uit een tapgesprek blijkt dat [medeverdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ). [slachtoffer] heeft verklaard dat zij een afspraak had gemaakt met een man die van voornoemd telefoonnummer gebruik heeft gemaakt. Een telefoon met dit telefoonnummer is bij [medeverdachte] aangetroffen. Verder zijn [medeverdachte] en [verdachte] op de camerabeelden herkend. Ook is er een vingerafdruk van [verdachte] in de hotelkamer gevonden en zijn er van beide verdachten DNA-sporen in de kamer aangetroffen. Het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen, omdat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Beide verdachten hebben geweld gebruikt tegen [slachtoffer] en hun rollen waren inwisselbaar. Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering, waarbij [medeverdachte] en [verdachte] beiden een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde feit. Wel voert hij aan dat de door [slachtoffer] genoemde forse geweldshandelingen niet passen bij het letsel van [slachtoffer] en dat dit moet worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op basis van de aangifte van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat zij op 28 februari 2022 op haar hotelkamer in hotel [naam hotel] in Amsterdam door twee mannen is overvallen. [slachtoffer] had via [website] met een man afgesproken. De man stuurde met het telefoonnummer * [nummer] sms-berichten om te laten weten dat hij was aangekomen. [slachtoffer] heeft de man en een vriend van hem bij de ingang van het hotel opgehaald. Zij is vervolgens met de twee mannen, NN1 en NN2, naar haar hotelkamer gegaan. De mannen hebben een sigaret gerookt. [slachtoffer] heeft tegen de mannen gezegd dat ze weg moesten gaan, omdat ze geen geld hadden. NN2 pakte toen een mes uit zijn jaszak en drukte dit mes tegen haar nek. NN2 zei: “Geef mij alles wat je hebt, geef me je geld” of woorden van gelijke strekking. Op datzelfde moment is [slachtoffer] door NN2 geslagen en geschopt. [slachtoffer] werd vervolgens ook door NN1 mishandeld. Ze kreeg vuistslagen in haar gezicht. [slachtoffer] heeft zichzelf met haar hand verweerd toen NN2 een mes naar haar toe stak. Op een gegeven moment heeft NN2 een internet- en/of telefoonkabel gepakt en deze om de nek van [slachtoffer] gedaan. [slachtoffer] kon de kabel van haar nek trekken, maar daaropvolgend heeft NN2 de kabel om haar handen gebonden. Toen [slachtoffer] vastgebonden zat, bleven de mannen doorslaan in haar gezicht, op haar armen en tegen haar lichaam. Hierna hebben ze een identiteitskaart op naam van [slachtoffer] , een tas, een geldbedrag van € 200,- en de pas van de hotelkamer 108 van hotel [naam hotel] van [slachtoffer] weggenomen. [2]
Op basis van de aangifte, de bijgevoegde foto’s en de waarneming van de verbalisanten stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] door het geweld een snijwondje in haar hand heeft opgelopen, een striem in haar nek, een bloedneus, een tand door haar lip en een verwonding aan haar oog. [3] [4]
Uit een technische actie is gebleken dat [medeverdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer * [nummer] . [5] Op de beelden van de bewakingscamera’s van hotel [naam hotel] is te zien dat [slachtoffer] twee mannen meeneemt naar haar hotelkamer en dat de twee mannen korte tijd later haar kamer verlaten en de trap afrennen in de richting van de in-/uitgang van het hotel. [6]
Een verbalisant herkent [medeverdachte] als de verdachte zonder petje en hij vindt dat de verdachte met petje sterke gelijkenis vertoont met [verdachte] . [7] Na hun aanhouding is in de fouillering van [verdachte] een pasje van hotel [naam hotel] met daarop nummer 108 aangetroffen. [8] Onder [medeverdachte] is een telefoon met het telefoonnummer * [nummer] aangetroffen. [9]
Er is een vingerafdruk op de iPad, die in de hotelkamer lag, aangetroffen. [10] Het onderzoek daarnaar heeft geleid tot de individualisatie van [verdachte] . [11]
Uit het DNA-onderzoek naar de sporen op het telefoonsnoer volgde een match met [verdachte] . Daarnaast volgde uit het DNAonderzoek naar de sporen op de twee sigaretten uit de vuilnisbak in de hotelkamer een match met [medeverdachte] en [verdachte] . [12] [13]
3.3.2.
De bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Daarnaast kan het tenlastegelegde medeplegen worden bewezen, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
Uit de camerabeelden blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk het hotel en de hotelkamer van [slachtoffer] binnengaan. [slachtoffer] heeft verklaard dat beide verdachten geweld tegen haar hebben gebruikt en dat ze de goederen hebben weggenomen. Vervolgens hebben [medeverdachte] en [verdachte] de hotelkamer gezamenlijk verlaten en zijn zij richting de in-/uitgang van het hotel gerend. Beide verdachten hebben dus een wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het feit geleverd. Daarnaast vindt de rechtbank dat de rollen van de verdachten onderling inwisselbaar zijn geweest.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 28 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een identiteitskaart op naam van [slachtoffer] en
- een tas en
- een geldbedrag van 200 euro en
- een toegangspas van hotel [naam hotel] , kamer 108,
toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- een mes aan [slachtoffer] hebben getoond en tegen de nek/hals van [slachtoffer] hebben gedrukt en
- met een mes in de richting van het lichaam van [slachtoffer] een stekende beweging hebben gemaakt en
- meermalen [slachtoffer] tegen het gezicht en de armen, althans het lichaam, hebben geslagen en gestompt en
- meermalen [slachtoffer] tegen het lichaam hebben getrapt en
- een voorwerp, te weten een internet- en/of telefoonkabel, bij [slachtoffer] om de hals/nek hebben gedaan en
- de handen van [slachtoffer] met een voorwerp, te weten een internet- en/of telefoonkabel, hebben vastgebonden en
- daarbij hebben gezegd: “Geef mij alles wat je hebt, geef me je geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezengeachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast en dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Zij heeft een gevangenisstraf van vijf jaar geëist. De diefstal vond plaats in een hotelkamer waar aangeefster op dat moment verbleef, waardoor die hotelkamer is te vergelijken met een woning. Voor een diefstal met geweld in een woning gaan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie uit van een gevangenisstraf van drie jaar. Omdat sprake is van recidive is het uitgangspunt op basis van de richtlijnen vijfeneenhalfjaar gevangenisstraf. In de strafeis is de jeugdige leeftijd van [verdachte] echter in zijn voordeel meegewogen. Er wordt afgezien van het vorderen van een maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs), omdat het onduidelijk is of [verdachte] een stoornis in de geestvermogens heeft.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de geëiste gevangenisstraf te matigen. Er moet niet worden gekeken naar de oriëntatiepunten die Nederlandse strafrechters hebben opgesteld voor een woningoverval, omdat de situatie beter kan worden vergeleken met een winkeloverval. Omdat [slachtoffer] zich in de hotelkamer prostitueerde, is namelijk sprake van een overval op een werkplek. Daarnaast dient er inderdaad geen tbs te worden opgelegd, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een stoornis in de geestvermogens bij [verdachte] vast te stellen. Bovendien is er nog een alternatief voor de tbs-maatregel, aangezien de reclassering tot het opleggen van bijzondere voorwaarden heeft geadviseerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Uit het dossier volgt dat er met [slachtoffer] een afspraak voor seks tegen betaling is gemaakt. Vervolgens is [slachtoffer] in haar hotelkamer door [verdachte] en [medeverdachte] aangevallen. Verdachten hebben misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer als sekswerker. Tijdens de overval hebben zij fors geweld gebruikt. Ze hebben [slachtoffer] geslagen, gestompt, geschopt en met een mes bedreigd. Toen [slachtoffer] zich probeerde te verweren, hebben ze haar ook nog vastgebonden. [slachtoffer] heeft hieraan fysiek letsel overgehouden. Ze had een verwonding en verdikking aan haar rechteroog, een bloedneus, een striem in haar hals, een snijwondje op haar hand en een tand door haar lip. Zij heeft verklaard dat zij tijdens de overval erg bang was. In een telefoongesprek met de politie op 29 juli 2022 heeft [slachtoffer] verklaard dat ze nog steeds droomde over wat er was gebeurd. Op 28 september 2022 mailde ze de politie dat het mentaal niet goed met haar gaat. [verdachte] heeft met zijn gedrag getoond dat hij op geen enkele manier rekening heeft gehouden met die ernstige gevolgen voor [slachtoffer] . Dit soort gewelddadige overvallen veroorzaakt behalve bij slachtoffers ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door reclasseringswerker [naam 1] opgestelde adviesrapportage van Reclassering Nederland van 13 oktober 2022. Hierin is gerapporteerd dat [verdachte] zichzelf beschrijft als een jongen die jarenlang in instellingen heeft gezeten met antisociale jongeren en zodoende geen goed voorbeeld heeft gehad. Volgens de reclassering lijkt hij door zijn sociale omgeving makkelijk te verleiden tot het plegen van strafbare feiten, maar lijkt hij de keuze om mee te gaan ook wel bewust te maken. Nu hij een periode vast heeft gezeten, heeft hij gezegd het anders te willen gaan doen en zich met de steun van zijn moeder en vriendin weer te willen richten op de toekomst. [verdachte] beschrijft ook een bepaalde vorm van hulpverleningsmoeheid. De reclassering vindt het van belang om [verdachte] te steunen en te begeleiden in het maken van de juiste keuzes, maar ook een beroep te doen op zijn zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid. Een plan van aanpak met bijzondere voorwaarden wordt geadviseerd. Deze bijzondere voorwaarden zouden moeten bestaan uit een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding, meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met de medeverdachte en met het slachtoffer, het volgen van een opleiding en het niet verhuizen zonder toesteming. Verder wordt geadviseerd tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
Op de zitting van 4 november 2022 heeft voornoemde reclasseringswerker ter aanvulling op het rapport van 13 oktober 2022 verklaard dat de reclassering wil inzetten op systeemtherapie, omdat [verdachte] een groot steunend sociaal netwerk om zich heen heeft. Ondanks het mislukken van eerdere behandeltrajecten, wil de reclassering [verdachte] vanwege zijn jeugdige leeftijd nog een kans geven. Daarom heeft de reclassering een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 14 juli 2022, opgemaakt door de psychiater T. den Boer en psycholoog A. Witvliet. [verdachte] heeft zijn medewerking aan de rapportage geweigerd. Op basis van de observaties in het Pieter Baan Centrum zijn geen aanknopingspunten gevonden voor een op de voorgrond staande psychopathologie, zoals een stemmingsstoornis of een psychotische stoornis. Ook zijn er geen aanwijzingen voor een problematisch interactioneel of sociaal functioneren. De in een eerdere rapportage geconstateerde autismespectrumstoornis wordt niet opgemerkt in het algemeen functioneren van [verdachte] ten tijde van dit onderzoek. Dit sluit een (subtiele) vorm van een dergelijke stoornis niet uit, maar [verdachte] wordt hier binnen de overzichtelijke context van het Pieter Baan Centrum niet door beperkt. De gedragsproblemen en toenemende contacten met justitie wijzen mogelijk in de richting van een antisociale persoonlijkheidsontwikkeling. Onderzoekers hebben echter onvoldoende zicht gekregen op de aspecten die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van [verdachte] en op zijn huidige persoonlijkheidsconstellatie. De onderzoekers komen tot de conclusie dat zij, door de weigering van [verdachte] om mee te werken aan het onderzoek, de beperkt beschikbare en wisselende informatie en zijn stabiele actuele functioneren in het Pieter Baan Centrum, onvoldoende zicht hebben op zijn psychisch functioneren en op eventuele tekorten en problemen binnen relevante psychische domeinen en functies.
Op de zitting van 4 november 2022 hebben voornoemde psychiater en psycholoog in aanvulling op hun rapport van 14 juli 2022 naar voren gebracht dat zij de diagnoses in eerdere rapportages (ADHD en/of een autismespectrumstoornis) niet kunnen bevestigen, omdat sprake is van interne tegenstrijdigheid in die eerdere rapportages en de informatie uit [verdachte] ’s voorgeschiedenis inconsistent is. Zij zien wel een zorgelijke ontwikkeling, die mogelijk wijst op een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, maar zij hebben geen stoornis kunnen vaststellen. Zij hebben benadrukt dat [verdachte] nog erg jong is. Hij is nog volop in ontwikkeling. Met zijn achtergrond is het voorstelbaar dat deze ontwikkeling vertraagd verloopt en het kan zijn dat er nog meer ontwikkeling komt.
Uit het strafblad van [verdachte] van 17 mei 2022 komt naar voren dat het niet de eerste keer is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vermogensdelict met gebruik van geweld.
Toepassing volwassenenstrafrecht[verdachte] was ten tijde van het plegen van het strafbare feit net achttien jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook een straf overeenkomstig het jeugdstrafrecht worden opgelegd, als sprake is van omstandigheden, gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De deskundigen van het Pro Justitia rapport van 14 juli 2022 hebben geen advies kunnen geven over het wel of niet toepassen van het jeugdstrafrecht. Wel hebben zij aangegeven dat de justitiële voorgeschiedenis en de eerdere behandelpogingen zouden kunnen worden gezien als contraindicaties.
De reclasseringswerker van het reclasseringsrapport van 13 oktober 2022 heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ten eerste heeft [verdachte] nadrukkelijk aangegeven dat hij de wens heeft tot toepassing van het volwassenenstrafrecht en houdt hij zich prima staande in de PI. Ten tweede lijken de mogelijkheden voor het toepassen van interventies onder het jeugdstrafrecht te zijn uitgeput.
De rechtbank ziet, gelet op voornoemde rapportages, geen aanleiding om [verdachte] met toepassing van het jeugdstrafrecht te berechten. Niet is gebleken dat nog sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. De rechtbank zal [verdachte] dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Strafoplegging
[verdachte] heeft een ernstig geweldsdelict gepleegd waarvoor de maatschappij om vergelding vraagt. Een gevangenisstraf vindt de rechtbank daarom passend bij de ernst van het feit.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die Nederlandse strafrechters hebben opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor een winkeloverval met aanzienlijk geweld uit van drie jaar gevangenisstraf en voor een woningoverval met aanzienlijk geweld van vijf jaar gevangenisstraf. Deze overval in een hotelkamer zit daar naar het oordeel van de rechtbank tussenin. De rechtbank vindt dat de hotelkamer van [slachtoffer] niet gelijk kan worden gesteld met een woning, omdat haar verblijf in de hotelkamer tijdelijk was. Maar de hotelkamer kan ook niet gelijk worden gesteld met een winkel, omdat de ruimte privé was en niet openbaar toegankelijk. Dat het in deze zaak om een kwetsbaar slachtoffer gaat, dat het strafbare feit samen met een ander is gepleegd en dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld zijn strafverzwarende omstandigheden.
Toch ziet de rechtbank reden om af te wijken van de oriëntatiepunten en de eis van de officier van justitie en zal zij een kortere gevangenisstraf opleggen. De justitiële voorgeschiedenis van verdachte en de eerdere mislukte behandelpogingen, gevolgd door de gewelddadige overval in deze zaak zijn zeer zorgelijk. Maar de indruk die uit de rapportages over verdachte naar voren komt en die de rechtbank op de zitting van verdachte heeft gekregen is niet alleen maar negatief. Het lijkt nog mogelijk dat verdachte met hulp van zijn eigen sociale netwerk en de reclassering zijn leven een positieve wending kan geven. Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict net een paar weken achttien jaar. Hij staat op de rand van volwassenheid. De komende jaren zijn bepalend voor zijn verdere ontwikkeling. De rechtbank vindt het niet gewenst dat verdachte in deze bepalende periode langdurig in de gevangenis zal verblijven. Het is volgens de rechtbank zowel in het belang van de maatschappij als van verdachte om hem perspectief te bieden op een normaal leven buiten de gevangenis.
De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 30 maanden opleggen waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met dit voorwaardelijke strafdeel geeft de rechtbank verdachte een kans om gedurende de proeftijd met behulp van de reclassering zijn leven op een andere manier in te richten. Aan de proeftijd zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij bereid is zich aan deze voorwaarden te houden. De rechtbank bepaalt dat de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er – gelet op voornoemde rapportages – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een gewelddadig strafbaar feit zal plegen.

8.Het beslag

Teruggave aan verdachte
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoon (nummer 1 op de beslaglijst) dient aan [verdachte] te worden teruggegeven.

9.De tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling 09/837038-20

Bij de stukken bevindt zich de op 17 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 09/837038-20, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 25 februari 2021 van de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag. Hierbij is [verdachte] veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, met bevel dat van deze straf 44 dagen jeugddetentie niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat [verdachte] zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de 44 dagen jeugddetentie voorwaardelijke gevangenisstraf te gelasten. Deze jeugddetentie wordt omgezet naar een volwassenengevangenisstraf.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde meldt zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Veroordeelde laat zich behandelen voor trauma, dan wel systeemtherapie, weerbaarheid en delict preventie, door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • Veroordeelde laat zich begeleiden voor praktische ondersteuning door een coach van E25 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding.
  • Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 2003 te [geboorteplaats medeverdachte] en het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats slachtoffer] ( [geboorteland slachtoffer] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
  • Veroordeelde volgt een opleiding en/of heeft een inspanningsplicht tot het vinden van een door de reclassering goedgekeurde en controleerbare dagbesteding.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
Geeftaan Reclassering Nederland de
opdrachtals bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
1. STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6157383, Paars, merk: Apple)
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 25 februari 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk 44 dagen jeugddetentie en gelast dat deze jeugddetentie wordt omgezet naar een gevangenisstraf van 44 dagen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van aangifte van 1 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-3, pag. 001-004.
3.PV van aangifte van 1 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-3, inclusief foto’s, pag. 001-009.
4.PV van bevindingen van 28 februari 2022 met nummer PL1300-2022039583-2, vijfde en zesde alinea, pag. 010.
5.PV van bevindingen van 1 maart 2022 met nummer 4 en documentcode 16073669, pag. 016.
6.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met nummer 11 en documentcode 16081673, pag. 36-38.
7.PV van bevindingen van 1 maart 2022 met nummer 4 en documentcode 16073669, pag. 016.
8.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met documentcode 16078484, tweede alinea, pag. 028.
9.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met nummer 7 en documentcode 16076477, pag. 035.
10.PV van forensisch onderzoek plaats delict van 3 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-6, onder het kopje “Dacty spoor”, pag. 83.
11.Een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, opgemaakt door [naam 2] van 1 maart 2022, pag. 105.
12.PV van forensisch onderzoek plaats delict van 3 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-6, onder het kopje “Biologische sporen”, pag. 83.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 8 april 2022, opgemaakt door ing. [naam 3] , pag. 100-101.