ECLI:NL:RBAMS:2022:7532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
13/053609-22 + 13/097446-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit door verdachte in Amsterdam en 's-Gravenhage

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van diefstal met geweld en wapenbezit. De zaak betreft twee afzonderlijke incidenten: Zaak A, waarbij de verdachte op 28 februari 2022 samen met een medeverdachte een hotelkamer in Amsterdam heeft overvallen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer, en Zaak B, waarbij de verdachte op 19 september 2021 in 's-Gravenhage een tas met inhoud van een ander slachtoffer heeft gestolen, eveneens met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte tijdens de overval op het hotelgeweld hebben gebruikt, waaronder het bedreigen met een mes en het toebrengen van lichamelijk letsel aan het slachtoffer. In Zaak B heeft de verdachte de tas van het slachtoffer met geweld afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, zonder de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, ondanks de vaststelling van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidivegevaar in overweging genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/053609-22 (zaak A); 13/097446-22 (zaak B)
Datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2022.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Casteleijns en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G. van der Steen naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A:
medeplegen van diefstal van een identiteitskaart, een tas, een geldbedrag van € 200,- en een toegangspas van hotel [naam hotel] van [slachtoffer 1] op 28 februari 2022 te Amsterdam, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ;
Zaak B:
1. diefstal van een tas met inhoud van [slachtoffer 2] op 19 september 2021 te ’s-Gravenhage, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] ;
2. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 19 september 2021 te ’sGravenhage.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Zaak A
De diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] door verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] kan worden bewezen. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de getuigenverklaring van de portier van hotel [naam hotel] , het proces-verbaal van de verbalisanten ter plaatse, de camerabeelden van het hotel en de aangetroffen dactyloscopische en DNA-sporen. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring van [slachtoffer 1] . [verdachte] en [medeverdachte] hebben zich op hun zwijgrecht beroepen, terwijl de feiten om uitleg vragen. Daarom kan ik niet anders concluderen dan dat [verdachte] en [medeverdachte] de mannen waren die in de hotelkamer zijn geweest en [slachtoffer 1] met geweld van haar spullen hebben beroofd. Uit een tapgesprek blijkt dat [verdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer + [nummer] (hierna: * [nummer] ). [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij een afspraak had gemaakt met een man die van voornoemd telefoonnummer gebruik heeft gemaakt. Een telefoon met dit telefoonnummer is bij [verdachte] aangetroffen. Verder zijn [verdachte] en [medeverdachte] op de camerabeelden herkend. Ook is er een vingerafdruk van [medeverdachte] in de hotelkamer gevonden en zijn er van beide verdachten DNA-sporen in de kamer aangetroffen. Het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen, omdat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Beide verdachten hebben geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] en hun rollen waren inwisselbaar. Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering, waarbij [verdachte] en [medeverdachte] beiden een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Zaak B
Ten aanzien van feit 1:De diefstal met geweld tegen [slachtoffer 2] kan worden bewezen op basis van de aangifte, de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] , de camerabeelden en de herkenningen van [verdachte] op die beelden door een kennis, door de moeder van [verdachte] en door twee verbalisanten.
Ten aanzien van feit 2:Het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie kan worden bewezen, omdat verschillende getuigen [verdachte] gebukt bij de bosjes hebben zien zitten en één getuige heeft gezien dat hij iets wegstopte. Vervolgens is op die plek een vuurwapen met daarin munitie gevonden. Op het vuurwapen is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen waaruit volgt dat hij over het vuurwapen en munitie kon beschikken. Nu [verdachte] dit vuurwapen aan het verstoppen was, kan ook worden geconcludeerd dat hij wetenschap ten aanzien van dit vuurwapen en de munitie heeft gehad.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Zaak A
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of [verdachte] één van de twee mannen (NN1 of NN2) is geweest. De in de aangifte genoemde geweldshandelingen kunnen niet zo fors zijn geweest gelet op de duur van het incident en het letsel bij [slachtoffer 1] . Dit moet worden meegewogen bij het bepalen van de strafmaat.
Zaak BTen aanzien van feit 1:De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank of [verdachte] NN1 is geweest. Het in de aangifte genoemde geweld wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel en kan daarom niet worden bewezen. De getuigenverklaring van [getuige 2] dient niet voor het bewijs te worden gebruikt, omdat zij heeft verklaard dat de diefstal op het parkeerterrein heeft plaatsgevonden, terwijl [slachtoffer 2] heeft verklaard en uit de camerabeelden blijkt dat de diefstal in de flat heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2:De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A
3.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op basis van de aangifte van [slachtoffer 1] stelt de rechtbank vast dat zij op 28 februari 2022 op haar hotelkamer in hotel [naam hotel] in Amsterdam door twee mannen is overvallen. [slachtoffer 1] had via [website] met een man afgesproken. De man stuurde met het telefoonnummer * [nummer] sms-berichten om te laten weten dat hij was aangekomen. [slachtoffer 1] heeft de man en een vriend van hem bij de ingang van het hotel opgehaald. Zij is vervolgens met de twee mannen, NN1 en NN2, naar haar hotelkamer gegaan. De mannen hebben een sigaret gerookt. [slachtoffer 1] heeft tegen de mannen gezegd dat ze weg moesten gaan, omdat ze geen geld hadden. NN2 pakte toen een mes uit zijn jaszak en drukte dit mes tegen haar nek. NN2 zei: “Geef mij alles wat je hebt, geef me je geld” of woorden van gelijke strekking. Op datzelfde moment is [slachtoffer 1] door NN2 geslagen en geschopt. [slachtoffer 1] werd vervolgens ook door NN1 mishandeld. Ze kreeg vuistslagen in haar gezicht. [slachtoffer 1] heeft zichzelf met haar hand verweerd toen NN2 een mes naar haar toe stak. Op een gegeven moment heeft NN2 een internet- en/of telefoonkabel gepakt en deze om de nek van [slachtoffer 1] gedaan. [slachtoffer 1] kon de kabel van haar nek trekken, maar daaropvolgend heeft NN2 de kabel om haar handen gebonden. Toen [slachtoffer 1] vastgebonden zat, bleven de mannen doorslaan in haar gezicht, op haar armen en tegen haar lichaam. Hierna hebben ze een identiteitskaart op naam van [slachtoffer 1] , een tas, een geldbedrag van € 200,- en de pas van de hotelkamer 108 van hotel [naam hotel] van [slachtoffer 1] weggenomen. [2]
Op basis van de aangifte, de bijgevoegde foto’s en de waarneming van de verbalisanten stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 1] door het geweld een snijwondje in haar hand heeft opgelopen, een striem in haar nek, een bloedneus, een tand door haar lip en een verwonding aan haar oog. [3] [4]
Uit een technische actie is gebleken dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer * [nummer] . [5] Op de beelden van de bewakingscamera’s van hotel [naam hotel] is te zien dat [slachtoffer 1] twee mannen meeneemt naar haar hotelkamer en dat de twee mannen korte tijd later haar kamer verlaten en de trap afrennen in de richting van de in-/uitgang van het hotel. [6]
Een verbalisant herkent [verdachte] als de verdachte zonder petje en hij vindt dat de verdachte met petje sterke gelijkenis vertoont met [medeverdachte] . [7] Na hun aanhouding is in de fouillering van [medeverdachte] een pasje van hotel [naam hotel] met daarop nummer 108 aangetroffen. [8] Onder [verdachte] is een telefoon met het telefoonnummer * [nummer] aangetroffen. [9]
Er is een vingerafdruk op de iPad, die in de hotelkamer lag, aangetroffen. [10] Het onderzoek daarnaar heeft geleid tot de individualisatie van [medeverdachte] . [11]
Uit het DNA-onderzoek naar de sporen op het telefoonsnoer volgde een match met [medeverdachte] . Daarnaast volgde uit het DNAonderzoek naar de sporen op de twee sigaretten uit de vuilnisbak in de hotelkamer een match met [verdachte] en [medeverdachte] . [12] [13]
3.3.2.
De bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Daarnaast kan het tenlastegelegde medeplegen worden bewezen, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
Uit de camerabeelden blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk het hotel en de hotelkamer van [slachtoffer 1] binnengaan. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat beide verdachten geweld tegen haar hebben gebruikt en dat ze de goederen hebben weggenomen. Vervolgens hebben [verdachte] en [medeverdachte] de hotelkamer gezamenlijk verlaten en zijn zij richting de in-/uitgang van het hotel gerend. Beide verdachten hebben dus een wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het feit geleverd. Daarnaast vindt de rechtbank dat de rollen van de verdachten onderling inwisselbaar zijn geweest.
Zaak B
3.3.3.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [14]
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van de aangifte en een proces-verbaal van bevindingen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] op 19 september 2022 in de flat aan de [adres 1] te ‘s-Gravenhage door een man van haar tas is bestolen. [15] [16] De man heeft haar tas vastgepakt en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd om haar tas terug te krijgen. Ze hadden de tas allebei vast en hebben heen en weer getrokken. De man heeft [slachtoffer 2] op de grond geduwd. Vervolgens heeft de man de tas afgepakt. [17] In de tas zaten een geldbedrag, een identiteitskaart, een verblijfsvergunning, twee telefoons en een paspoort. [18]
Op grond van de camerabeelden van de flat aan de [adres 2] stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] om 15:54:06 uur de tas nog bij zich heeft. Om 16:04:43 uur heeft [slachtoffer 2] de tas niet meer bij zich. Vervolgens kijkt NN1 om 16:07:01 uur schichtig om zich heen en naar buiten. NN1 heeft een rode damestas bij zich. Om 16:07:03 uur kijkt NN1 in de richting van de [straatnaam] naar buiten terwijl hij licht gebukt staat. Om 16:07:09 uur loopt NN1 met de rode damestas de trap af naar de begane grond. Hij komt om 16:07:21 uur de hal in, kijkt voorzichtig om zich heen en loopt langzaam naar buiten. Zodra NN1 buiten is, rent hij om 16:07:32 uur weg richting de [straatnaam] . NN1 heeft een getinte huidskleur, kort zwart haar, een grijze trui en een donkerkleurige schoudertas. [19] Zijn moeder en een verbalisant hebben op deze beelden NN1 herkend als [verdachte] . [20] [21]
Ten aanzien van feit 2:Getuige [getuige 5] hoorde op 19 september 2022 te ’s-Gravenhage zijn buurvrouw schreeuwen en is daarom naar het balkon gelopen. Vervolgens zag hij vanaf zijn balkon een man achter de struiken gebukt zitten. De man zag er als volgt uit: getinte huidskleur, donkergekleurd stekeltjes haar, grijs T-shirt en een zwart gekleurd schoudertasje. [getuige 5] riep naar de man en vervolgens sprong de man over de schutting. [22]
Getuige [getuige 6] zag bij de flat van de [straatnaam] een man over een schutting klimmen. [getuige 6] zag dat deze man op handen en knieën langs de bosjes kroop aan de achterkant van de flat van de [straatnaam] . Hij zag dat de man ergens in een hoekje, in de bosjes, wat wegstopte. [getuige 6] is naar deze plek gegaan en zag dat daar een vuurwapen lag. [23]
Een verbalisant is ook naar de plek gelopen die door [getuige 6] is aangewezen. Voor de bosjes lag een zwart voorwerp lijkend op een handvuurwapen. Een collega van de verbalisant heeft gezegd dat het een echt vuurwapen is en dat er een patroon in de patroonhouder zat. [24]
Uit een onderzoek aan het vuurwapen is gebleken dat het gaat om een omgebouwd gas alarmpistool, van het merk Ekol, model Firat - Magnum, kaliber 9 mm. Daarnaast is uit het onderzoek aan de munitie gebleken dat het gaat om een patroon van het merk Selier & Bellot, kaliber 9 mm. [25]
Verder is er een vingerafdruk op het pistool bij de trigger aan de linkerzijde aangetroffen. Het onderzoek daarnaar heeft geleid tot de individualisatie van [verdachte] . [26]
3.3.4.
De bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal met geweld.
Op de camerabeelden is niet te zien dat [verdachte] geweld tegen [slachtoffer 2] heeft gebruikt. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat een eigenaar van een tas die tas niet zomaar afgeeft. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 2] dat de overvaller de tas met kracht uit haar handen heeft getrokken en haar heeft geduwd.
Ten aanzien van feit 2:De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] degene was die het vuurwapen in de bosjes heeft weggestopt en zich dus heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
De rechtbank realiseert zich dat het signalement dat door [getuige 6] is gegeven niet volledig overeenkomt met het signalement van [verdachte] . Gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen, waarbij het door getuige [getuige 5] opgegeven signalement goed past bij dat van [verdachte] op de camerabeelden van de [straatnaam] , gaat de rechtbank ervan uit dat [getuige 6] zich wat betreft het signalement heeft vergist en dat de man die hij beschrijft [verdachte] was.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A:
op 28 februari 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een identiteitskaart op naam van [slachtoffer 1] en
- een tas en
- een geldbedrag van 200 euro en
- een toegangspas van hotel [naam hotel] , kamer 108,
toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader, opzettelijk gewelddadig en dreigend,
- een mes aan [slachtoffer 1] hebben getoond en tegen de nek/hals van [slachtoffer 1] hebben gedrukt en
- met een mes in de richting van het lichaam van [slachtoffer 1] een stekende beweging hebben gemaakt en
- meermalen [slachtoffer 1] tegen het gezicht en de armen, althans het lichaam, hebben geslagen en gestompt en
- meermalen [slachtoffer 1] tegen het lichaam hebben getrapt en
- een internet- en/of telefoonkabel bij [slachtoffer 1] om de hals/nek hebben gedaan en
- de handen van [slachtoffer 1] met een internet- en//of telefoonkabel hebben vastgebonden en
- daarbij hebben gezegd: “Geef mij alles wat je hebt, geef me je geld”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Zaak B:
1.
op 19 september 2021 te ‘s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud te weten enig geldbedrag, een identiteitskaart, meerdere mobiele telefoons, een verblijfsvergunning en een paspoort toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, opzettelijk gewelddadig,
- met kracht de tas van [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en vervolgens die tas met kracht uit de handen van [slachtoffer 2] heeft getrokken en
- [slachtoffer 2] heeft geduwd;
2.
op 19 september 2021 te ‘s-Gravenhage een wapen van categorie III, onder 1o van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd gas- alarmpistool, van het merk Ekol, model Firat - Magnum, kaliber 9 mm, een vuurwapen in de vorm van een pistool,
en
munitie van categorie III, te weten een patroon van het merk Selier & Bellot, kaliber 9 mm,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast en dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Daarnaast dient een maatregel tot terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging te worden opgelegd, omdat sprake is van een ernstig recidivegevaar, er geen alternatief behandelkader is en de algemene veiligheid van personen de oplegging van voornoemde maatregel eist. In de strafeis is meegenomen dat de officier van justitie vindt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien de vaststelling van een ziekelijke stoornis door de Pro Justitia deskundigen en de conclusie van de psycholoog dat van deze stoornis ook sprake was ten tijde van het plegen van het feit.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast. De geëiste gevangenisstraf dient te worden gematigd. Vier jaar is te hoog. Daarnaast dient er geen tbs met dwangverpleging te worden opgelegd, omdat de Pro Justitia deskundigen geen eenduidige conclusie hebben over een stoornis in de geestvermogens bij [verdachte] . Bovendien kunnen de deskundigen niets zeggen over de doorwerking van de door hen vastgestelde stoornissen in de feiten. Daarnaast is het opleggen van tbs niet proportioneel, nu er nog alternatieven zijn zoals een gevangenisstraf. Bovendien is [verdachte] nog relatief jong en kan hij zich op een positieve manier gaan ontwikkelen. Ten aanzien van zaak A wordt opgemerkt dat er geen sprake is van een overval op een woning, maar dat de hotelkamer een werkplek was die met een winkel gelijk kan worden gesteld.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Uit het dossier volgt dat er met [slachtoffer 1] een afspraak voor seks tegen betaling is gemaakt. Vervolgens is [slachtoffer 1] in haar hotelkamer door [medeverdachte] en [verdachte] aangevallen. Verdachten hebben misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer als sekswerker. Tijdens de overval hebben zij fors geweld gebruikt. Ze hebben [slachtoffer 1] geslagen, gestompt, geschopt en met een mes bedreigd. Toen [slachtoffer 1] zich probeerde te verweren, hebben ze haar ook nog vastgebonden. [slachtoffer 1] heeft hieraan fysiek letsel overgehouden. Ze had een verwonding en verdikking aan haar rechteroog, een bloedneus, een striem in haar hals, een snijwondje op haar hand en een tand door haar lip. Zij heeft verklaard dat zij tijdens de overval erg bang was. In een telefoongesprek met de politie op 29 juli 2022 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat ze nog steeds droomde over wat er was gebeurd. Op 28 september 2022 mailde ze de politie dat het mentaal niet goed met haar gaat. [verdachte] heeft met zijn gedrag getoond dat hij op geen enkele manier rekening heeft gehouden met die ernstige gevolgen voor [slachtoffer 1]
Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Hij heeft daarbij getrokken en geduwd en heeft een tas weggenomen. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 2] op dat moment erg bang was.
Dit soort gewelddadige overvallen veroorzaakt behalve bij de slachtoffers ook gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Ook heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan het op straat voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Een vuurwapen vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Verdachte heeft daarmee de veiligheid van mensen in gevaar gebracht.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door reclasseringswerker [naam 1] opgestelde adviesrapportage van Reclassering Nederland van 19 september 2022. [verdachte] lijkt keer op keer zijn eigen behoeftes voorop te stellen zonder daarbij acht te slaan op de eventuele gevolgen voor de slachtoffers. Op basis van het strafblad van [verdachte] kan bovendien gesteld worden dat in de afgelopen periode sprake lijkt te zijn van een toename in de frequentie en de ernst van het delictgedrag, hetgeen de reclassering zorgelijk vindt. De reclassering ziet ernstige risico’s in het gedrag en psychosociaal functioneren van [verdachte] waardoor er zorgen zijn wanneer hij onbehandeld terug zal keren in de maatschappij. Bovendien ziet de reclassering op dit moment geen mogelijkheden voor interventies binnen een voorwaardelijk kader, omdat al vaker is gebleken dat dit niet heeft gewerkt. Dat had te maken met de vijandige houding van [verdachte] ten opzichte van de reclassering. [verdachte] heeft laten zien zich niet te conformeren aan afspraken, heeft nauwelijks probleeminzicht en lijkt te zijn doorgegaan met grensoverschrijdend en mogelijk ook crimineel gedrag. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking wordt als hoog ingeschat.
De reclassering geeft aan niet te kunnen adviseren of het jeugdstrafrecht wenselijk is. De reclassering ziet op basis van de handelingsvaardigheden van [verdachte] een aantal indicaties die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht: zo is [verdachte] impulsief, lijkt hij de consequenties van zijn daden niet goed te kunnen overzien en blijkt uit het Pro Justitia onderzoek dat er sprake is van een sociaal emotionele achterstand. Daarnaast woont [verdachte] nog thuis, hetgeen nu goed gaat en hij zou profijt kunnen hebben van continuering van scholing. Tegelijkertijd ziet de reclassering ook de aanwezigheid van contra-indicaties gelet het patroon van antisociale gedragingen, niet onder de indruk lijken van justitiële autoriteit en toename in ernst van delictgedrag. Daarnaast zijn er al meerdere interventies binnen het jeugdstrafrecht ingezet. Maar het jeugdstrafrecht is nog geen gepasseerd station, mede omdat de reclassering het opleggen van een behandelmaatregel, zoals de PIJ-maatregel, (nog) niet wil uitsluiten. De reclassering adviseert [verdachte] daarom ter observatie in de ForCa te plaatsen om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een PIJ-maatregel.
Op de zitting van 4 november 2022 heeft de reclasseringswerker [naam 2] geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen, omdat [verdachte] dan mogelijk nog op een positieve manier zou kunnen worden beïnvloed, terwijl hij binnen het volwassenenstrafrecht zou kunnen verharden. Het advies voor toepassing van het jeugdstrafrecht is ook ingegeven, omdat het opleggen van een behandelmaatregel dan nog mogelijk is.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, psychologisch onderzoek, van 25 augustus 2022, opgemaakt door de psycholoog J. Yntema. Hierin is gerapporteerd dat er bij [verdachte] een antisociale persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld en dat deze stoornis ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig was. [verdachte] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen, waardoor het niet mogelijk is om een delictscenario te schetsen. Daardoor kan er geen uitspraak worden gedaan over een eventuele doorwerking in het tenlastegelegde. Er kan geen advies over de mate van toerekenbaarheid worden gegeven. Er kan geen uitspraak worden gedaan over het risico op recidive. Er kan geen advies worden gegeven over een zorgprognose en de beïnvloedingsmaatregel. En er kan geen uitspraak worden gedaan over een interventie-advies en -condities.
De psycholoog adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Hoewel er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht aanwezig zijn, zijn er meer contra-indicaties aanwezig. [verdachte] heeft eerdere justitiële sancties laten mislukken, hij is niet onder de indruk van justitiële autoriteiten en er is een toename in de ernst van delicten. Verder is vastgesteld dat er sprake is van antisociale persoonlijkheidsproblematiek. Een pedagogische aanpak is niet mogelijk en [verdachte] maakt een verharde indruk.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, psychiatrisch onderzoek, van 14 juli 2022, opgemaakt door psychiater D. Molenaar. Hierin wordt gerapporteerd dat er bij [verdachte] een normoverschrijvende gedragsstoornis is geconstateerd en dat een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken in ontwikkeling wordt overwogen. Er kan geen volledige uitspraak worden gedaan over de wijze waarop en de mate waarin de pathologie mogelijk zou hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde, omdat [verdachte] zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en er onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een volledig onderbouwde diagnose te stellen. Daarom wordt er geen advies gegeven ten aanzien van het toerekenen van de feiten. Omdat een eventuele doorwerking in het tenlastegelegde niet kan worden vastgesteld, kan er geen goed onderbouwde uitspraak worden gedaan over het risico op recidive en interventie advies.
De psychiater geeft aan dat het jeugdstrafrecht niet langer aangewezen lijkt. Er is een aantal aanwijzingen die wel pleiten voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. [verdachte] was ten tijde van het plegen van de delicten achttien jaar. Er lijkt sprake te zijn van een sociaal emotionele achterstand bij [verdachte] , hij zou profijt kunnen hebben van continuering van scholing en woonde tot zijn aanhouding thuis. Daarentegen voldoet [verdachte] aan meerdere contra-indicaties, namelijk een patroon van antisociaal gedrag, mislukken van eerdere justitiële sancties, niet onder de indruk zijn van justitiële autoriteiten en een toename in ernst van delinquente activiteiten. Uit de stukken van de reclassering blijkt dat [verdachte] sterk zelfbepalend is, gericht op zijn eigen behoeften en dat hij geen grenzen accepteert behalve op zijn voorwaarden. Daarnaast bestaan er twijfels over of [verdachte] nog kan profiteren van pedagogische beïnvloeding. In het verleden is hier al intensief op ingezet en de verwachting is dat de maximale behandelwinst van heropvoeding inmiddels is behaald, bovenal staat hij hier niet voor open. Ook de ouders kunnen op pedagogisch gebied weinig meer voor [verdachte] betekenen.
In antwoord op schriftelijke vragen van de rechtbank en de officier van justitie hebben de psycholoog en de psychiater in e-mails van 3 november 2022 nog een nadere toelichting gegeven. De psycholoog en psychiater hebben kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 19 september 2022. Dat heeft bij hen niet tot andere inzichten geleid. Zij blijven bij hun eerdere adviezen dat het jeugdstrafrecht niet langer aangewezen lijkt en zij verwachten, zolang [verdachte] niet (volledig) meewerkt en blijft zwijgen over het tenlastegelegde, dat een klinische observatie in de ForCa of het PBC weinig toegevoegde waarde heeft.
Gevraagd naar de verschillende diagnoses ten aanzien van de persoon van verdachte geven zij de volgende uitleg. De verschillende diagnoses liggen in elkaars verlengde, een normoverschrijdende gedragsstoornis kan worden gezien als de voorloper van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een normoverschrijdende gedragsstoornis kan bij kinderen en/of jongeren worden vastgesteld en kenmerkt zich door gedrag dat de rechten van anderen schendt of belangrijke maatschappelijke normen overschrijdt. Deze stoornis kan zich door ontwikkelen tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij het gedrag is verankerd in de persoonlijkheid. De psycholoog heeft in algemene zin gesteld dat het zeer wenselijk is om mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis of norm-overschrijdende gedragsstoornis te behandelen, maar ten aanzien van [verdachte] heeft zij geen uitspraak kunnen doen over de doorwerking van de stoornis in het tenlastegelegde. Ook heeft de psycholoog in algemene zin gesteld dat een tbs-maatregel een mogelijkheid zou kunnen zijn wanneer er sprake is van een psychische stoornis en een ernstig delict zoals [verdachte] ten laste is gelegd, maar ten aanzien van [verdachte] geeft zij geen behandeladvies.
Uit het strafblad van [verdachte] van 17 mei 2022 komt naar voren dat [verdachte] eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
Toepassing volwassenenstrafrecht
[verdachte] was ten tijde van het plegen van het strafbare feit achttien jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook een straf overeenkomstig het jeugdstrafrecht worden opgelegd, als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank ziet gelet op de hiervoor weergegeven rapportages geen aanleiding om [verdachte] met toepassing van het jeugdstrafrecht te berechten, omdat niet is gebleken dat nog sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. De rechtbank zal [verdachte] dan ook berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
Geen tbs-maatregel met dwangverplegingDe rechtbank is op basis van de behandeling ter zitting, de inhoud van de Pro Justitia rapportages en het reclasseringsadvies niet overtuigd geraakt van de noodzaak van een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Hoewel er zorgen zijn over het risico op recidive en letselschade, vindt de rechtbank het in deze jonge levensfase van [verdachte] en gelet op zijn justitiële voorgeschiedenis niet proportioneel om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. [verdachte] heeft niet eerder een (jeugd)gevangenisstraf opgelegd gekregen. Bovendien hebben de Pro Justitia rapporteurs zich niet uitgelaten over een behandeladvies. De enige handvatten die de rechtbank heeft, is dat de psycholoog een antisociale persoonlijkheidsstoornis en de psychiater een normoverschrijdende gedragsstoornis hebben vastgesteld en dat, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van deze stoornissen, vaststaat dat ten tijde van de delicten een stoornis aanwezig was. De rechtbank kan op basis hiervan echter niet vaststellen dat [verdachte] daarmee een gevaar voor de veiligheid van anderen vormt en dat het noodzakelijk is om een ingrijpende maatregel als tbs met dwangverpleging op te leggen. De eis van de officier van justitie op dit punt wordt daarom niet gevolgd.
Strafoplegging
[verdachte] heeft ernstige delicten gepleegd waarvoor de maatschappij om vergelding vraagt. Een gevangenisstraf vindt de rechtbank daarom passend bij de ernst van de feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die Nederlandse strafrechters hebben opgesteld. Deze oriëntatiepunten gaan voor een winkeloverval met aanzienlijk geweld uit van drie jaar gevangenisstraf en voor een woningoverval met aanzienlijk geweld van een vijf jaar gevangenisstraf. Deze overval in een hotelkamer zit daar naar het oordeel van de rechtbank tussenin. De rechtbank vindt dat de hotelkamer van [slachtoffer 1] niet gelijk kan worden gesteld met een woning, omdat haar verblijf in de hotelkamer tijdelijk was. Maar de hotelkamer kan ook niet gelijk worden gesteld met een winkel, omdat de ruimte privé was en niet openbaar toegankelijk. Dat het in deze zaak om een kwetsbaar slachtoffer gaat, dat het strafbare feit samen met een ander is gepleegd en dat verdachte eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld zijn strafverzwarende omstandigheden.
Daarnaast is voor een tasjesroof met licht geweld een gevangenisstraf van zes maanden gebruikelijk. Verder is het vertrekpunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte een gevangenisstraf van acht maanden.
Hoewel de rechtbank zoals hiervoor overwogen geen aanleiding ziet tot toepassen van het jeugdsanctierecht, kan de rechtbank er niet aan voorbijgaan dat verdachte pas achttien jaar oud was ten tijde van de feiten. In die zeer jeugdige leeftijd ziet de rechtbank reden om geen straf op te leggen die voor een zo jong iemand als uitzichtloos kan worden ervaren. De rechtbank zal daarom niet strikt de oriëntatiepunten toepassen en afwijken van de eis van de officier van justitie. Uit het dossier blijkt uit verdachte bij vonnis van 7 april 2022 door de rechtbank Den Haag is veroordeeld tot een taakstraf van 170 uur. Met die veroordeling houdt de rechtbank rekening op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.

8.Beslag

Teruggave aan verdachte
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 2.285,- (nummer 1 op de beslaglijst) dient aan [verdachte] te worden teruggegeven. Niet kan worden vastgesteld dat een gedeelte van het geldbedrag, te weten € 200,-, het geld is geweest dat door [verdachte] en [medeverdachte] in zaak A is weggenomen.
Ook dienen de inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoons (nummers 2 en 3 op de beslaglijst) aan [verdachte] te worden teruggegeven.
Teruggave aan rechthebbende(n)
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven bankbescheiden (nummers 4, 5 en 6 op de beslaglijst) dienen aan de rechthebbende(n) te worden teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Zaak B
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van:
1. EUR IBG (Omschrijving: 6157692)
2. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6157400, Zwart, merk: Apple)
3. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6157387, Zwart, merk: Apple)
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende(n) van:
4. 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157725, Ing betaalpas)
5. 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157726, Knab betaalpas)
6. 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157727, Knab betaalpas)
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van aangifte van 1 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-3, pag. 001-004.
3.PV van aangifte van 1 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-3, inclusief foto’s, pag. 001-009.
4.PV van bevindingen van 28 februari 2022 met nummer PL1300-2022039583-2, vijfde en zesde alinea, pag. 010.
5.PV van bevindingen van 1 maart 2022 met nummer 4 en documentcode 16073669, pag. 016.
6.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met nummer 11 en documentcode 16081673, pag. 36-38.
7.PV van bevindingen van 1 maart 2022 met nummer 4 en documentcode 16073669, pag. 016.
8.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met documentcode 16078484, tweede alinea, pag. 028.
9.PV van bevindingen van 2 maart 2022 met nummer 7 en documentcode 16076477, pag. 035.
10.PV van forensisch onderzoek plaats delict van 3 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-6, onder het kopje “Dacty spoor”, pag. 83.
11.Een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek, opgemaakt door [naam 3] van 1 maart 2022, pag. 105.
12.PV van forensisch onderzoek plaats delict van 3 maart 2022 met nummer PL1300-2022039583-6, onder het kopje “Biologische sporen”, pag. 83.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport van 8 april 2022, opgemaakt door ing. [naam 4] , pag. 100-101.
14.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.PV van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-4, pag. 017-018.
16.PV van bevindingen van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-11, derde en vierde alinea, pag. 054.
17.PV van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-4, zesde, zevende, elfde, twaalfde en dertiende alinea, pag. 021.
18.PV van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-4, achtste alinea, pag. 023.
19.PV van bevindingen van 1 maart 2022 met nummer PL1500-2021275539-27, inclusief het bijgevoegde rapport van de beeldspecialisten en de stills, pag. 059-089.
20.PV van bevindingen van 25 februari 2022 met nummer PL1500-2021275539-20, zesde en zevende alinea, pag. 043.
21.PV herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 25 februari 2022 met nummer PL1500-2021275539-21, inclusief bijlagen, pag. 045-049.
22.PV van verhoor getuige van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-3, tweede en vierde alinea, pag. 037.
23.PV van verhoor getuige van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-12, pag. 090-091.
24.PV van bevindingen van 19 september 2021 met nummer PL1500-2021275539-5, zesde en negende alinea, pag. 093.
25.PV van 20 september 2021 met nummer 2021275539 en WEN nummer 499/2021, pag. 100-103.
26.PV resultaat onderzoek dactyloscopische sporen van 22 augustus 2022 met nummer PL1500-2021275539-29, onder het kopje “Overzicht dactyloscopische sporen met bijbehorende uitslag” en “Individualisatie”, ongenummerd.