ECLI:NL:RBAMS:2022:7521

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
C/13/707139 / HA RK 21-298
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van Engelse vonnissen na Brexit en de toepassing van het Haags Forumkeuzeverdrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot tenuitvoerlegging van Engelse vonnissen na de Brexit. Verzoekers, bestaande uit een natuurlijke persoon en twee rechtspersonen, hebben de rechtbank verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van deze vonnissen in Nederland. De Engelse rechter had de verweerder bij verstek veroordeeld tot betaling van aanzienlijke geldbedragen aan de verzoekers. De verzoekers stelden dat het Nederlands-Brits Executieverdrag en het Haags Forumkeuzeverdrag van toepassing zijn, en dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is om het verzoek te behandelen.

De verweerder betwistte de bevoegdheid van de rechtbank en voerde aan dat de Engelse vonnissen niet op de juiste wijze waren betekend. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de verweerder zonder bezwaar is verschenen. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de Engelse vonnissen niet kan plaatsvinden op basis van de genoemde verdragen, en dat het verzoek op grond van artikel 985 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet mogelijk is. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor een akte van beide partijen over de voortzetting van de procedure.

De beslissing van de rechtbank benadrukt de complexiteit van de rechtsverhoudingen na de Brexit, vooral met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de toepasselijkheid van de relevante verdragen kenbaar te maken, en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/707139 / HA RK 21-298
Beschikking van 15 november 2022
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ( [woonplaats 1] ),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[verzoeker 2] S.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ( [vestigingsplaats] ),
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
JUNO HOLDINGS LTD,
gevestigd te Grand Cayman (Kaaimaneilanden),
verzoekers,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2] (Zwitserland),
verweerder,
advocaat mr. L. Tolatzis te Amsterdam.
Verzoekers worden hierna afzonderlijk [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en Juno Holdings en gezamenlijk [verzoekers] genoemd. Verweerder wordt hierna [verweerder] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen ter griffie op 10 september 2021,
  • de beschikking van 20 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2.6.
In de garanties van 25 november 2020 en 22 december 2020 is een forumkeuzebeding opgenomen. Dit beding luidt in beide garanties als volgt:
“14.2 For the exclusive benefit of the Beneficiary [ [verzoeker 2] en Juno Holdings; rb], the Guarantor [ [verweerder] ; rb] irrevocably agrees that the courts of England are to have exclusive jurisdiction to settle any dispute (a) arising from or in connection with this Guarantee and Indemnity or (b) relating to any non-contractual obligations arising from or in connection with this Guarantee and Indemnity and that any proceedings may be brought in those courts.”
2.7.
In de overeenkomst van 21 april 2021 staat eveneens een forumkeuzebeding opgenomen. Dit beding luidt als volgt:
“12.2 For the exclusive benefit of Juno, the Obligor [ [verweerder] ; rb] irrevocably agrees that the courts of England are to have exclusive jurisdiction to settle any dispute (a) arising from or in connection with this Deed or (b) relating to any non-contractual obligations arising from or in connection with this Deed and that any proceedings may be brought in those courts.”
3. Het verzoek en verweer
3.1.
[verzoekers] verzoekt dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de Engelse vonnissen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland voorziet, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verzoekers] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat artikel 985 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing is, omdat het Verenigd Koninkrijk en Nederland partij zijn bij het Nederlands-Brits Executieverdrag 1967 [1] , het Haags Forumkeuzeverdrag [2] en het EEX-Verdrag [3] . Volgens [verzoekers] is het Nederlands-Brits Executieverdrag van toepassing
,omdat het verdrag nadat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie heeft verlaten, is herleefd. Het Haags Forumkeuzeverdrag is van toepassing, omdat in artikel 12.2 van de overeenkomst en artikel 14.2 van de garanties een forumkeuze is gemaakt. Het EEX-Verdrag is van toepassing, omdat dit verdrag op 1 oktober 1989 in werking is getreden en weliswaar in 2001 vervangen door de EEX-Verordening [4] , maar nooit is opgezegd, aldus steeds [verzoekers]
3.3.
[verweerder] voert allereerst aan dat de rechtbank Amsterdam niet relatief bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van [verzoekers] tot tenuitvoerlegging van de Engelse vonnissen. Uit artikel 985 Rv blijkt dat bevoegd is de rechtbank in wiens arrondissement tenuitvoerlegging wordt verlangd. In dit geval is het doel van [verzoekers] de aandelen die [verweerder] houdt in Tennor Holding B.V. (hierna: Tennor Holding) executoriaal te verkopen. Het executeren van aandelen geschiedt door middel van bijschrijving in het aandeelhoudersregister. Dat register wordt bijgehouden door het bestuur van de vennootschap en ligt op het kantoor van de vennootschap op Schiphol. Dit betekent volgens [verweerder] dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is kennis te nemen van het verzoek.
3.3.1.
Verder voert [verweerder] aan dat de tenuitvoerlegging op geen van de door [verzoekers] genoemde verdragen kan worden gebaseerd. Het Nederlands-Brits Executieverdrag is niet langer van toepassing, omdat dat verdrag is vervangen door achtereenvolgens het EEX-Verdrag, de EEX-Verordening en vervolgens de Brussel I-bis Verordening [5] . Met de inwerkingtreding van deze verdragen die op dezelfde materie betrekking hebben is het Nederlands-Brits Executieverdrag opgezegd. Dat blijkt onder meer uit artikel 59, lid 1, onder a van het Weens Verdragenverdrag [6] .
3.3.2.
[verweerder] betwist dat het Haags Forumkeuzeverdrag van toepassing is. Volgens [verweerder] is het Haags Forumkeuzeverdrag alleen van toepassing als de rechter in de eerste verdragsstaat zijn rechtsmacht aan een forumkeuzebeding heeft ontleend. Het Verenigd Koninkrijk was als lid van de Europede Unie partij bij het Haags Forumkeuzeverdrag sinds 1 oktober 2015. Het Verenigd Koninkrijk is sinds 1 januari 2021 partij bij het verdrag als niet EU-lid. De Europese Commissie meent dat het Verenigd Koninkrijk vanaf dat moment als nieuwe verdragsstaat moet worden gezien en het verdrag alleen van toepassing is op forumkeuzes die na 1 januari 2021 zijn gesloten. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
Verder is het Haag Forumkeuzeverdrag alleen van toepassing op forumkeuzebedingen, die zijn opgesteld om exclusief te zijn voor wat betreft de vorderingen van beide partijen. In dit geval is sprake van niet exclusieve forumkeuzebedingen
,omdat deze enkel gelden voor [verzoekers]
3.3.3.
[verweerder] voert tot slot aan dat de Engelse vonnissen niet zijn betekend conform de regels van het toepasselijke Haags Betekeningsverdrag [7] . Het verzoek van [verzoekers] dient dan ook te worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht, omdat [verweerder] is verschenen zonder die rechtsmacht te betwisten.
Relatieve bevoegdheid?
4.2.
In artikel 985 Rv is bepaald dat wanneer een beslissing, gegeven door een rechter van een vreemde Staat, in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens een wet, zij niet ten uitvoer wordt gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. Tot de kennisneming van het verzoek tot verlening van het verlof is onder meer bevoegd de rechtbank van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd.
4.3.
In deze zaak verzoekt [verzoekers] tenuitvoerlegging van de Engelse vonnissen met als doel de executoriale verkoop van de aandelen van [verweerder] in Tennor Holding. In artikel 474g lid 1 Rv, dat ziet op het verkrijgen van verlof tot de executoriale verkoop van aandelen, staat opgenomen dat het verzoek tot verkoop wordt gedaan aan “de rechtbank van de plaats van vestiging van de vennootschap”. Het is de vraag of hiermee de statutaire zetel wordt bedoeld of het bezoekadres. De woonplaats van een rechtspersoon is de plaats waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Voor de privaatrechtelijke rechtspersoon betekent dit dat in de eerste plaats de statutaire zetel als woonplaats geldt. De statutaire zetel van Tennor Holding is Amsterdam.
Nu de tenuitvoerlegging onder andere in het arrondissement Amsterdam wordt verlangd, is deze rechtbank relatief bevoegd tot kennisneming van het verzoek (artikel 985, derde volzin, Rv in samenhang met artikel 262 Rv).
Erkenning en tenuitvoerlegging op grond van een verdrag?
4.4.
In een procedure zoals bedoeld in artikel 985 Rv (‘de exequaturprocedure’) moet worden onderzocht of is voldaan aan de voorwaarden voor uitvoerbaarheid die voortvloeien uit een verdrag.
4.5.
Vooropgesteld wordt dat de Brussel I bis-Verordening die regels geeft voor bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, in deze zaak vanwege de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (‘Brexit’) niet van toepassing is. De procedure van [verzoekers] tegen [verweerder] voor de Engelse rechter is op 20 mei 2021 ingesteld en de Engelse vonnissen zijn op 27 juli en 10 augustus 2021 gewezen. Deze data zijn gelegen na 1 januari 2021, het einde van de overgangsperiode uit artikel 67 lid 2 van het Terugtredingsakkoord [8] . In deze zaak is het overgangsrecht op grond waarvan de Brussel I bis-Verordening voor in het Verenigd Koninkrijk gevoerde procedures nog zijn gelding behield, dus niet van toepassing. De Engelse vonnissen kunnen daarom niet op grond van de Brussel I bis-Verordening rechtstreeks in Nederland worden tenuitvoergelegd.
4.6.
Na de Brexit zijn (nog) geen nieuwe afspraken gemaakt over de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Over de toepasselijkheid van het Brits-Nederlands Executieverdrag en het Haags Forumkeuzeverdrag bestaat onduidelijkheid. De rechtbank heeft partijen daarom in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de eventuele toepasselijkheid van deze verdragen in deze zaak. Hun standpunten daarover zijn hiervoor weergegeven onder 3.2 en 3.3. (en verder). Hierna zal worden beoordeeld of het Haags Forumkeuzeverdrag, het Brits-Nederlands Executieverdrag en het EEX-Verdrag in deze zaak van toepassing zijn.
Het Haags Forumkeuzeverdrag
4.7.
Het Haags Forumkeuzeverdrag (HFV) bevat regels voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op basis van een forumkeuze. In artikel 1, lid 1, en artikel 16 lid 1 HFV is bepaald dat het verdrag alleen van toepassing is op exclusieve forumkeuzebedingen die zijn gemaakt nadat het verdrag voor de staat waarvan het gerecht is aangewezen in werking is getreden.
4.8.
Het Haags Forumkeuzeverdrag is dus alleen van toepassing op exclusieve forumkeuzebedingen. In artikel 3 HFV staat dat voor toepassing van dit verdrag:
(a) onder exclusief forumkeuzebeding wordt verstaan een beding, gemaakt tussen twee of meer partijen, dat voldoet aan de vereisten van onderdeel c en waarin, voor de kennisneming van geschillen die in verband met een bepaalde rechtsbetrekking zijn gerezen of zouden kunnen rijzen, de gerechten van de Verdragsluitende Staat of een of meer bepaalde gerechten van een Verdragsluitende Staat worden aangewezen. In het Toelichtend rapport van T. Hartley en M. Dogauchi [9] bij artikel 3 HFV is onder nummers 105 en 106 het volgende vermeld:
105. Asymmetrische bedingen. Soms wordt een forumkeuzebeding opgesteld met de bedoeling exclusief te zijn voor wat betreft de vorderingen van één partij, maar niet voor wat betreft de vorderingen van de andere partij.
(…)
106. Bedingen van de in het vorige punt beschreven soort zijn voor de toepassing van het verdrag dus niet-exclusieve forumkeuzebedingen. Ze kunnen echter wel onder de regels van het verdrag betreffende erkenning en tenuitvoerlegging vallen als de betrokken Staten verklaringen hebben afgelegd in overeenstemming met artikel 22.
In het Toelichtend rapport bij artikel 22 HFV is onder nummer 249 vermeld:
249. Asymmetrische bedingen. Asymmetrische bedingen zijn hierboven al besproken. Het zijn bedingen waarbij de ene partij alleen bij het aangewezen gerecht een procedure aanhangig mag maken, maar de andere partij ook bij andere gerechten een procedure mag inleiden. Voor de toepassing van het verdrag zijn dit niet-exclusieve bedingen omdat ze de mogelijkheid om een procedure bij andere gerechten aanhangig te maken, slechts voor één partij uitsluiten.
4.9.
Gelet op de hiervoor weergegeven toelichting op artikel 3 HFV en asymmetrische bedingen zijn de forumkeuzebedingen die zijn opgenomen in de garanties en in de tussen [verweerder] en Juno Holding gesloten overeenkomst niet exclusief in de zin van artikel 3 HFV. Immers, in deze bedingen is de mogelijkheid om een procedure bij andere gerechten aanhangig te maken alleen voor [verweerder] uitgesloten. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben geen verklaringen inzake niet-exclusieve forumkeuzebedingen afgelegd als bedoeld in artikel 22 HFV. Dit heeft tot gevolg dat de beslissingen waarvan [verzoekers] erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt, niet onder het materiële toepassingsgebied van het Haags Forumkeuzeverdrag vallen (artikel 1 lid 1 HFV).
4.10.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet meer zal beslissen over de vraag of de forumkeuzebedingen zijn gemaakt nadat het Haags Forumkeuzeverdrag voor het Verenigd Koninkrijk in werking is getreden.
Het Nederlands-Brits Executieverdrag
4.11.
Het Nederlands-Brits Executieverdrag is in de verhouding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (althans tot aan de Brexit) voor het Europese deel van Nederland vervangen door het EEX-Verdrag en laatstelijk de Brussel I bis-Verordening.
4.12.
Anders dan [verzoekers] betoogt, kan het Nederlands-Brits Executieverdrag na de Brexit niet ‘herleven’ of met andere woorden: weer effectief worden. Bij de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot het EEX-Verdrag is bepaald dat het Nederlands-Brits Executieverdrag wordt vervangen door het EEX-Verdrag (artikel 55 in verbinding met artikel 24 van het EEX-Verdrag). Hoewel het Nederlands-Brits Executieverdrag niet formeel volgens artikel XI van dat verdrag is opgezegd, blijkt uit het EEX-Verdrag dat het de bedoeling van de Europese Unie, waartoe Nederland behoort, en het Verenigd Koninkrijk is geweest om de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken voortaan door het EEX-Verdrag te laten regelen. Daarmee is het Nederlands-Brits Executieverdrag beëindigd in de zin van artikel 59, lid 1, onder b van het Weens Verdragenverdrag dat als een codificatie van het geldende internationaal gewoonterecht moet worden beschouwd (vgl. HR 29 juni 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1191; HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2363). In dit artikel is bepaald dat een verdrag als beëindigd wordt beschouwd wanneer alle partijen bij dit verdrag een later verdrag sluiten betreffende hetzelfde onderwerp en uit het latere verdrag blijkt of anderszins vaststaat dat het de bedoeling van de partijen is de materie door dit verdrag te regelen. Het Nederlands-Brits Executieverdrag is wel van toepassing gebleven voor het Caribische deel van Nederland.
Het EEX-Verdrag4.13. Het EEX-Verdrag is met ingang van 1 maart 2002 vervangen door de EEX-Verordening en met ingang van 10 januari 2015 door de Brussel I bis- Verordening. Het EEX-Verdrag is niet door de lidstaten opgezegd, maar ook hier moet worden geoordeeld dat het EEX-Verdrag niet is ‘herleefd’. Het EEX-Verdrag is enkel behouden voor de niet door de verordeningen bestreken gevallen. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk aan de Raad van de Europese Unie laten weten dat het EEX-Verdrag na het verloop van de overgangsperiode in het Verenigd Koninkrijk is opgehouden te gelden. Er bestaat daarom geen reden voor de aan het EEX-Verdrag gebonden lidstaten om het verdrag in de verhouding tot het Verenigd Koninkrijk nog toe te passen. Hetzelfde geldt voor het EVEX-Verdrag. [10]
Voortzetting als dagvaardingsprocedure?
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat de tenuitvoerlegging van de Engelse vonnissen niet kan plaatsvinden op grond van enig (executie)verdrag. Dat betekent dat een beroep op artikel 985 Rv niet mogelijk is. Het geding dat voor de Engelse rechter heeft plaatsgevonden en tot de Engelse vonnissen heeft geleid zal op grond van artikel 431 lid 2 Rv door de Nederlandse rechter opnieuw moeten worden behandeld en afgedaan. Indien op grond van dit artikel het geding opnieuw bij de Nederlandse rechter aanhangig wordt gemaakt, moet deze beoordelen of en in hoeverre hij, gelet op de omstandigheden van het hem voorgelegde geval, aan een beslissing van de buitenlandse rechter gezag toekent. Een vordering hiertoe moet worden ingesteld middels een dagvaardingsprocedure. Daarom moet deze procedure, in de stand waarin deze zich bevindt, ingevolge het bepaalde in artikel 69 lid 2 Rv in beginsel worden verwezen naar de civiele kamer (‘kamer voor andere zaken dan kantonzaken’) en worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. In de dagvaardingsprocedure zal het verzoekschrift van [verzoekers] als dagvaarding worden aangemerkt en zal [verzoekers] in de gelegenheid worden gesteld om bij akte het verzoekschrift aan te vullen of te verbeteren, zoals bepaald in artikel 69 lid 1 Rv. Nu [verweerder] in deze verzoekschriftprocedure bij advocaat is verschenen, zal afzonderlijke oproeping bij exploot niet nodig zijn.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt met betrekking tot de voorgenomen verwijzing kenbaar te maken en zich uit te laten over de wijze waarop de procedure moet worden voortgezet. De zaak zal daartoe naar de (interne) rekestenrol worden verwezen.
4.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de (interne rekesten)rol van
1 december 2022voor een akte aan de zijde van beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.14;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Broesterhuizen, bijgestaan door mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2022.

Voetnoten

1.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ’s-Gravenhage, 17 november 1967,
2.Verdrag inzake bedingen van forumkeuze, ’s-Gravenhage 30 juni 2005,
3.Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Brussel, 27 september 1968,
4.Verordening (EG) 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,
5.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking),
6.Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, Wenen, 23 mei 1969, Trb. 1972, 51, en 1985, 79
7.Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, ’s-Gravenhage 15 november 1965, Trb. 1975, 150.
8.Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
9.Hartley & Dogauchi, Verdrag van 30 juni 2005 inzake bedingen van forumkeuze, Den Haag; De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, Permanent Bureau, oktober 2013.
10.Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Lugano, 16 september 1988,