Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 2],
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen, met producties, van 10 en 14 februari 2022;
- de akte overlegging producties van [eisers] van 13 april 2022, waarbij een overzicht van Deelnemende Beleggers (afwijkend van dat bij dagvaarding) is overgelegd met kopieën van proceslasten/volmachten;
- de conclusie van antwoord, met producties, van DGNV;
- de conclusie van antwoord, met producties, van DPA en NHH;
- het tussenvonnis van 29 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 november 2022 en de daarin genoemde (proces)stukken;
- de brief van 12 december 2022 van de zijde van DPA en NHH met opmerkingen over het proces-verbaal,
- de brief van 13 december 2022 van de zijde van [eisers] met opmerkingen over het proces-verbaal.
2.De feiten in de hoofdzaak en in de incidenten
small capindex van Euronext Amsterdam N.V.
offer memorandum) van 1 juni 2021 (zie hierna onder 2.12) indirect onder meer via de vennootschap TBL Investments B.V. (hierna: TBL) over een belang van 10,71% van de aandelen in DGNV.
special purpose vehiclein verband met de uitvoering van het na te noemen bod op de aandelen in DGNV. Sinds de uitvoering van het bod worden de aandelen in NHH indirect gehouden door Gilde Equity Management Benelux Fund IV (hierna: Gilde) (89%) en door TBL (11%).
due diligenceonderzoek heeft uitgevoerd. Naar aanleiding van dit onderzoek wilde Gilde haar indicatieve bod verlagen tot € 1,60 per aandeel. [naam 3] en [naam 6] hebben Gilde laten weten dat een dergelijk bod niet door DGNV gesteund zou worden. Op 20 januari 2020 heeft Gilde meegedeeld dat zij bereid was om € 1,70 per aandeel (hierna: de Biedprijs) te bieden. Op die basis zijn de onderhandelingen voortgezet.
- aandeelhouders met een gezamenlijk belang van 66,4% ondersteunden het bod,
- het bod komt neer op een waarde van € 79,8 miljoen,
- Rabobank heeft een
- NHH en DGNV waren overeengekomen, dat wanneer NHH minder dan 95% maar meer dan 80% van de aandelen zou verkrijgen, zij de gehele onderneming van DGNV in een activa/passiva transactie kan verkrijgen tegen betaling van de totale biedprijs, gevolgd door een liquidatie met uitkering aan de overige aandeelhouders (een zogenaamde
Position Statementgepubliceerd.
3.Het geschil in de hoofdzaak
fairness opinionvan Rabobank ondersteunt de prijs onvoldoende en DGNV c.s. heeft geen inzicht willen geven in andere informatie waarop de waardering van de onderneming is gebaseerd. De uitkoop van de minderheidsaandeelhouders behoort niet plaats te vinden zonder dat er een onafhankelijke beoordeling van de werkelijke waarde van de overgedragen activa en passiva door een deskundige plaatsvindt. Dat zou de Ondernemingskamer ook opdragen bij een uitkoopprocedure. Dit geldt temeer omdat de bestuurders van DGNV hebben deelgenomen aan de besluitvorming, terwijl zij een belangenconflict hadden. Gilde/NHH bood hen immers de mogelijkheid om na gestanddoening van het bod via een participatieplan samen met andere senior managers tot 15% middels certificaten van aandelen deel te nemen in het aandelenkapitaal. Daarmee hadden de bestuurders een belang bij een zo laag mogelijke biedprijs. Op grond van artikel 2:8 BW eisen de redelijkheid en billijkheid dat belangenverstrengeling zoveel mogelijk moet worden voorkomen, los van de vraag of deze omstandigheid ook als tegenstrijdig belang kwalificeert. Ook op grond van de Nederlandse Corporate Governance Code (hierna: de Code) is dat vereist (principe 2.7). Ook binnen de Raad van Commissarissen (RvC) was de besluitvorming gemankeerd, omdat [naam 6] als houder van een groot en daarmee illiquide pakket aandelen een tegenstrijdig belang had met DGNV en haar aandeelhouders. Daarbij komt dat er geen reglement was aangaande de omgang met belangenverstrengeling en niet is gebleken dat de bestuurders hun voorgenomen deelname aan het participatieplan aan de voorzitter van de RvC hebben gemeld. Ten slotte is ten onrechte geen aandacht besteed aan de belangenverstrengeling bij [naam 7] .
4.De geschillen in de incidenten
de incidentele vorderingen van [eisers]
€ 500,00 per dag met hoofdelijke veroordeling van DGNV c.s. in de kosten van het incident.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
Ontvankelijkheid van [eiser 1]
pre-wired assettransactie als hier aan de orde is, op zich niet op bezwaren hoeft te stuiten. Of het zich bedienen van een dergelijke constructie onrechtmatig is jegens minderheidsaandeelhouders hangt af van de omstandigheden van het geval waarbij dient te worden meegewogen of de minderheidsaandeelhouders daardoor onevenredig worden benadeeld. Een minderheidsaandeelhouder die tot aankoop van een minderheidspakket overgaat moet daarbij rekening houden met de mogelijkheid dat een vennootschap een gedaantewisseling kan ondergaan. Dit neemt niet weg dat een besluit tot fusie dat enkel en alleen de strekking heeft minderheidsaandeelhouders uit te stoten, in strijd kan zijn met hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd (artikel 2:8 BW). Het beoordelingskader van het besluit om de Koopovereenkomst uit te voeren en DGNV te ontbinden wordt verder gevormd door de in de volgende overweging genoemde toepasselijke rechtsregels.
pre-wired assetstructuur zijn op 1 maart 2021 openbaar aangekondigd. Het staat niet vast dat [eiser 2] of één van de Deelnemers aandelen hield bij de aankondiging van het bod op 1 maart 2021. Integendeel hoogstens één van de Deelnemers had mogelijk ook vóór 31 maart 2021 900 aandelen in bezit. De Deelnemers en [eiser 2] hebben dus hun aandelen gekocht in de wetenschap dat het bod er lag en dat DGNV zich gebonden had aan de uitvoering van de Koopovereenkomst, indien NHH haar zou houden aan de daarover in de Fusieovereenkomst opgenomen toezegging. De situatie dat een minderheidsaandeelhouder na zijn aankoop geconfronteerd wordt met een gedaantewisseling van de vennootschap (zie 5.9) doet zich dus niet voor.
rangevoor de prijsstelling. De vraag is echter niet of een hogere biedprijs en koopsom verdedigbaar waren. De vraag is of in het licht van alle omstandigheden (waaronder ook belangen van de vennootschap en andere
stakeholders) het vasthouden aan de Koopovereenkomst met de daarin afgesproken waarde in strijd was met eisen van redelijkheid en billijkheid. Dit kan op grond van het Wingman rapport, mede gezien de betwisting daarvan, niet worden vastgesteld.
fairness opinionvan Rabobank van 1 maart 2021. Daarin is op basis van een
due diligenceonderzoek, verschillende waarderingsmethoden en een analyse van vergelijkbare transacties geoordeeld dat de Biedprijs en de Koopsom vanuit financieel oogpunt
fairwaren. De bezwaren van [eisers] tegen de
fairness opinionen de stellingen over een tegenstrijdig of ander eigen belang van Rabobank zijn tegenover de betwisting daarvan door DGNV c.s. niet voldoende onderbouwd om de
fairness opinionwaarde te ontzeggen.
pre-wiredafspraken waren immers een voorwaarde waaronder NHH bereid was het geld voor de Biedprijs en de Koopsom op tafel te leggen dat de overgrote meerderheid van aandeelhouders wilde accepteren.
free floatin die aandelen. Zij hebben dus zelf voorkomen dat NHH de wettelijke grens voor toepassing van de uitkoopregeling – bezit van ten minste 95% van de geplaatste aandelen in DGNV – zou bereiken. Daarmee hebben zij NHH in de positie gebracht dat zij belang had bij haar beroep op de verplichting van DGNV om de Koopovereenkomst uit te voeren. In die omstandigheden hebben [eiser 2] en de Deelnemers geen aanvullende bescherming nodig (als de uitkoopregeling die al geboden had).
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 7.998,00(2,0 punten × tarief VIII € 3.999,00)
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 7.998,00(2,0 punten × tarief € 3.999,00)
6.De beoordeling in de incidenten
7.De beslissing
mr. M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.