ECLI:NL:RBAMS:2022:7505

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
13/142008-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor wapenhandel, witwassen en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 14 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder wapenhandel, het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, patroonhouders, munitie, en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en cocaïne, maar achtte het wel bewezen dat hij een patroonhouder en munitie voorhanden had, evenals dat hij zich schuldig had gemaakt aan poging tot wapenhandel en witwassen van luxegoederen. De rechtbank overwoog dat, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, de ernst van de feiten en het ontbreken van intrinsieke motivatie geen aanleiding gaven om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een gewoonte had gemaakt van het handelen in wapens, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van de luxegoederen die hij in zijn bezit had, wat leidde tot de conclusie dat deze goederen uit misdrijf afkomstig waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/142008-22 (Promis)
Datum uitspraak: 14 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
[woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.C. Fransen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging op de zitting van 30 november 2022 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en/of een of meerdere patroonhouders en/of een of meerdere patronen, al dan niet in vereniging, op 5 januari 2022 te Amsterdam;
2. het opzettelijk aanwezig hebben van 803 gram cocaïne, al dan niet in vereniging, op 19 december 2021 te Amsterdam;
3. het voorhanden hebben van munitie, te weten een patroon, op 18 april 2022 te Amsterdam;
4. het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur op 9 juni 2022 te Amsterdam;
5. poging tot wapenhandel, door met een of meerdere personen via berichtenverkeer afspraken te maken, in de periode van 3 mei 2022 tot en met 3 juni 2022 te Amsterdam, terwijl verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
6. het witwassen van meerdere luxegoederen op 14 juni 2022 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is ten aanzien van feit 5 (poging wapenhandel). Uit de dagvaarding, in combinatie met de inhoud van het dossier, wordt onvoldoende duidelijk waar verdachte zich tegen dient te verdedigen. Onduidelijk is welke berichten voor het Openbaar Ministerie (OM) relevant zijn en de betreffende periode lijkt willekeurig gekozen, aldus de raadsman van verdachte.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de dagvaarding ten aanzien van feit 5 (poging wapenhandel) geldig is. De tenlastelegging is voldoende feitelijk omschreven. De Signal-chatgesprekken in het dossier sluiten aan op de tenlastegelegde periode en zijn omschreven in het dossier.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding, ook ten aanzien van feit 5 (poging wapenhandel), geldig is. Tegen de achtergrond van het dossier en de ten laste gelegde periode, is duidelijk waar het ten laste gelegde feit 5 (poging wapenhandel) betrekking op heeft. De omschrijving van de beschuldiging is voldoende feitelijk. Hoewel de wapens niet allemaal afzonderlijk zijn beschreven, benoemd en geclassificeerd in de tenlastelegging, is het voor verdachte voldoende duidelijk waartegen hij zich heeft moeten verdedigen. Zo wordt in het proces-verbaal wapenonderzoek duidelijk omschreven welke wapens op de afbeeldingen en filmpjes worden herkend en onder welke strafbaarstelling deze wapens vallen. [1] Daarnaast is in het proces-verbaal relaas schematisch weergegeven welke filmbestanden uit welke chatgesprekken afkomstig zijn, en welke herkende wapens daaraan gekoppeld worden. [2] In combinatie met de ten laste gelegde periode is daardoor ook duidelijk welke chatgesprekken relevant zijn volgens het OM. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De dagvaarding voldoet dan ook aan de vereisten van artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering.
Verder is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen, met uitzondering van feit 2. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte 803 gram cocaïne voorhanden heeft gehad, waardoor verdachte van het ten laste gelegde onder feit 2 moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1
Het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur, patroonhouders en munitie kan worden bewezen. De officier van justitie heeft hiertoe het volgende aangevoerd. In de tas die in de bosjes werd aangetroffen, zaten een pistoolmitrailleur, patroonhouders en munitie. Deze tas is daar kort voor het aantreffen neergelegd door [naam 1] en [naam 2] . Zij kwamen met de tas uit een woning lopen, waar verdachte op dat moment ook was. Op een van de patroonhouders zijn vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij alleen weet had van de patroonhouder in de tas, is ongeloofwaardig. Uit de opgenomen telio-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] , blijkt dat verdachte met blote handen ‘die dingen’ in de tas heeft gestopt. Verdachte spreekt in meervoud en heeft het dus over meer goederen dan alleen de patroonhouder. Het kan dan ook bewezen worden dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had ten aanzien van de pistoolmitrailleur, patroonhouders en munitie.
Ten aanzien van feit 3
Ook het voorhanden hebben van de patroon op 18 april 2022 kan worden bewezen. De patroon is tijdens de insluitingsfouillering in een nektasje van verdachte aangetroffen en uit het wapenrapport blijkt dat het om strafbaar gestelde munitie gaat.
Ten aanzien van feit 4
Dat verdachte op 9 juni 2022 in Amsterdam een pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad, kan ook bewezen worden. Verdachte is de gebruiker van de iPhone die in zijn slaapkamer is aangetroffen. In die telefoon zijn screenshots (videostills) opgeslagen van verdachte die een pistoolmitrailleur voor zijn hoofd houdt. Uit het wapenrapport blijkt dat het een strafbaar gesteld wapen betreft. Dat het op die screenshot verdachte betreft, staat vast. Verdachte heeft over een bijna identieke foto verklaard dat het hem betreft, maar dat hij toen slechts vijftien jaar was en zich in Marokko bevond. Die verklaring is ongeloofwaardig. Uit de metadata van de screenshot blijkt bovendien dat de screenshot op 9 juni 2022 is aangemaakt. En uit de historische telecomgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat de telefoon op die dag in Amsterdam aanstraalde.
Ten aanzien van feit 5
Ook kan bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het overdragen van wapens. De officier van justitie heeft gewezen op de chatgesprekken in het dossier. Deze gesprekken, die zijn aangetroffen op de telefoon waarvan is vastgesteld dat verdachte daarvan de gebruiker is, zijn niet anders uit te leggen dan als gesprekken over de aan- en verkoop van wapens. Uit de historische verkeersgegevens is gebleken dat de telefoon aanstraalde in met name Amsterdam en in ieder geval in Nederland. De foto’s en video’s van wapens, die in deze gesprekken zijn gedeeld, zijn onderzocht door een wapendeskundige en gekwalificeerd als strafbaar. Bovendien was de communicatie in de chats naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op de handel in echte wapens en gericht op de voltooiing van het misdrijf. Ook heeft verdachte daar een gewoonte van gemaakt, gezien de aard, frequentie, duur en omvang van de chatberichten.
Ten aanzien van feit 6
Tot slot kan bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Bij de doorzoeking is in de slaapkamer van verdachte een groot aantal luxegoederen aangetroffen. Vastgesteld kan worden dat deze goederen echt zijn en geen namaakgoederen betreffen. Verdachte en zijn moeder beschikken beiden niet over een toereikende legale inkomstenbron die de aanschaf van dergelijk luxegoederen kan verklaren. Er is sprake van een witwasverdenking en verdachte heeft over de goederen geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven. De enige verklaring is dat de goederen middellijk of onmiddellijk afkomstig zijn van enig misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 3 (voorhanden hebben patroon). Ten aanzien van dat feit is geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over het aangetroffen vuurwapen in de tas. Uit het tapgesprek met [naam 1] blijkt dat verdachte het over ‘dat ding’ heeft. Verdachte heeft het dus over één voorwerp: een patroonhouder. Bovendien is de vingerafdruk van verdachte slechts aangetroffen op de patroonhouder die hij in de tas heeft gestopt. Het in een tas stoppen van een patroonhouder is echter onvoldoende om te kunnen spreken van beschikkingsmacht ten aanzien van die patroonhouder. Verdachte dient van dit feit dan ook integraal worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Indien de rechtbank concludeert dat verdachte de patroonhouder voorhanden heeft gehad, dient verdachte partieel te worden vrijgesproken voor het voorhanden hebben van de overige twee patroonhouders, de munitie en het wapen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat uit het dossier op geen enkele manier volgt dat verdachte op de ten laste gelegde datum 803 gram cocaïne voorhanden heeft gehad, waardoor verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van de pistoolmitrailleur. De raadsman heeft hierover het volgende aangevoerd. Niet kan worden vastgesteld dat de persoon op het filmpje verdachte betreft. Ook kan niet worden vastgesteld dat het filmpje in Nederland is opgenomen. Evenmin kan worden vastgesteld dat het filmpje met het wapen op 9 juni 2022 is opgenomen. Tot slot kan niet worden vastgesteld dat het vuurwapen in het filmpje een echt vuurwapen is.
Ten aanzien van feit 5
Ook van dit feit dient verdachte te worden vrijgesproken. Net zoals bepleit ten aanzien van feit 4, kan ook voor feit 5 niet worden vastgesteld dat de wapens, waarover gesproken wordt, echte wapens zijn. Bovendien blijkt uit de gesprekken – die het Openbaar Ministerie niet nader heeft gespecifieerd – niet dat er daadwerkelijk een intentie bestond om in vuurwapens te handelen. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt en onduidelijk is of gebruikers van de chat over wapens beschikten. Er is geen begin van uitvoering.
Ten aanzien van feit 6
Tot slot dient verdachte te worden vrijgesproken van witwassen. Uit de feiten en omstandigheden volgt niet dat het alleen zo kan zijn dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Ten eerste is over de goederen weinig bekend. Zo is geen onderzoek verricht naar de echtheid van de goederen. Van de meeste goederen zijn geen kassabonnen aangetroffen. Bovendien is van de kassabonnen die wel zijn aangetroffen, niet duidelijk bij welke goederen deze horen. Ten tweede is het niet ondenkbaar dat een thuiswonende jongen van achttien jaar de luxegoederen heeft gekregen. Verdachte wordt financieel en materieel onderhouden door zijn vader. Ook beschikt hij zelf over legaal inkomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het opzettelijk aanwezig hebben cocaïne (feit 2)
De rechtbank acht – met de officier van de justitie en de raadsman – niet bewezen hetgeen onder feit 2 is ten laste gelegd, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2
Vrijspraak van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur (feit 4)
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 4 is ten laste gelegd, waardoor verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In het dossier zit een foto, waarop te zien is dat een man met ontbloot bovenlijf een gouden ketting draagt, een pet op heeft en een wapen voor zijn gezicht houdt. Ook zit in het dossier een foto waarop te zien is dat verdachte, met ontbloot bovenlijf, eenzelfde ketting en eenzelfde pet op, een joint rookt. De rechtbank stelt vast dat de persoon op de foto met het wapen dezelfde persoon is en dus verdachte betreft. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van het proces-verbaal van wapenonderzoek vast dat het wapen op de foto een (echt) pistoolmitrailleur betreft.
Wat de rechtbank echter niet kan vaststellen, is waar en wanneer de foto’s (
stills) zijn gemaakt. De
stillszijn voorzien van een
date of creationop de telefoon van donderdag 9 juni 2022. Uit onderzoek is gebleken dat er geen specifieke data aanwezig zijn die objectief weergeven wanneer de foto genomen is. Dat 9 juni 2022 mogelijk niet de datum van het maken van de foto is, wordt ondersteund door het feit dat er meerdere bestanden zijn, waaronder ook een foto die verdachte in Marokko heeft gemaakt, die een
date of creationvan donderdag 9 juni 2022 hebben. Omdat niet kan worden vastgesteld op welke pleegdatum en pleegplaats het feit heeft plaatsgevonden, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.3
Het voorhanden hebben van een patroonhouder (feit 1)
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de pistoolmitrailleur, meerdere patroonhouders en patronen voorhanden heeft gehad en spreekt verdachte daarvan vrij. Wel is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte een patroonhouder voorhanden heeft gehad.
Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de ten laste gelegde goederen te komen, moet worden bewezen dat verdachte ten aanzien van alle goederen wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 5 januari 2022, samen met anderen, in een woning was. In die woning heeft verdachte volgens zijn verklaring een patroonhouder op tafel gezien, die hij in een boodschappentas heeft gestopt. Later wordt een tas door twee andere personen uit de woning meegenomen en in de bosjes neergelegd. In de tas worden een pistoolmitrailleur, patroonhouders en munitie aangetroffen. Op één patroonhouder uit de tas zijn sporen van verdachte aangetroffen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de patroonhouder die hij zelf in de tas heeft gestopt. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat dit een willekeurige tas was, zoals verdachte heeft verklaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de patroonhouder voorhanden heeft gehad. Daarbij is sprake geweest van medeplegen, omdat verdachte de patroonhouder in een tas heeft gestopt en twee anderen een tas uit de woning hebben gebracht. Dat zijn uitwisselbare rollen.
Dezelfde conclusie kan echter niet worden getrokken ten aanzien van de pistoolmitrailleur, de andere patroonhouders en de munitie. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook wetenschap had van die voorwerpen. Niet vast te stellen is in welke tas verdachte de patroonhouder stopte of dat deze wapens en munitie al in de tas zaten toen verdachte de patroonhouder erin deed. Dat in het telio-gesprek met [naam 1] wordt gesproken over ‘die torie’, waarvan geen eenduidige interpretatie beschikbaar is, acht de rechtbank niet voldoende om te kunnen spreken van wetenschap van alle tenlastegelegde goederen. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken voor zover het de verdenking ten aanzien van de pistoolmitrailleur, de munitie en het overige deel van de patroonhouders betreft.
4.3.4
Het voorhanden hebben van een patroon (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte op 18 april 2022 in Amsterdam een patroon voorhanden heeft gehad. Dit voorwerp is bij de insluitingsfouillering van verdachte in zijn nektasje aangetroffen en uit onderzoek blijkt dat het gaat om strafbare munitie.
4.3.5
Poging tot wapenhandel (feit 5)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het handelen in wapens en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het onderzoek naar de iPhone - die in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen - vast dat verdachte de gebruiker is van deze iPhone. Zo noemt de gebruiker van de telefoon zichzelf ‘ [verdachte] ’ in een conversatie en is het telefoonnummer van de moeder van verdachte opgeslagen onder het symbool van een hartje, waarbij dit contact ook ‘mama’ wordt genoemd in een conversatie. Bovendien staan op de telefoon meerdere foto’s en video’s (veelal selfies) waarop verdachte herkenbaar staat afgebeeld. Het Signalaccount dat op deze telefoon staat, heeft als gebruikersnaam ‘ [naam 3] ’. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de persoon is die dit Signalaccount gebruikt.
Tussen 3 mei 2022 en 26 mei 2022 worden chatgesprekken gevoerd via Signal tussen verdachte ( [naam 3] ) en anderen. Zo heeft verdachte op 3 mei 2022 een gesprek met ‘ [naam 4] ’, waarin laatstgenoemde aan verdachte schrijft: ‘
Ar, 15, inkoop is 8k kijke wat je me wil geven zijn nog 2 over.’ Op 23 mei 2022 chat verdachte met ‘ [naam 5] ’. Te zien is dat deze [naam 5] drie foto’s aan verdachte stuurt waarop vuurwapens te zien zijn. [naam 5] schrijft dat ze allemaal schoon zijn en dat hij nog op de ‘priccas’ (straattaal voor prijzen) wacht. Verder wordt in dit gesprek gesproken over de prijs voor een wapen met demper en over de vraag of zij er ook iets aan kunnen verdienen. Op 24 mei 2022 stuurt verdachte twee foto’s naar [naam 5] waarop drie vuurwapens staan. Er wordt opnieuw gesproken over de vraag of de wapens schoon zijn en over de prijzen van de wapens. Op 25 mei 2022 stuurt verdachte een bijlage met daarin afbeeldingen van vuurwapens, waarbij verdachte schrijft dat hij ze met [naam 5] kan aanschaffen voor € 11.000,-. [naam 5] vraagt wat zij er uiteindelijk voor kunnen krijgen. Tussen 30 en 31 mei 2022 chat verdachte met ‘ [naam 6] ’ over het regelen van een vuurwapen en magazijnen.
De rechtbank is van oordeel dat in voornoemde gesprekken concreet wordt gesproken over de aankoop, verkoop, prijzen en beschikbaarheid van wapens. Er worden in de gesprekken prijzen genoemd die passen bij echte vuurwapens. Bovendien zijn de wapens op de foto’s in de chats door wapendeskundigen herkend als zijnde echte wapens. Dat de wapens niet fysiek zijn onderzocht, doet daar niet aan af. De communicatie was naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het misdrijf wapenhandel. Gelet op de aard, frequentie, duur en omvang van de chatberichten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hier bovendien een gewoonte van heeft gemaakt.
4.3.6
Witwassen van luxegoederen (feit 6)
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de feiten en omstandigheden waaronder de luxegoederen zijn aangetroffen een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Zo blijkt uit het dossier dat de luxegoederen van grote waarde zijn, terwijl verdachte een ontoereikend inkomen heeft om deze goederen zelf te kunnen betalen. Dat er van bepaalde goederen wel bonnen zijn en van sommige goederen niet, maakt dit niet anders. Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de voorwerpen namaakspullen betreffen. Verdachte heeft bovendien niet verklaard dat de voorwerpen namaakgoederen betreffen.
Onder die omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan verdachte is om aannemelijk te maken dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft algemeen verklaard dat hij niet precies van elk voorwerp weet waarvan het afkomstig is, maar dat hij veel spullen heeft gekregen, heeft geleend en ook wel een aantal spullen zelf heeft gekocht. Verdachte heeft verder bij Uber gewerkt, waar hij in de periode 1 januari 2021 tot en met 27 juli 2022 in totaal 2.083,35 euro heeft verdiend, en werd hij naar eigen zeggen financieel ondersteund door zijn vader.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte, afgezet tegenover het grote aantal luxegoederen dat bij hem is aangetroffen, niet als een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring kan worden aangemerkt. Het door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen, geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de luxegoederen zoals omschreven in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn en verdachte dit wist.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 5 januari 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonhouder, zijnde een hulpstuk dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistoolmitrailleur, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 3:
op 18 april 2022 te Amsterdam, munitie van categorie III, te weten een patroon van het kaliber 9x 19mm, goednummer 6175749, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 5:
in periode van 3 mei 2022 tot en met 31 mei 2022 in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf
- meerdere wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van pistool mitrailleurs en een grendelgeweer en
- meerdere wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1 Wet wapens en munitie,

te weten meerdere vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van pistolen

over te dragen, te verhandelen en anderszins ter beschikking te stellen, immers heeft hij, verdachte, met meer personen door middel van (Signal) berichtenverkeer afspraken gemaakt over de aankoop, verkoop, vraagprijs en beschikbaarheid van bovengenoemde wapens, door
- afbeeldingen en filmmateriaal van deze vuurwapens naar meer personen te verzenden en
- afbeeldingen en filmmateriaal van deze vuurwapens van meer personen te ontvangen en
- gesprekken te voeren over de beschikbaarheid en de aankoopprijs en de vraagprijs van deze vuurwapens
- en in die berichten de wapens te koop aanbieden en aangeboden te krijgen,

zulks terwijl, hij, verdachte van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een gewoonte heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van feit 6:
op 14 juni 2022 te Amsterdam, meerdere voorwerpen te weten
- een zonnebril van het merk Cartier en
- een paar slippers van het merk Louis Vuitton en
- meerdere paren schoenen van het merk Louis Vuitton en
- een paar schoenen van het merk Prada model Rush en
- een paar schoenen van het merk Christian Dior en
- meerdere paren schoenen van het merk Louboutin en
- een paar schoenen van het merk Givenchy
- verworven en voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist dat die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal zeer ernstige feiten. Hij heeft een patroonhouder en munitie voorhanden gehad, gepoogd om in wapens te handelen en tot slot een groot aantal luxegoederen witgewassen. Dit alles terwijl verdachte nog zeer jong is. Het ongecontroleerde bezit van en handelen in (onderdelen van) vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Verdachte heeft gehandeld in het kader van commercieel gewin, waarbij hij heeft geprobeerd om zware wapens in het maatschappelijk verkeer te brengen. Wapens die op deze manier van eigenaar wisselen, worden vaak ingezet bij andere criminele activiteiten, waarbij de kans op slachtoffers groot is. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld, wat de laatste jaren tot veel slachtoffers heeft geleid.
Ook met het witwassen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen leidt ertoe dat uit misdrijf verkregen goederen een schijnbaar legale herkomst krijgen, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Uit de door verdachte gepleegde feiten komt een beeld naar voren van een persoon die zich slechts bezighoudt met financieel gewin en zich niet bekommert om het gevaar dat dit handelen met zich meebrengt. De jonge leeftijd van verdachte en zijn proceshouding baart de rechtbank zorgen.
De rechtbank heeft verder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 24 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Verdachte is wel voor andere misdrijven veroordeeld, voor het laatst op 12 juli 2022. Dat betekent dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoon van verdachte en heeft in dat kader kennis genomen van de adviezen van Reclassering Nederland van 22 september 2022 en 13 juli 2022. De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen, omdat zij geen zwaarwegende redenen zien voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte zelf heeft hierover verklaard dat hij zich in dit advies wel kan vinden. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen, zodat verdachte zal worden gestraft volgens het volwassenstrafrecht.
En hoewel de reclassering haar twijfels heeft over de motivatie van verdachte, adviseert zij toch een deels voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft op zitting kenbaar gemaakt dat hij denkt zich niet twee jaar lang aan een contactverbod te kunnen houden. De rechtbank ziet geen intrinsieke motivatie van verdachte voor medewerking aan eventuele voorwaarden. Er is daarom en gelet op de ernst van de feiten geen ruimte voor de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Gelet op het bovenstaande én omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van een deel van de feiten, valt de straf lager uit dan de eis van de officier van justitie.
De rechtbank acht, alles in overweging nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in bijlage III.
De twee Nokia-telefoons (nummers 2 en 3) worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven. De voorwerpen zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De iPhone (nummer 5) behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 4 en 5 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard. Ook de goederen onder de nummers 1, 6, 8, 9 en 11 t/m 18 behoren aan verdachte toe. Deze goederen zijn de goederen genoemd onder feit 5 en worden verbeurdverklaard.
De overige goederen (nummers 4, 7 en 10) worden geretourneerd aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 45, 47, 55, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 4 ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
feit 1, feit 3, feit 5 en feit 6ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5:
de eendaadse samenloop van
poging tot het handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
poging tot het handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderinggebracht zal worden.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
2. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198841, Zwart, merk: Nokia)
3. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198856, Nokia)
Verklaart
verbeurd:
1. STK Bon
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198872, Louis Vuitton)
5. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198862, Zwart, merk: Apple)
6. 1 STK Zonnebril
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198858, Paars, merk: Cartier)
8. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198880, Prada)
9. 1 STK Schoenen
(Omschrijving: Grijs, merk: Louis Vuitton)
11. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198887, Zwart, merk: Louis Vuitton)
12. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198892, Beige, merk: Louboutin)
13. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198898, Blauw, merk: Louboutin)
14. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198899, Christian Dior)
15. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198902, Louis Vuitton)
16. 1 STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198905, Zwart, merk: Givenchy)
17. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198908, Zwart, merk: Louboutin)
18. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198909, Zwart, merk: Louis Vuitton)
Gelast
de teruggave aan verdachtevan:
4. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198859, Zwart, merk: Apple)
7. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198875, Bruin, merk: Gucci)
10. l STK Schoenen
(Omschrijving: PL1300-2022071649-G6198884, Wit, merk: Nike)
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2022.

Voetnoten

1.Proces-verbaal wapenonderzoek van 11 juli 2022, p. A 188 – A 198.
2.Proces-verbaal relaas van 13 juli 2022, p. N – O.