Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
1.Procedure
- de dagvaarding van 3 september 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 30 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 29 april 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de verwijzing naar de parkeerrol van 5 oktober 2022 in verband met de door partijen gemaakte afspraken over mediation;
- het verzoek van de Stichting van 21 september 2022 om de zaak weer op te brengen en een datum voor vonnis te bepalen.
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling
€ 25.000,- exclusief btw mocht factureren aan de Stichting via ms2 Capital. De door de Stichting erkende betaling van 21 juli 2017 (zie nummer 2.8) is daar onderdeel van en de betalingen van 29 mei 2018, 27 juli 2018 en 10 februari 2019 (zie nummer 2.12) zijn dat eveneens. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] c.s. toegelicht dat deze afspraak in de tuin van de heer [naam 4] is gemaakt, in aanwezigheid van [naam 2] . In 2019 heeft [gedaagde 1] de factuur van ms2 Capital aan FvD gericht (zie nummer 2.12), omdat het de bedoeling was om de Stichting op den duur op te heffen. [gedaagde 1] c.s. heeft dit bedrag slechts onder protest terugbetaald, omdat zij na het vertrek van [gedaagde 1] bij FvD een verdere escalatie wilde voorkomen. Toen FvD alsnog juridische stappen tegen [gedaagde 1] c.s. nam, heeft hij de factuur opnieuw in rekening gebracht bij FvD (zie nummer 2.15). De betaling van 30 april 2018 ziet volgens [gedaagde 1] c.s. op een andere mondelinge afspraak die [gedaagde 1] met de Stichting, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] , heeft gemaakt. Omdat [naam 2] in 2018 de campagne voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen niet goed begeleide heeft [gedaagde 1] deze activiteiten in samenspraak met bestuurder [naam 1] deels overgenomen en mocht hij hiervoor eenmalig € 18.150,- in rekening brengen aan de Stichting via ms2 Capital. [naam 2] heeft volgens [gedaagde 1] hetzelfde bedrag in rekening gebracht bij de Stichting voor deze campagne. [gedaagde 1] c.s. voert verder aan dat het binnen de Stichting en FvD gebruikelijk was om mondeling afspraken te maken en dat de andere bestuurders en overige bij de Stichting en FvD betrokken personen ook op
grond van dit soort afspraken gelden van, onder meer, de Stichting kregen. Zij heeft ter onderbouwing hiervan een lijst overgelegd, met een totaal van
€ 516.766,41 aan betalingen die volgens haar op grond van dit soort mondelinge overeenkomsten met de Stichting dan wel FvD zouden zijn uitgekeerd. Een aantal van de ontvangers van die gelden, zo voert [gedaagde 1] c.s. aan, had net zo goed een vaste maandelijkse vergoeding vanuit de Stichting Ondersteuning.
– zo begrijpt de rechtbank althans – [gedaagde 1] als bestuurder op grond van de statuten niet zelfstandig bevoegd was om de bestreden betalingen te verrichten.
aan dat bij het verrichten van betalingen steeds sprake is van een uitvoeringshandeling van een bestuurder en niet van een besluit van een orgaan van de Stichting dat vernietigbaar is.
een vertegenwoordigingshandeling door een bestuurder, zal het beoogde rechtsgevolg van die betaling slechts gericht zijn op het laten tenietgaan van de (reeds bestaande) onderliggende verbintenis door de Stichting. De vernietiging van die vertegenwoordigingshandeling tast, met andere woorden, de onderliggende verbintenis niet aan. Die blijft immers bestaan. De Stichting bereikt hierdoor niet het doel dat haar in deze zaak voor ogen staat en mist dan ook belang, zodat ook dit standpunt niet tot de toewijzing van haar vorderingen kan leiden.
1.442,-(2 punten × tarief € 721,-)