ECLI:NL:RBAMS:2022:7482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/13/707124 / HA ZA 21-810
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling door Stichting Forum voor Democratie

In deze zaak vordert de Stichting Forum voor Democratie (hierna: de Stichting) bij de Rechtbank Amsterdam terugbetaling van betalingen die door haar bestuurder zijn verricht aan ms2 Capital B.V. De Stichting stelt dat deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan, omdat de bestuurder niet bevoegd was om deze betalingen zelfstandig te verrichten. De zaak is ontstaan na onenigheid tussen de Stichting en haar voormalig bestuurder [gedaagde 1], die ook de enig aandeelhouder van ms2 Capital is. De Stichting heeft in de procedure betoogd dat de betalingen in strijd met de statuten zijn verricht en dat er geen rechtsgrond voor deze betalingen bestond. De rechtbank heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de betalingen zonder rechtsgrond zijn verricht. De rechtbank oordeelt dat de Stichting onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de betalingen onverschuldigd waren. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Stichting niet kan stellen dat de betalingen vernietigbaar zijn op grond van een gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurder, omdat dit de onderliggende verbintenis niet aantast. De Stichting wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/707124 / HA ZA 21-810
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING FORUM VOOR DEMOCRATIE,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. R.E. Verkerke te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MS2 CAPITAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat mr. R. de Bree te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna de Stichting, [gedaagde 1] en ms2 Capital genoemd en gedaagden gezamenlijk [gedaagde 1] c.s.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 september 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 30 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 29 april 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de verwijzing naar de parkeerrol van 5 oktober 2022 in verband met de door partijen gemaakte afspraken over mediation;
  • het verzoek van de Stichting van 21 september 2022 om de zaak weer op te brengen en een datum voor vonnis te bepalen.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1
De Stichting is op 21 november 2014 opgericht door de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), die op dat moment enig bestuurder was. De Stichting is een voorloper van de politieke partij en vereniging Forum voor Democratie, die op 1 september 2016 door [naam 1] , [gedaagde 1] en de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is opgericht (hierna: FvD).
2.2
Na de oprichting van FvD, richtte de Stichting zich op de werving van fondsen en de financiering van activiteiten van FvD. [gedaagde 1] was, samen met [naam 1] als voorzitter en [naam 2] , van 1 juni 2015 tot 29 juli 2019 bestuurder van de Stichting.
2.3
[gedaagde 1] beheerde, in ieder geval vanaf 2017, als penningmeester de financiën van de Stichting. De financiële administratie van de Stichting bestond uit afschriften van de door haar gehouden bankrekening(en) en door haar betaalde facturen. Er was voor het overige geen boekhouding bij de Stichting.
2.4
In de statuten van de Stichting is in artikel 7 lid 2 opgenomen:
“De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan de voorzitter van het bestuur zelfstandig, en aan twee bestuursleden gezamenlijk handelend”
2.5
Op 23 maart 2017 hebben [naam 1] en de heer [naam 3] een tweede stichting opgericht, die ook aan FvD is gelieerd. Het gaat om een stichting die de financiële beloning van de bij de Tweede Kamerfractie van FvD betrokken medewerkers regelt (hierna: de Stichting Ondersteuning).
2.6
[gedaagde 1] kreeg vanaf 1 april 2017 tot 1 juni 2019 iedere maand een vast bedrag van de Stichting Ondersteuning (hierna: de maandelijkse vergoeding).
2.7
[gedaagde 1] is indirect de enig aandeelhouder en bestuurder van ms2 Capital.
2.8
Op 4 juli 2017 diende ms2 Capital een factuur in bij de Stichting voor het bedrag van € 30.250,- (€ 25.000,- exclusief btw). De Stichting heeft dit bedrag op 21 juli 2017 betaald. Op de factuur staat onder meer de volgende omschrijving:
“Actief beheren, opzetten en uitbouwen van de Facebook pagina van [de Stichting]; Verzorgen van content, managen diverse gerichte advertentiecampagnes, uitbouwen tot 30.000 likes in 2016 (…)”
2.9
Op 12 april 2018 stuurde ms2 Capital een factuur voor het bedrag van € 18.150,- aan de Stichting. Deze factuur is op 30 april 2018 voldaan. De factuur vermeldt:
“betreft kosten advisering en werkzaamheden (zoals overeengekomen met bestuur)”
2.1
Op 15 mei 2018 verzond ms2 Capital een factuur aan de Stichting, voor het bedrag van € 4.235,-. Deze factuur heeft de Stichting op 29 mei 2018 voldaan. Op de factuur staat:
“restant advisering (zoals overeengekomen)”.
2.11
Op 4 juli 2018 factureerde ms2 Capital het bedrag van € 9.075,- aan de Stichting. Zij heeft dit bedrag op 27 juli 2018 voldaan. Op de factuur staat de volgende omschrijving:
“Vergoeding voor diverse werkzaamheden (zoals overeengekomen)”
2.12
Begin 2019 stuurde ms2 Capital een factuur van € 30.250,- (€ 25.000,- exclusief btw) aan FvD, die de factuur op 10 februari 2019 heeft voldaan.
2.13
Op 3 april 2019 heeft ms2 Capital het bedrag van € 30.250,- terugbetaald aan FvD.
2.14
In 2019 ontstond onenigheid tussen [gedaagde 1] en (de politieke partij) FvD. [gedaagde 1] heeft de politieke partij op 1 juni 2019 verlaten en is toen afgetreden als bestuurder van de Stichting en FvD.
2.15
Op 31 januari 2020 diende ms2 Capital een factuur in bij FvD, waarop zij het bedrag van € 30.250,- (€ 25.000,- exclusief btw) in rekening bracht met de omschrijving:
“ Organisatie verkiezingscampagne PS2019 (…)”

3.Geschil

1
3.1
De Stichting vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
(i) de betalingen van 30 april 2018, 29 mei 2018 en 27 juli 2018 te vernietigen, aangezien die niet rechtsgeldig door de Stichting aan ms2 Capital zijn gedaan, dan wel subsidiair een geldige titel ontberen en derhalve onverschuldigd aan gedaagden zijn betaald;
(ii) [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 31.460,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 februari 2020 tot de dag van voldoening; en
(iii) [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de (buitengerechtelijke) kosten van deze procedure.
3.2
De Stichting stelt hiertoe dat, verkort weergegeven, dat de betalingen van 30 april 2018, 29 mei 2018 en 27 juli 2018 (hierna: de bestreden betalingen) steeds onbevoegd zijn gedaan. Volgens de Stichting was [gedaagde 1] op grond van de statuten enkel gezamenlijk met een andere bestuurder bevoegd om deze gelden over te maken aan ms2 Capital (zie nummer 2.4). De betalingen zouden daarom in strijd met de statuten zijn verricht en op grond van artikel 2:15 BW vernietigbaar zijn. De Stichting betoogt daarnaast dat, voor zover de bestreden betalingen niet op die grond vernietigbaar zijn, deze zonder rechtsgrond zijn verricht. Zij betwist dat er een afspraak aan de betalingen ten grondslag lag en vordert de bedragen daarom als onverschuldigd betaald terug.
3.3
[gedaagde 1] c.s. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.Beoordeling

4.1
In deze zaak staat een drietal betalingen aan ms2 Capital centraal, die steeds door [gedaagde 1] als bestuurder van de Stichting zijn verricht. De Stichting stelt zowel dat [gedaagde 1] de bestreden betalingen als bestuurder steeds onbevoegd heeft gedaan, als dat voor deze betalingen geen grondslag bestond. Omdat eerstgenoemd standpunt van de Stichting impliceert dat voor deze betalingen wel een rechtsgrond bestond maar – zo begrijpt de rechtbank althans – de vertegenwoordiging van de Stichting niet rechtsgeldig was, zal de rechtbank eerst ingaan op het meest verstrekkende standpunt van de Stichting: dat een rechtsgrond voor de betalingen ontbrak.
Bestond een grondslag voor de bestreden betalingen?
4.2
De Stichting doet daarmee een beroep op onverschuldigde betaling. Volgens de Stichting zijn er geen afspraken met [gedaagde 1] gemaakt over het, via ms2 Capital, in rekening mogen brengen van bedragen. Zij erkent weliswaar dat [gedaagde 1] voor zijn diensten eenmalig een bedrag van € 25.000,- (exclusief btw) in rekening mocht brengen via ms2 Capital (nummer 2.8), maar wijst erop dat [gedaagde 1] hierna een vaste maandelijkse vergoeding kreeg voor zijn werkzaamheden voor FvD en de Stichting (zie nummer 2.6). Er was volgens de Stichting daarom geen reden om in aanvulling hierop, nog afzonderlijke vergoedingen aan [gedaagde 1] uit te keren voor zijn werkzaamheden. Dat dit ook nooit zo overeengekomen is, volgt aldus de Stichting ook uit het feit dat [gedaagde 1] c.s. de betaling van 10 februari 2019 (zie nummer 2.12) weer heeft teruggestort (zie nummer 2.13) nadat zij hierop is aangesproken.
4.3
[gedaagde 1] c.s. weerspreekt dat voor de bestreden betalingen geen grondslag bestond. Tussen [gedaagde 1] en de Stichting, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] , zou een mondelinge overeenkomst zijn gesloten dat hij jaarlijks tot het bedrag van
€ 25.000,- exclusief btw mocht factureren aan de Stichting via ms2 Capital. De door de Stichting erkende betaling van 21 juli 2017 (zie nummer 2.8) is daar onderdeel van en de betalingen van 29 mei 2018, 27 juli 2018 en 10 februari 2019 (zie nummer 2.12) zijn dat eveneens. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] c.s. toegelicht dat deze afspraak in de tuin van de heer [naam 4] is gemaakt, in aanwezigheid van [naam 2] . In 2019 heeft [gedaagde 1] de factuur van ms2 Capital aan FvD gericht (zie nummer 2.12), omdat het de bedoeling was om de Stichting op den duur op te heffen. [gedaagde 1] c.s. heeft dit bedrag slechts onder protest terugbetaald, omdat zij na het vertrek van [gedaagde 1] bij FvD een verdere escalatie wilde voorkomen. Toen FvD alsnog juridische stappen tegen [gedaagde 1] c.s. nam, heeft hij de factuur opnieuw in rekening gebracht bij FvD (zie nummer 2.15). De betaling van 30 april 2018 ziet volgens [gedaagde 1] c.s. op een andere mondelinge afspraak die [gedaagde 1] met de Stichting, vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 1] , heeft gemaakt. Omdat [naam 2] in 2018 de campagne voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen niet goed begeleide heeft [gedaagde 1] deze activiteiten in samenspraak met bestuurder [naam 1] deels overgenomen en mocht hij hiervoor eenmalig € 18.150,- in rekening brengen aan de Stichting via ms2 Capital. [naam 2] heeft volgens [gedaagde 1] hetzelfde bedrag in rekening gebracht bij de Stichting voor deze campagne. [gedaagde 1] c.s. voert verder aan dat het binnen de Stichting en FvD gebruikelijk was om mondeling afspraken te maken en dat de andere bestuurders en overige bij de Stichting en FvD betrokken personen ook op
grond van dit soort afspraken gelden van, onder meer, de Stichting kregen. Zij heeft ter onderbouwing hiervan een lijst overgelegd, met een totaal van
€ 516.766,41 aan betalingen die volgens haar op grond van dit soort mondelinge overeenkomsten met de Stichting dan wel FvD zouden zijn uitgekeerd. Een aantal van de ontvangers van die gelden, zo voert [gedaagde 1] c.s. aan, had net zo goed een vaste maandelijkse vergoeding vanuit de Stichting Ondersteuning.
4.4
De rechtbank stelt voorop dat het aan de Stichting is om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat de bestreden betalingen zonder grondslag en dus onverschuldigd zijn verricht. Zij heeft hiertoe onder meer betoogd dat naast de maandelijkse vergoeding van de Stichting Ondersteuning aan [gedaagde 1] geen aanleiding bestond voor een aanvullende vergoeding aan [gedaagde 1] voor zijn werkzaamheden voor FvD. [gedaagde 1] c.s. heeft deze stelling gemotiveerd betwist door erop te wijzen dat de erkende betaling van 21 juli 2017 eveneens is verricht toen [gedaagde 1] deze maandelijkse vergoeding al ontving. Als het om de door [gedaagde 1] c.s. aangevoerde mondelinge overeenkomsten gaat, erkent de Stichting dat de betaling van 21 juli 2017 op grond van een mondeling gemaakte afspraak is verricht en dat [naam 1] die afspraak namens haar heeft gemaakt. Hoewel zij deze afspraak anders dan [gedaagde 1] c.s. uitlegt – namelijk als eenmalig – volgt hier wel uit dat haar bestuurder [naam 1] blijkbaar mondeling afspraken maakte over dit soort vergoedingen vanuit de Stichting. Gevraagd naar haar reactie op de door [gedaagde 1] c.s. overgelegde lijst van betalingen (zie nummer 4.3), heeft de Stichting tijdens de zitting verder erkend dat er op grond van mondelinge afspraken inderdaad betalingen zijn verricht aan personen die zich voor FvD hebben ingespannen. Dat de Stichting tegelijkertijd heeft benadrukt dat zij niet in staat is om (de grondslag voor) iedere specifieke betaling op de lijst te verifiëren, doet daar niet aan af. De Stichting heeft daarnaast niet weersproken dat financiële zaken binnen de Stichting en FvD, zoals [gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd, veelal mondeling tussen de bestuurders werden geregeld. Opgeteld bij de omstandigheid dat de Stichting slechts beperkt een (financiële) administratie bijhield (zie nummer 2.3), heeft [gedaagde 1] c.s. de stellingen van de Stichting met dit alles voldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of voor de bestreden betalingen, zoals de Stichting stelt, geen rechtsgrond bestond.
4.5
De Stichting heeft op dit punt een bewijsaanbod gedaan. De rechtbank zal de Stichting echter niet toelaten om nader bewijs te leveren van haar stelling dat voor de bestreden betalingen geen rechtsgrond bestond. Gelet op wat [gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd, had het op de weg van de Stichting gelegen om haar stellingen nader te motiveren. Zij heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan, zodat zij niet zal worden toegelaten tot bewijslevering.
4.6
Omdat niet is komen vast te staan dat de bestreden betalingen zonder rechtsgrond plaatsvonden, is de vordering van de Stichting uit hoofde van onverschuldigde betaling niet toewijsbaar.
Was [gedaagde 1] niet bevoegd de bestreden betalingen te verrichten?
4.7
De rechtbank zal vervolgens ingaan op het standpunt van de Stichting dat
– zo begrijpt de rechtbank althans – [gedaagde 1] als bestuurder op grond van de statuten niet zelfstandig bevoegd was om de bestreden betalingen te verrichten.
4.8
De Stichting stelt dat voornoemde onbevoegdheid ertoe leidt dat sprake is van een vernietigbaar besluit in zin van artikel 2:15 BW. [gedaagde 1] c.s. bestrijdt dit en voert
aan dat bij het verrichten van betalingen steeds sprake is van een uitvoeringshandeling van een bestuurder en niet van een besluit van een orgaan van de Stichting dat vernietigbaar is.
4.9
De rechtbank oordeelt als volgt. De Stichting doet zelf een beroep op de vernietiging van een besluit, zodat de vereisten van artikel 2:15 lid 3 sub b BW hierop van toepassing zijn. Dit betekent dat de vordering ingesteld moet worden op grond van een daartoe strekkend bestuursbesluit en dat de rechtspersoon haar vordering richt tegen een door de voorzieningenrechter aangewezen persoon. De Stichting heeft niet gesteld en het is de rechtbank ook niet gebleken dat de Stichting aan deze (ontvankelijkheids)eisen heeft voldaan. Zij zal echter toch ingaan op het door de Stichting gevoerde betoog. De rechtbank begrijpt het standpunt van de Stichting namelijk zo dat het haar niet te doen is om de vernietiging van een beslissing tot betaling van het bestuur, maar dat zij wil opkomen tegen de (hierop volgende) betalingshandeling van [gedaagde 1] aan ms2 Capital. Zij betoogt immers dat [gedaagde 1] als bestuurder de betalingen niet mocht uitvoeren, omdat hij de Stichting op grond van de statuten niet zelfstandig mocht vertegenwoordigen. Zoals de rechtbank ook met partijen op zitting heeft besproken, doet zij hiermee een beroep op een gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit gestelde gebrek kan echter niet leiden tot het door de Stichting gewenste gevolg. Voor zover bij een betaling sprake is van
een vertegenwoordigingshandeling door een bestuurder, zal het beoogde rechtsgevolg van die betaling slechts gericht zijn op het laten tenietgaan van de (reeds bestaande) onderliggende verbintenis door de Stichting. De vernietiging van die vertegenwoordigingshandeling tast, met andere woorden, de onderliggende verbintenis niet aan. Die blijft immers bestaan. De Stichting bereikt hierdoor niet het doel dat haar in deze zaak voor ogen staat en mist dan ook belang, zodat ook dit standpunt niet tot de toewijzing van haar vorderingen kan leiden.
Conclusie
4.1
De vorderingen van de Stichting worden afgewezen.
4.11
De Stichting wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,-
- salaris advocaat €
1.442,-(2 punten × tarief € 721,-)
Totaal € 3.518,-
4.12
De Stichting wordt daarnaast veroordeeld in de nakosten voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst de vorderingen van de Stichting af;
5.2
veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 3.518,-;
5.3
veroordeelt de Stichting in de na dit vonnis ontstane kosten van [gedaagde 1] c.s., begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de Stichting niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.