ECLI:NL:RBAMS:2022:745

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
9277549
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering energieleverancier tot nakoming van energiecontract met consument

In deze zaak vorderde DGB Energie B.V. nakoming van een energiecontract met een consument, [gedaagde]. De vordering werd afgewezen omdat DGB Energie onvoldoende bewijs had geleverd dat er een contract was gesloten. De kantonrechter oordeelde dat de consument gemotiveerd had betwist dat er een overeenkomst tot stand was gekomen. DGB Energie had gesteld dat er op 3 oktober 2020 een leveringsovereenkomst was gesloten, maar de consument ontkende dit en gaf aan dat hij niet de intentie had om over te stappen naar DGB Energie. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 februari 2022 was de consument aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl DGB Energie niet verscheen. De kantonrechter merkte op dat de consument, die de Nederlandse taal niet goed beheerst, niet had ingestemd met de overeenkomst en dat DGB Energie niet had aangetoond dat de overeenkomst op een geldige manier tot stand was gekomen. De kantonrechter concludeerde dat DGB Energie niet had voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek. De vordering werd afgewezen en DGB Energie werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 248,- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J.M.B. Cramwinckel op 21 februari 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9277549 CV EXPL 21-8635
vonnis van: 21 februari 2022 (bij vervroeging)
fno.: 52852

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap DGB Energie B.V.

gevestigd te Hardenberg
eiseres
nader te noemen: DGB Energie
gemachtigde: mr. T. Waissi (Argus B.V.)
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [vestigingsplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. B. Blanckenburg

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier;
  • de dagvaarding van 31 mei 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord van 16 augustus 2021;
  • het instructievonnis;
  • de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. [gedaagde] is verschenen, samen met zijn gemachtigde en een tolk (de heer W. Jaafar). DGB Energie is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. [gedaagde] is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
DGB Energie levert gas en elektriciteit aan particulieren en ondernemingen.
1.2.
DGB Energie is op 4 november 2020 gestart met het leveren van gas en elektriciteit aan het woonadres van [gedaagde] .
1.3.
DGB Energie is per 22 januari 2021 met die levering gestopt. Zij heeft in dat kader eindafrekeningen opgemaakt, die [gedaagde] niet heeft betaald.

Vordering en verweer

2. DGB Energie vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 591,30 aan onbetaald gebleven eindafrekeningen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
€ 88,70 aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3. DGB Energie stelt daartoe, kort gezegd, dat zij op 3 oktober 2020 een leveringsovereenkomst met [gedaagde] is overeengekomen (hierna: de leveringsovereenkomst) en dat zij de daarin gemaakte afspraken per brief van 5 oktober 2020 aan [gedaagde] heeft bevestigd (hierna: de bevestigingsbrief). Door de eindafrekeningen niet te betalen, heeft [gedaagde] niet voldaan aan de betalingsverplichting die op grond van de leveringsovereenkomst op hem rust. Omdat betaling uitbleef, heeft DGB Energie ook buitengerechtelijke kosten gemaakt in de zin van art. 6:96 lid 2 sub c Burgerlijk Wetboek (BW).
4. [gedaagde] heeft eerst het standpunt ingenomen dat hij de leveringsovereenkomst met DGB Energie heeft gesloten, maar dat hij dat eigenlijk niet wilde. Ter zitting heeft hij betwist de leveringsovereenkomst te hebben gesloten. Ook betwist hij de bevestigingsbrief van DGB Energie te hebben ontvangen. [gedaagde] heeft voorts naar voren gebracht dat DGB Energie hem niet heeft geïnformeerd over de wettelijke ontbindingstermijn (art. 6:230m BW), waardoor deze termijn is verlengd tot 12 maanden. Ook heeft [gedaagde] betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn, omdat hij de daarvoor vereiste 14-dagenbrief niet heeft ontvangen.

Beoordeling

5. DGB Energie vordert in deze procedure nakoming van de leveringsovereenkomst, die zij als productie in het geding heeft gebracht. Echter, naar oordeel van de kantonrechter heeft DGB Energie in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende gesteld om haar vorderingen toe te wijzen. Dit wordt als volgt toegelicht.
6. [gedaagde] , die niet goed Nederlands spreekt of begrijpt, heeft ter zitting verklaard dat hij op enig moment in 2020 telefonisch werd benaderd door iemand die hem vertelde dat hij korting op zijn energierekening zou kunnen krijgen. Terwijl hij dat telefoongesprek voerde, werd gelijktijdig aan zijn voordeur gebeld door iemand in de bedrijfskleding van een energieleverancier. Die persoon aan de deur vertelde dat hij de meterstanden kwam controleren. Die persoon heeft de meterstanden vervolgens opgenomen en via zijn telefoon verzonden. Vervolgens zijn door DGB Energie verschillende bedragen van de rekening van [gedaagde] afgeschreven.
7. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij niet de wil had om naar DGB Energie over te stappen. Hij had daartoe ook geen reden, omdat hij tevreden was over de energieleverancier die hij op dat moment had. Ook verklaarde hij de leveringsovereenkomst niet te hebben ondertekend. Sterker nog, hij verklaarde die leveringsovereenkomst zelfs niet eerder te hebben gezien (dan in deze procedure, zo begrijpt de kantonrechter). Hij verklaarde voorts dat hij gelet op zijn beheersing van het Nederlands sowieso geen in het Nederlands opgesteld contract tekent, voordat hij dat heeft voorgelegd aan zijn teamleider bij zijn werkgever Pantar.
8. In de door DGB Energie overgelegde leveringsovereenkomst staat vermeld: “
Digitaal ondertekend door [e-mailadres] (…)”, maar DGB Energie stelt niets over de wijze waarop deze digitale ondertekening dan heeft plaatsgevonden, noch over wat de rol van [gedaagde] daarbij is geweest. Daarbij wordt opgemerkt dat die leveringsovereenkomst onder het vetgedrukte kopje “Ondertekening” wel een handtekeningenvak bevat, maar dat dat vak leeg is. [gedaagde] heeft zijn handtekening dus niet op de leveringsovereenkomst geplaatst, terwijl die overeenkomst daar wel nadrukkelijk de ruimte voor biedt.
9. Alhoewel een overeenkomst ook op andere wijze tot stand kan komen dan door het plaatsen van een handtekening, geldt in het licht van het voorgaande dat het op de weg van DGB Energie had gelegen om nader toe te lichten dat overeenstemming over de leveringsovereenkomst is bereikt en op welke wijze dat dan is gebeurd. Ook uit de door haar overgelegde bevestigingsbrief kan die overeenstemming niet worden afgeleid, nu [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist die te hebben ontvangen. Namens DGB Energie is niemand ter zitting verschenen om uitleg te geven en ook voorafgaand aan de zitting zijn geen nadere stukken overgelegd waaruit die overeenstemming blijkt. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat partijen een leveringsovereenkomst hebben gesloten en zal de kantonrechter de vorderingen afwijzen.
10. Aan een nadere beoordeling van die vorderingen komt de kantonrechter dan ook niet toe. Ten overvloede wordt in dat kader nog het volgende opgemerkt. Vaststaat dat [gedaagde] een consument is. Zou er dus al een overeenkomst tussen DGB Energie en [gedaagde] tot stand zijn gekomen, dan zou de kantonrechter ambtshalve (dus ook zonder dat een partij daar een beroep op doet) moeten toetsen of DGB Energie voorafgaand aan en bij de totstandkoming van die overeenkomst heeft voldaan aan de informatieplichten van Titel 5, afdeling 2B van boek 6 van het BW. Ook in dat kader heeft DGB Energie in deze procedure echter onvoldoende gesteld. Zo bevat de dagvaarding geen enkele stelling over de wettelijke informatieverplichtingen. Ook blijkt uit de dagvaarding niet op welke wijze de leveringsovereenkomst volgens DGB Energie tot stand is gekomen (bijvoorbeeld telefonisch, of aan de deur), en kan dus ook niet worden beoordeeld of aan de bij die wijze van totstandkoming behorende informatieverplichtingen is voldaan.
11. DGB Energie wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die worden begroot op € 248,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten x tarief € 124,00). De nakosten worden begroot en toegewezen als na te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt DGB Energie in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt DGB Energie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.B. Cramwinckel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.