ECLI:NL:RBAMS:2022:7440

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
13/751076-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van straffen in Polen

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 22 januari 2021 en betreft de tenuitvoerlegging van straffen die in Polen zijn opgelegd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1992, was in Nederland aangehouden op basis van het EAB dat op 9 oktober 2020 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd.

Tijdens de openbare zitting op 24 november 2022 werd de zaak behandeld. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Römer, en een tolk. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat betekende dat er geen grondslag meer was voor gevangenhouding. De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en stelde vast dat hij de Poolse nationaliteit had.

De rechtbank beoordeelde de weigeringsgronden voor overlevering zoals vastgelegd in de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldde twee vonnissen van de District Law Court in Polen, waarbij de opgeëiste persoon in persoon was verschenen bij het eerste vonnis, maar niet bij het tweede. De rechtbank oordeelde dat de overlevering niet in strijd was met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, ondanks het feit dat hij niet in persoon was verschenen bij het tweede vonnis. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat aan de wettelijke eisen was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751076-21
RK nummer: 21/530
Datum uitspraak: 8 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 januari 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 oktober 2020 door de
Circuit Law Court in Świdnica(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden aan overlevering in de weg staan. Hij heeft zich daarom aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final and enforceable judgement:
rendered by the District Law Court of Ząbkowice Śląskie(Polen)
, reference II K 357/13, on the 11th of July 2013.
rendered by the District Law Court of Ząbkowice Śląskie(Polen)
, reference II K 501/15, on the 21st of December 2015.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van 6 maanden respectievelijk 1 jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Vonnis van 11 juli 2013 (II K 357/13)
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing van 11 juli 2013 met nummer II K 357/13 heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is ten aanzien van dit vonnis niet van toepassing.
Vonnis van 21 december 2015 (II K 501/15)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW voor dit vonnis worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon op 24 juli 2015 als verdachte is verhoord waarbij hij is geïnstrueerd dat hij de autoriteiten van elke adreswijziging op de hoogte moest brengen en wat de consequenties zouden zijn als hij dat niet zou doen. De opgeëiste persoon heeft twee adressen opgegeven, een inschrijfadres en een feitelijk verblijfadres. De oproeping voor de behandeling van de zaak is naar het inschrijfadres gestuurd, maar de opgeëiste persoon heeft de oproeping niet in ontvangst genomen, ondanks dat hieromtrent berichten voor hem zijn achtergelaten op dat adres.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de verdenking, de lopende strafprocedure, alsmede dat hij er rekening mee moest houden dat hij daarover officiële correspondentie zou ontvangen op (één van) de adressen die hij had opgegeven.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
5. Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
T.a.v. het vonnis van 11 juli 2013 (II K 357/13)
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994
T.a.v. het vonnis van 21 december 2015 (II K 501/15)
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Law Court in Świdnica(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.