ECLI:NL:RBAMS:2022:7439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
13/751055-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van straf in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Kielce, Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf van zes maanden, waarvan nog vijf maanden en 26 dagen resteren. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Polen, was niet ter zitting verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. Haar raadsman heeft verklaard dat zij gemachtigd was om haar verdediging te voeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat zij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de ontvangst van de oproep door de opgeëiste persoon, en heeft verzocht om de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie heeft echter gesteld dat er geen reden is om de Poolse autoriteiten om nadere informatie te vragen, aangezien het EAB duidelijk aangeeft dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat de opgeëiste persoon in persoon was opgeroepen en er geen twijfel bestaat over de informatie in het EAB. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar is, en dat er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751055-22
RK nummer: 22/4444
Datum uitspraak: 8 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2021 door de
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
verblijvende op [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 november 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, gaf ter zitting aan door de opgeëiste persoon te zijn gemachtigd haar verdediging ter zitting te voeren.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
enforceable judgement issued by the court Sąd Rejonowy in Kielce(Polen)
dated on 14 november 2018(referentienummer: IX K 1064/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 5 maanden en 26 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
In het EAB staat duidelijk vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen ter zitting te verschijnen, maar er bestaat onduidelijkheid over de vraag of de opgeëiste persoon de oproep in haar eigen handen heeft ontvangen. Daarvoor is meer informatie van de Poolse autoriteiten noodzakelijk. De opgeëiste persoon heeft bij de officier van justitie wel verklaard dat zij niet naar de zitting was gegaan, omdat zij dacht dat het niet nodig was, maar niet uitgesloten is dat zij het hier over een andere zaak had. Zij heeft immers ook verklaard dat het om een voorwaardelijke straf ging, terwijl in het EAB over een onvoorwaardelijke straf wordt gesproken en over een omzettingsbeslissing niet wordt gerept. Primair wordt verzocht de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW. Subsidiair wordt verzocht de Poolse autoriteiten de vraag te stellen of de opgeëiste persoon de oproep in persoon in ontvangst heeft genomen, inhoudende of zij deze in eigen handen heeft ontvangen.
Standpunt van de officier van justitie
Er is geen reden om de Poolse autoriteiten nadere vragen te stellen. Zoals de opgeëiste persoon bij het verhoor heeft verklaard, heeft zij op het politiebureau in Polen een afspraak gemaakt hoe de strafzaak afgedaan kon worden. Vervolgens is een bekrachtigingszitting gehouden. De opgeëiste persoon weet niet meer of zij hierbij aanwezig is geweest, maar uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, er bestaat geen reden hieraan te twijfelen. De overlevering kan worden toegestaan nu de situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub a, OLW van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
In onderdeel d) van het EAB is punt 1.a aangekruist:
the person was summoned in person on 7 November 2018 and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial.
Naar het oordeel van de rechtbank staat artikel 12 OLW daarmee niet aan overlevering in de weg omdat de in artikel 12, onder a, OLW genoemde omstandigheid zich voordoet. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de informatie zoals vastgesteld in het EAB en verwerpt het verweer van de raadsman en wijst het (subsidiaire) aanhoudingsverzoek af.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy in Kielce(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Bouwmeester, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.