Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de substituut-procureur des Konings in Leuven, België. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 oktober 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Nederlandse nationaliteit, was niet ter zitting verschenen, maar zijn raadsvrouw heeft zijn verdediging gevoerd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB betrekking heeft op een vonnis van 20 november 2020, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 30 maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en onderzocht of de overlevering kon worden toegestaan. De verdediging voerde aan dat de overlevering niet mocht plaatsvinden voor het derde feit, misbruik van vertrouwen, omdat dit niet onder Nederlands recht valt. De officier van justitie betoogde echter dat dit feit als verduistering kan worden gekwalificeerd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en de tenuitvoerlegging van de Belgische straf in Nederland kan worden overgenomen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, evenals de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.