ECLI:NL:RBAMS:2022:7433

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
9897083 CV EXPL 22-6953
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende duidelijkheid in vorderingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 25 november 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en een eiser die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van de eiser die betrekking heeft op servicekosten over de jaren 2019 en 2020. De eiser had in een eerdere procedure de opdracht gekregen om zijn vorderingen duidelijk te formuleren, maar in zijn akte heeft hij slechts twee van de zes vorderingen gehandhaafd, zonder voldoende feitelijke en juridische onderbouwing te geven.

De kantonrechter constateert dat de eiser niet in staat is geweest om de grondslagen van zijn vorderingen helder te maken. De vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd, waardoor de gedaagde, Eigen Haard, niet in staat is om adequaat verweer te voeren. De kantonrechter oordeelt dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen die gesteld worden in artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor wordt de dagvaarding nietig verklaard.

Daarnaast is de eiser veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Eigen Haard, die zijn begroot op € 186,00 aan salaris voor de gemachtigde, met een aanvullende kostenveroordeling van € 62,00 voor toekomstige kosten. Het vonnis is uitgesproken in het openbaar en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de kostenveroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9897083 CV EXPL 22-6953
vonnis van: 25 november 2022
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
procederend in persoon
t e g e n

de stichting Woningstichting Eigen Haard

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Eigen Haard
gemachtigde: mr. T.W. Jaburg

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 26 augustus 2022 is een tussenvonnis gewezen. [eiser] is daarin opgedragen bij akte zijn vorderingen duidelijk te formuleren met per vordering een feitelijke en juridische onderbouwing. Op 23 september 2022 heeft [eiser] een akte genomen. Eigen Haard heeft hierop bij akte van 21 oktober 2022 gereageerd.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

[eiser] heeft in zijn akte vier van de zes vorderingen ingetrokken. De twee resterende vorderingen luiden als volgt:
1. Een minimum
vorderingvan namelijk € 234,95 (2019) + € 194,86 (2020) = € 429,81;
een in rekening gebrachte bedrag van € 815,65 minus Huurcommissie betalingsverplichting van € 697,18 ontstaat een
vorderingvan € 118,47,
2. explootkosten ter grootte van € 183,73, griffierechten ter grootte van € 86,00, kopieerkosten ter grootte van € 68,05 én een onkostenvergoeding nader te bepalen door (kanton-)rechter.
Uit de stukken lijkt te volgen dat de onder 1. geformuleerde vorderingen zien op de afrekening servicekosten 2019 en 2020. Uit de antwoordakte van Eigen Haard blijkt dat zij dit ook zo begrepen heeft. De vordering van € 118,47 is ook nog wel te herleiden tot de beslissingen van de huurcommissie, dit bedrag is het (door Eigen Haard te betalen) verschil tussen de in rekening gebrachte voorschotten over 2019 en de betalingsverplichting van [eiser] die de huurcommissie over dat jaar heeft vastgesteld. Wat [eiser] daar nu nog mee wil is echter niet toegelicht. Hij heeft zelf een e-mail overgelegd van januari 2022, waaruit volgt dat Eigen Haard het bedrag van € 118,47 bij [eiser] als tegoed zal boeken. Gesteld noch gebleken is dat dit niet gebeurd is. Een grondslag voor betaling van dit bedrag is niet gesteld of toegelicht.
Maar in ieder geval is in de akte volstrekt niet inzichtelijk gemaakt waar de vordering van
“€ 234,95 (2019) + € 194,86 (2020) = € 429,81” op is gebaseerd. Behalve onder de formulering van de vordering komt geen van deze bedragen in de (5 pagina’s tellende) akte terug. Een toelichting op dit onderdeel ontbreekt dus volledig.
[eiser] heeft dus nog altijd onvoldoende duidelijk gemaakt hoe hij tot zijn (resterende) vorderingen gekomen is en wat de feitelijke en juridische grondslag daarvan is. Daardoor wordt het Eigen Haard ook onmogelijk gemaakt verweer te voeren.
De dagvaarding voldoet daarom ook nadat [eiser] gelegenheid is geboden de gebreken te herstellen niet aan de daaraan volgens artikel 111 lid 2 onder d. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te stellen eisen. De kantonrechter ziet geen aanleiding [eiser] andermaal gelegenheid te bieden tot herstel. De dagvaarding zal daarom op grond van artikel 120 lid 1 Rv nietig verklaard worden.

BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart de dagvaarding nietig;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 186,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 25 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.