ECLI:NL:RBAMS:2022:7422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
AWB 22 / 2813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van 7 december 2022 beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die zich op 4 december 2019 ziekmeldde, had op 24 september 2021 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het UWV concludeerde op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek dat eiser op 18 december 2021 voor 34,57% arbeidsongeschikt was, en weigerde daarom de uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zwaar waren onderschat.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor de WIA-uitkering. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende manier heeft gemotiveerd. Eiser heeft zijn standpunt niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en zijn verzoek om schadevergoeding niet wordt ingewilligd.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor eiser om zijn standpunt met concrete medische gegevens te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om in beroep specifiek aan te geven waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit, en dat de verwijzing naar eerdere bezwaren niet voldoende is om de beslissing van het UWV te betwisten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2813

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. L. de Graaf),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: Y. Huisman)
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[werkgever], gevestigd in Waardenburg, derde partij (hierna: werkgever).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als [functie] voor gemiddeld 36 uur per week. Op 4 december 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 24 september 2021 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 15 november 2021 genomen, dat in bezwaar bij het besluit van 25 april 2022 (het bestreden besluit) is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 18 december 2021 voor 34,57% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van 25 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de VABB en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 april 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 6 april 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij geeft aan dat de gronden van het beroep gelijk zijn aan die in de bezwaarprocedure. Eiser stelt dat zijn beperkingen in de FML zwaar zijn onderschat. Hierdoor kunnen de geduide functies volgens hem geen stand houden. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank in geval van een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het beroep, verweerder te veroordelen tot schadevergoeding.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 34,57% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 18 december 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 18 december 2021 voor 34,57% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Indien en voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend sector. Er is geen reden om aan te nemen dat de VABB aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op 18 december 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Omdat eiser zijn standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de VABB die heeft vastgesteld.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 18 december 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 5 april 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

14. Het UWV heeft terecht geweigerd eiser per 18 december 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 34,57% arbeidsongeschikt is.
15. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan zijn verzoek om schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 december 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.