ECLI:NL:RBAMS:2022:7389

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
13/158332-21 (A) + 13/326921-21 (B); 13/154767-21 (A) + 13/326899-21 (B); 13/083796-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in het strafrechtelijk onderzoek Delos met betrekking tot SkyECC- en Encrochat-hack

Op 8 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken tegen drie verdachten in het strafrechtelijk onderzoek Delos. De rechtbank heeft verschillende onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld, met name met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de gegevens verkregen uit de SkyECC- en Encrochat-hack. De verzoeken om verstrekking van stukken en het horen van getuigen met betrekking tot deze hacks zijn grotendeels afgewezen, omdat het Openbaar Ministerie niet aannemelijk heeft gemaakt dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden in de onderzoeken Argus en Lemont, waarvan de gegevens afkomstig zijn. De rechtbank heeft echter wel besloten dat de machtiging van de rechter-commissaris tot het verstrekken van deze gegevens aan het dossier moet worden toegevoegd.

Daarnaast heeft de rechtbank een verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad afgewezen, omdat er geen sprake was van rechtsonzekerheid of rechtsonduidelijkheid over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft ook verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak van deze getuigen. De rechtbank heeft wel enkele verzoeken van de verdediging toegewezen, zoals het horen van medeverdachten als getuigen, mits zij niet op hun zwijgrecht beroepen. De rechtbank heeft de zaak verder behandeld met inachtneming van de belangen van de verdachten en de voortgang van de strafzaak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek: 13/Delos
Parketnummers: - 13/158332-21 (A) + 13/326921-21 (B; gevoegd) (S. [verdachte 1] )
- 13/154767-21 (A) + 13/326899-21 (B; gevoegd) (I. [verdachte 2] )
- 13/083796-22 (M. [verdachte 3] )
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen verdachten:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 1983 in [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] ,
verblijvende op het adres [adres 2] ,
Raadslieden: mrs. L. de Leon en G.J. Woodrow.
en
[verdachte 2],
geboren op [geboortedag 2] 1985 in [geboorteplaats 2] ,
ingeschreven op het adres [adres 3] .
Raadsman: mr. R.A. Van der Horst
en
[verdachte 3] ,
geboren op [geboortedag 3] 1978 in [geboorteplaats 2] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
nu gedetineerd in [detentieplaats]
Raadslieden: mrs. M.F. Wijngaarden en R.D.A. van Boom.

1.Inleiding

De raadslieden van verdachten hebben op verschillende momenten in het vooronderzoek onderzoekswensen ingediend. Op de regiezitting d.d. 7 oktober 2022 zijn de definitief geformuleerde verzoeken besproken, toegelicht en aangevuld. Met instemming van alle raadslieden heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie de mogelijkheid gegeven binnen drie weken schriftelijk te reageren op de aanvullende onderzoekswensen, alsmede het voorwaardelijk verzoek van mr. Van Boom om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. De rechtbank heeft deze reactie op 28 oktober 2022 ontvangen.
Op 30 november 2022 heeft de rechtbank de raamwerkovereenkomst d.d. 29 november 2022 tussen verdachte [verdachte 1] , zijn raadslieden en de officieren van justitie ontvangen, waaruit volgt dat zij procesafspraken hebben gemaakt. Onderdeel van deze overeenkomst is dat geen gevolg dient te worden gegeven aan de reeds door de verdediging ingediende onderzoekswensen en dat er ook geen nadere onderzoekswensen zullen worden ingediend. Gelet hierop ziet de rechtbank zich niet (meer) genoodzaakt op de door de verdediging van verdachte [verdachte 1] ingediende verzoeken te beslissen.
Na beraadslaging beslist de rechtbank als volgt.

2.Beslissingen op de onderzoekswensen

Bij de bespreking van de beslissingen maakt de rechtbank onderscheid tussen 1) verzoeken met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de SkyECC- en Encrochat-hack en 2) verzoeken met betrekking tot de inhoud van de verschillende zaaksdossiers.
2.1.
Algemene overweging ten aanzien van verzoeken met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de SkyECC- en Encrochat-hack.
Verstrekking van stukken en horen getuigen in onderzoeken Argus en Lemont
De raadslieden van verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] hebben onderzoekswensen ingediend met betrekking tot de verstrekking van diverse stukken en het horen van getuigen om de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van de uit de SkyECC- en Encrochat-hack verkregen data te kunnen onderzoeken. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen verspreiding van deze stukken verzet, nu niet aannemelijk is geworden dat in de onderzoeken Argus en Lemont onregelmatigheden hebben plaatsgevonden die doorwerken in het onderzoek Delos.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie. Het onderzoek Delos is gestart naar aanleiding van informatie afkomstig uit de onderzoeken Argus en Lemont. Op dit moment is er echter geen enkel aanknopingspunt dat er sprake is geweest van enig vormverzuim dan wel onregelmatigheden in die onderzoeken. Daarmee ziet de rechtbank vooralsnog geen aanleiding voor nader onderzoek naar de in de onderzoeken Argus en Lemont ingezette opsporingsmethoden.
Daarnaast is gebleken dat de interceptietool is ingezet in een Frans opsporingsonderzoek, op basis van Frans recht en met toestemming van een Franse rechter. Het vertrouwensbeginsel brengt met zich mee dat verdragsstaten, waaronder Nederland en Frankrijk, over en weer mogen vertrouwen op elkaar rechtssysteem en dat de inzet van opsporingsmethoden in Frankrijk en de verkrijging van gegevens daaruit in beginsel niet getoetst wordt door de Nederlandse rechter. De omstandigheid dat de Nederlandse opsporingsdiensten in het kader van een Joint Investigation Team (JIT) de interceptietool (mede) hebben ontwikkeld en technische bijstand hebben geleverd, maakt dat volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet anders. Ook hier is vooralsnog niet gebleken van een begin van aannemelijkheid dat sprake is van verderstrekkende bemoeienis van Nederlandse opsporingsambtenaren die moet leiden tot verschuiving van de verantwoordelijkheid naar Nederland en tot buiten toepassing laten van het vertrouwensbeginsel.
Gelet op het voorgaande worden de verzoeken met betrekking tot het verstrekken van onderliggende stukken uit de onderzoeken Argus en Lemont, waaronder de (ongelakte) vorderingen, machtigingen en verlengingen ex. artikel 126uba en artikel 126t Sv, de stukken uit de Franse onderzoeken, de JIT-overeenkomst, alsmede het horen van alle opgegeven getuigen die enigerlei betrokken zouden zijn geweest bij de SkyECC en Encrochat-hack, afgewezen.
De rechtbank acht het voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het gebruik van de uit Argus en Lemont verkregen gegevens echter wel van belang dat de machtiging van de rechter-commissaris tot het verstrekken van deze gegevens aan onderzoek Delos (of een proces-verbaal van de rechter-commissaris waaruit blijkt dat de machtiging is verstrekt) aan het dossier wordt toegevoegd. De verzoeken van de raadslieden die daarop zien, worden dan ook toegewezen.
Nader (tegen) onderzoek NFI-rapportages
Voorts heeft de verdediging van verdachte [verdachte 3] verzocht om NFI-deskundige [naam 1] , opsteller van het rapport ‘Volledigheid en correctheid van decodering van SkyECC berichten met de Toolbox-methode’ van 22 juni 2022, te horen als getuige om hem te kunnen bevragen over onder andere zijn deskundigheid op dit gebied, de betekenis van de data en de betrouwbaarheid daarvan en vragen te stellen over de berichten die niet ontsleuteld/gedecodeerd zijn en hoe dat kan worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuige verzet, nu de relevantie daarvan voor het beantwoorden van de vragen van 348/350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman van verdachte [verdachte 2] heeft om tegenonderzoek verzocht door een deskundige op het gebied van
digital forensics, niet-zijnde een deskundige van het NFI, om de werking van de gebruikte technische hulpmiddelen en de betrouwbaarheid en integriteit van de verkregen data te beoordelen. Ook wil de verdediging een deskundigenverslag ontvangen waarin vragen worden beantwoord met betrekking tot de koppeling tussen verstuurde en ontvangen berichten aan gebruikersaccounts, alsmede de koppeling tussen die berichten en de mobiele telefoons met bijbehorend imei-nummer. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van een voldoende onderbouwd verdedigingsbelang.
De rechtbank wijst de verzoeken vooralsnog af. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de NFI-rapportage van de deskundige [naam 1] in verschillende SkyECC-zaken is gevoegd. In de onderhavige zaak beschikt de rechtbank niet over dit rapport en kan dus niet worden beoordeeld in hoeverre het horen van deze deskundige en het verzochte tegenonderzoek noodzakelijk is voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Daarom verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie deze rapportage aan het dossier Delos toe te voegen. Het staat de verdediging vervolgens vrij hun verzoeken op een later moment in de procedure te herhalen.
Verstrekking/inzage in (volledige) datasets pgp-berichtenverkeer
Verder hebben de raadslieden verzoeken ingediend met betrekking tot het verstrekken van/inzage in de uit de SkyECC- en Encrochat-hack verkregen data. Enerzijds zien deze verzoeken op verstrekking van de berichten die zijn verstuurd en ontvangen door de accounts die aan verdachten worden toegeschreven, alsmede de historische locatiegegevens die aan deze accounts en telefoonnummers van verdachten worden gekoppeld. Het Openbaar Ministerie heeft in haar schriftelijke reacties toegezegd deze data aan de raadslieden te verstrekken. De rechtbank vertrouwt erop dat deze data reeds verstrekt zijn dan wel op korte termijn zullen worden verstrekt.
Anderzijds hebben de raadslieden verzocht om verstrekking van/inzage in het volledige berichtenverkeer van en naar alle in het dossier genoemde accounts en groepsgesprekken waarin zou zijn gecommuniceerd over de ten laste gelegde feiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich daartegen verzet, nu de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd dat verstrekking van deze data relevant is voor het beantwoorden van de vragen van 348/350 Sv. Daarnaast wordt daarmee een inbreuk gemaakt op de privacy van deze gebruikers en kunnen de belangen van lopende opsporingsonderzoeken worden geschaad.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie en wijst de verzoeken af. De raadslieden hebben onvoldoende onderbouwd dat inzage in het volledige berichtenverkeer relevant is voor door hen te voeren verweren en de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachten tot op heden geen enkele (alternatieve) verklaring hebben gegeven voor de inhoud van berichten die aan hen worden toegeschreven.
2.2.
Verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
De raadsman van verdachte [verdachte 3] , mr. Van Boom, heeft verzocht om, indien de verzoeken tot verstrekking van nadere stukken uit de onderzoeken Argus en Lemont omtrent de SkyECC- en Encrochat-hack op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden afgewezen, hierover prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Daartoe is aangevoerd dat ondanks het standaardarrest van de Hoge Raad uit 2010, dit rechtsbeginsel door feitenrechters verschillend wordt uitgelegd, hetgeen rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid met zich meebrengt. Te meer nu de uitleg van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van bijzonder gewicht is voor zaken die uitsluitend bewijs bevatten dat afkomstig is van de hack op de servers van SkyECC en/of Encrochat. Gelet op het [getuige 9] aantal SkyECC- en Encrochat-zaken in heel Nederland, is het zaaksoverstijgend belang van het stellen van de vragen volgens de verdediging gegeven. Ter afsluiting van zijn betoog heeft mr. Van den Boom een aantal prejudiciële vragen over de uitleg van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voorgesteld.
De raadsman van verdachte [verdachte 2] , mr. Van der Horst, heeft zich op de regiezitting van 7 oktober 2022 bij dit voorwaardelijke verzoek aangesloten.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 553 Sv is het mogelijk om in strafrechtelijke procedures prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Alleen zuivere rechtsvragen, waarop het antwoord nodig is om in strafzaken te beslissen en aan die beantwoording bijzonder gewicht kan worden toegekend gelet op het zaaksoverstijgend belang, komen hiervoor in aanmerking. Volgens de Memorie van Toelichting is deze procedure onder meer bedoeld voor vragen over de uitleg van een delictsomschrijving, een procesrechtelijke regel of overgangsrecht, met als doel rechtsontwikkeling te bevorderen en het risico op tegenstrijdige uitspraken door feitenrechters en rechtsonzekerheid te voorkomen.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie dat in dit geval geen sprake is van rechtsonzekerheid of rechtsonduidelijkheid met betrekking tot de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en wijst daarom het verzoek af.
Dat de reikwijdte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de SkyECC- en Encrochat-hack in veel verschillende zaken in Nederland door raadslieden ter discussie wordt gesteld, maakt niet zonder meer dat daarmee rechtsonzekerheid bestaat. Over het algemeen wordt dit vraagstuk door feitenrechters in den lande op vergelijkbare wijze beoordeeld. Daarnaast zijn de vragen die mr. Van Boom heeft voorgesteld vooralsnog onvoldoende concreet om als rechtsvraag aan de Hoge Raad voor te leggen.
Voorts is het de rechtbank ambtshalve bekend dat de rechtbank Noord-Nederland wel voornemens heeft geuit om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. De inhoud van deze vragen is echter nog onbekend. Daarmee is nog niet duidelijk wat de relevantie van de te stellen vragen is in de onderhavige zaken. Ook is het op dit moment nog onduidelijk of en wanneer de prejudiciële procedure daadwerkelijk zal worden opgestart. Gelet op de taak van de rechter om de voortgang van de strafzaak te bewaken, het feit dat voor verdachte [verdachte 3] de voorlopige hechtenis is bevolen en de inhoudelijke behandeling van de zaak reeds gepland staat, ziet de rechtbank vooralsnog weinig ruimte om de beslissing(en) van de rechtbank Noord-Nederland af te wachten.
2.3.
Verzoeken met betrekking tot de inhoud van de verschillende zaaksdossiers
2.3.1.
Inzake verdachte [verdachte 2]
Identificatie pgp-accounts
De raadsman, mr. Van der Horst, heeft verzocht diverse Encrochat- en SkyECC-gebruikers te horen als getuigen om hen te bevragen over de identiteit van de gebruiker van de accounts [naam account] (Encrochat) en [naam account 2] , [naam account 3] , [naam account 4] en [naam account 5] (SkyECC) die aan verdachte [verdachte 2] worden toegeschreven en over zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de gebruikers af. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd en zijn daarmee geen getuigen waarbij het verdedigingsbelang tot het horen van deze getuigen wordt verondersteld. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom de genoemde gebruikers moeten worden bevraagd over de identiteit van de gebruiker van de aan verdachte toegeschreven pgp-accounts en zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Bovendien is een [getuige 9] deel van de verzochte gebruikers (nog) niet geïdentificeerd, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Zaaksdossier Hoofddorp
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , verbalisanten [getuige 7] , [getuige 8] en [getuige 9] , verbalisant [getuige 10] , verbalisant [getuige 11] , verbalisanten [getuige 12] en [getuige 13] , verbalisant [getuige 14] , [getuige 15] , [getuige 16] en [getuige 17] .
De rechtbank wijst toe het verzoek tot het horen van getuige [getuige 2] , de verhuurder van de loods waarin een laboratorium voor de productie van verdovende middelen is aangetroffen en waarvan verdachte [verdachte 2] verdacht wordt betrokken te zijn.
De rechtbank wijst ook toe het horen van getuige [getuige 1] , de huurder van de loods. Het Openbaar Ministerie heeft zich niet tegen het horen van deze getuige verzet en de rechtbank wil de verdediging in de gelegenheid stellen deze persoon nadere vragen over de betrokkenheid van verdachte [verdachte 2] bij het tenlastegelegde. Nu de gegevens van deze getuige niet bekend zijn bij het Openbaar Ministerie, stelt de rechtbank als voorwaarde dat mr. Van der Horst, binnen twee weken de gegevens van deze getuige aanlevert bij de rechter-commissaris. Als deze getuige onbereikbaar blijkt, kan de rechter-commissaris afzien van het horen van deze getuige.
De rechtbank wijst de rest van de verzoeken tot horen van getuigen af.
[getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] waren aanwezig in de loods ten tijde van de inval door de politie. Zij hebben zich op hun zwijgrecht beroepen, dan wel een verklaring afgelegd die niet belastend is voor verdachte. Daarmee zijn het geen Keskin-getuigen en heeft de raadsman onvoldoende onderbouwd waarom het horen van deze getuigen in het belang is van de verdediging is. Bovendien zijn de gegevens van deze getuigen (in het buitenland) niet bekend, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Voorts heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van genoemde verbalisanten. Tevens heeft de rechtbank inmiddels een aanvullend proces-verbaal van verbalisanten [getuige 7] en [getuige 8] ontvangen met betrekking tot de inbeslagname van de telefoons. Ook is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat verbalisant [getuige 13] in zijn proces-verbaal van observatie abusievelijk heeft vermeld dat hij de persoon herkende als [naam 2] in plaats van [verdachte 2] . Met verstrekking van deze aanvullende processen-verbaal bestaat naar het oordeel van de rechtbank er dus ook geen verdedigingsbelang om deze verbalisanten als getuigen hierover te horen.
Ook het horen van getuige [getuige 17] , rechercheur in België, is niet in het belang van de verdediging gebleken. De raadsman wil de getuige bevragen over de herkomst van het adres [adres 4] in Hoofddorp. De herkomst van dit adres blijkt voldoende uit andere bronnen die zijn genoemd in het dossier. Zo staat het adres geregistreerd as eindontvanger van een van de containers en staat het vermeld op de brief van Liander die is aangetroffen in de auto waarin verdachte op 12 november 2020 werd aangehouden.
Verder is verzocht [getuige 15] en [getuige 16] te horen over de betrokkenheid van verdachte bij de gecontroleerde ‘lege’ container. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd. Gelet op de zeer summiere onderbouwing van dit verzoek, wijst de rechtbank het verzoek tot horen van deze getuigen af.
Tot slot heeft de raadsman op 2 september 2022 in een aanvullend verzoek verzocht navraag te doen in Uruguay naar de controle van de container. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze informatie van belang is voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv.
Zaaksdossier Antwerpen
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: verbalisant [getuige 18] , verbalisant [getuige 19] , [getuige 20] (recherche België), [getuige 21] en [getuige 22] . Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet.
De rechtbank wijst het horen van verzochte getuigen af. Ten aanzien van de verbalisanten is onvoldoende onderbouwd dat moet worden getwijfeld aan de inhoud van de door hen op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding hen hierover nader te bevragen. Dat geldt ook voor [getuige 20] en de door hem verstrekte informatie. Ten aanzien van [getuige 21] en [getuige 22] stelt de rechtbank vast dat zij geen belastende verklaring over verdachte [verdachte 2] hebben afgelegd en dat het verzoek tot horen van deze getuigen onvoldoende is onderbouwd. Bovendien zijn de gegevens van getuigen (in het buitenland) niet bekend, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht tot het verstrekken van printgegevens van het telefoonnummer [nummer 1] en IMEI-nummer eindigend op [nummer 2] . De rechtbank wijst dit verzoek af, nu het onvoldoende concreet is geformuleerd en niet wordt onderbouwd.
Ten derde heeft de raadsman in een aanvullend verzoek d.d. 2 september 2022 verzocht in België navraag te doen naar de identiteit van de persoon die op 2 of 3 maart 2021 zou hebben geprobeerd de inbeslaggenomen container op te halen van het haventerrein, alsmede de bestemming van deze container. Ook dit verzoek wijst de rechtbank af, nu uit de reactie van het Openbaar Ministerie d.d. 28 oktober 2022 blijkt dat reeds navraag is gedaan bij de Belgische autoriteiten en dat dit geen informatie heeft opgeleverd.
Zaaksdossier [adres 5]
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 23] , medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en verbalisanten [getuige 24] , [getuige 25] , [getuige 26] en [getuige 27] .
De rechtbank wijst het verzoek tot horen van getuigen [getuige 23] en medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 3] toe, onder de voorwaarde dat de raadslieden van de medeverdachten de rechter-commissaris op de hoogte stellen van de verklaringsbereidheid van hun cliënten. Indien medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 3] op voorhand aangeven zich op hun zwijgrecht en/of verschoningsrecht te beroepen, kan de rechter-commissaris afzien van het horen van deze getuigen.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van [verdachte 4] en [verdachte 5] af. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd en zijn daarmee geen Keskin-getuigen waarvan het verdedigingsbelang bij het ondervragen van deze getuigen wordt verondersteld. Voorts heeft de raadsman onvoldoende onderbouwd waarom het horen van deze getuigen noodzakelijk is voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv.
Ook het verzoek tot het horen van genoemde verbalisanten wijst de rechtbank af, nu de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd op welke onderdelen moet worden getwijfeld aan het door hen op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
Overige onderzoekswensen
Tot slot heeft de raadsman de volgende algemene onderzoekswensen ingediend:
  • Verstrekking van/inzage in het volledige (BOB-)dossier van onderzoeken Dillingham en Escambia.
  • Inzage in de camerabeelden van de video-observatie in de garagebox aan de [adres 5] .
  • Inzage in de camerabeelden van de opslag en diefstal van de cocaïne in garage aan de [adres 6] in Zwanenburg.
Uit de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie volgt dat onderzoek Dillingham is overgegaan in onderzoek Escambia. Het Openbaar Ministerie heeft eerder toegezegd dat het BOB-dossier van het onderzoek Escambia zal worden versterkt zodra het onderzoek is afgerond. Uit de schriftelijke reactie d.d. 28 oktober 2022 blijkt dat dit nog niet het geval is, maar dat alle voor het onderzoek Delos relevante stukken reeds aan het dossier zijn toegevoegd. De rechtbank vertrouwt erop dat het Openbaar Ministerie het BOB-dossier verspreidt zodra het onderzoek Escambia is afgerond. Voorts heeft de verdediging onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken uit onderzoek Dillingham (voor zover deze niet zijn toegevoegd in het dossier Delos) van belang zijn voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Daarom zal dat verzoek worden afgewezen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen inzage in de camerabeelden van observaties van de garagebox aan de [adres 5] , omdat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank ziet echter wel het belang van de verdediging bij inzage in deze camerabeelden en wijst daarom het verzoek toe.
Het Openbaar Ministerie heeft zich in de reactie d.d. 28 oktober 2022 niet verzet tegen inzage in de camerabeelden van de garagebox aan de [adres 6] in Zwanenburg door de verdediging bij de politie. De rechtbank vertrouwt erop dat deze toezegging wordt nagekomen en zal dus geen beslissing nemen op het verzoek van de raadsman.
2.3.2.
Verdachte [verdachte 3]
Naar aanleiding van het opsporingsonderzoek en de bevindingen in de zaaksdossiers met betrekking tot de verdenkingen jegens verdachte [verdachte 3] , heeft de verdediging verzocht medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 1] als getuige te horen. De rechtbank wijst dit verzoek toe, onder de voorwaarde dat de raadslieden van de medeverdachten de rechter-commissaris op de hoogte stellen van de verklaringsbereidheid van hun cliënten. Indien medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 1] op voorhand aangeven zich op hun zwijgrecht en/of verschoningsrecht te beroepen, kan de rechter-commissaris afzien van het horen van deze getuigen.
In het kader van de witwasverdenkingen heeft de verdediging verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 28] , [getuige 29] of [getuige 30] , [getuige 31] , [getuige 32] , [getuige 33] en [getuige 34] , [getuige 35] en verbalisant [getuige 36] . De rechtbank wijst alle verzoeken af. De verdediging wil genoemde getuigen onder andere vragen stellen over de wijze waarop verdachte [verdachte 3] de tenlastegelegde goederen zou hebben betaald en over de dodenlijst waarop hij vermeld zou staan. De betalingswijze en de risico’s voor het leven van verdachte zijn echter niet relevant voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Verdachte wordt verdachte van witwassen van verschillende goederen en geldbedragen. Het is in dat geval aan verdachte om een concrete verifieerbare verklaring voor de herkomst daarvan te geven, niet de wijze van de uitgaven daarvan. De getuigen kunnen niet verklaren over de herkomst van de gelden. Indien later blijkt dat een of meer van deze personen een verklaring van verdachte hierover kunnen ondersteunen, kan het verzoek tot horen van deze getuigen eventueel worden herhaald.
Ook het verzoek tot horen van verbalisant [getuige 37] wordt afgewezen. De verdediging wil deze verbalisant horen over de waarde die hij aan verschillende in de woning aangetroffen goederen heeft toegekend. Het horen van deze getuigen is naar het oordeel van de rechtbank niet (meer) nodig, nu het Openbaar Ministerie heeft aangekondigd een taxatierapport te zullen verspreiden. Indien de verdediging naar aanleiding van dat taxatierapport nog vragen heeft, kan het verzoek in een latere fase van de procedure worden herhaald.

3.Beslissingen

Op basis van het voorgaande komt de rechtbank kort weergegeven tot de volgende beslissingen:
3.1.
Inzake verdachte [verdachte 2] en [verdachte 3]
-
Wijst afalle verzoeken tot het verstrekken van onderliggen stukken en horen van getuigen uit de onderzoeken Argus en Lemont met betrekking tot de SkyECC- en Encrochat-hack.
-
Wijst toehet verzoek tot verstrekking van de machtiging van de rechter-commissaris (of een proces-verbaal van de rechter-commissaris waaruit blijkt dat de machtiging is verleend) tot het gebruik van de SkyECC- en Encrochat-data uit de onderzoeken Argus en Lemont in het onderzoek Delos.
-
Wijst toehet horen van verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] als getuige in elkaars zaken, tenzij op voorhand bij de rechter-commissaris aangeven dat zij zich op hun zwijgrecht/verschoningsrecht zullen beroepen.
-
Wijst afde verzoeken tot het horen van (nog) niet-geïdentificeerde SkyECC- en Encrochat-gebruikers als getuigen.
-
Wijst afhet verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
3.2.
Inzake verdachte [verdachte 2] :
  • Wijst toehet verzoek tot het horen van getuigen:
  • [getuige 23], geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 3] , wonende op het adres [adres 7] in [geboorteplaats 3] .
  • [getuige 2], geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 4] , wonende op het adres [adres 8] .
  • [getuige 1], geboren op [geboortedatum 3] in [geboorteplaats 5] , e-mailadres: [emailadres] , overige gegevens niet bekend.
-
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank,
om voornoemde getuigen te horenen voorts al datgene te verrichten wat hij of zij in het belang van het onderzoek acht.
-
Wijst toehet verzoek tot inzage in de camerabeelden van de video-observatie in de garagebox aan de [adres 5] .
- Wijst alle overige verzoeken af.
3.3.
Inzake verdachte [verdachte 3] :
- Wijst alle overige verzoeken af.
Deze beslissing is op 8 december 2022 genomen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,