ECLI:NL:RBAMS:2022:7360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
91718225/CV EXPL 22-3155
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en ontbinding van een overeenkomst inzake de levering van een sokkel voor een kunstwerk

In deze zaak vorderden de eisers, een vennootschap onder firma, betaling van een factuur voor de levering van een sokkel aan de gedaagde, die bedrijfsleider is van een opticienwinkel. De eisers stelden dat de sokkel conform de overeenkomst was geleverd en dat de gedaagde gehouden was tot betaling van de overeengekomen prijs. De gedaagde betwistte de hoogte van de factuur en stelde dat er geen prijsafspraak was gemaakt, maar een maximale prijs van € 500,00. De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat een uurtarief was overeengekomen en dat de gedaagde ten onrechte de overeenkomst had ontbonden. De kantonrechter bepaalde dat de gedaagde na partiële ontbinding nog € 1.815,79 aan de eisers verschuldigd was, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 91718225 / CV EXPL 22-3155
Uitspraak: 21 oktober 2022

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma
[eiser 1],
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
gevestigd te/wonende te [plaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde mr. P.H. Visser te Wormerveer,
tegen

[gedaagde] ,

woonachtig te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde mr. M.G. Costers te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] (in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] genoemd worden. [eiser 2] zal afzonderlijk ook [eiser 2] worden genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
  • de dagvaarding van 14 februari 2022,
  • de akte overlegging producties van de zijde van [eisers] ,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 10 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 augustus 2022 en de daarin genoemde stukken.
Zowel van de zijde van [eisers] als van de zijde van [gedaagde] heeft de kantonrechter een brief van 12 september 2022 ontvangen met opmerkingen op het proces-verbaal. De kantonrechter heeft hiervan kennisgenomen.
Daarna is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
[eiser 2] en [eiser 3] zijn de vennoten in [eisers] . [eisers] exploiteert een stukadoorsbedrijf. [eisers] heeft als zodanig stukwerkzaamheden verricht in de opticienwinkel waar [gedaagde] bedrijfsleider is. Na afronding van die werkzaamheden in september 2020 hebben [eiser 2] en [gedaagde] in de opticienwinkel gesproken over het maken van een betonnen sokkel voor een kunstwerk op het dakterras van het appartement van [gedaagde] .
1.2.
In november 2020 hebben [eiser 2] en [gedaagde] bij [gedaagde] thuis gesproken over de vereisten van de sokkel. Zo moesten in de sokkel spots worden aangebracht om het kunstwerk te verlichten. [eiser 2] heeft ook de metingen gedaan voor de sokkel. Daarna heeft [gedaagde] [eisers] de opdracht verstrekt voor het maken van de sokkel.
1.3.
Nadat [eisers] [gedaagde] eind november 2020 via whatsapp foto’s heeft gestuurd van de sokkel zoals deze uit de mal is gekomen, heeft [gedaagde] gevraagd of hij hem nu gaat afwerken en of hij ook iets heeft om hem te beschermen tegen groene aanslag.
1.4.
[eisers] heeft een sokkel gemaakt die 160 cm lang was, 60 cm breed en 15 cm hoog. Nadat de sokkel gereed was heeft [eisers] aan [gedaagde] gevraagd om hem op te komen halen. Omdat [gedaagde] daar niet toe in staat was, hebben partijen afgesproken dat [eisers] het transport zou regelen. [eisers] heeft met behulp van een transportbedrijf de sokkel op 26 februari 2021 bij [gedaagde] afgeleverd.
1.5.
Op enig moment heeft [eisers] op verzoek van [gedaagde] een tweede sokkel gemaakt die 180 cm lang was, 80 cm breed en 20 cm hoog.
1.6.
Per whatsapp heeft [eiser 2] [gedaagde] op 10 juni 2021 een link gestuurd voor richtbare LED-grondspots met een doorsnede van 12 cm. Daarbij schreef hij: “Kijk [gedaagde] dit zin mooiere spots passen vet in het blok geen kabels veel strakker zeg het maar”. [gedaagde] heeft deze spots vervolgens besteld.
1.7.
Bij de levering van de tweede sokkel in november 2021 is de eerste sokkel door [eisers] meegenomen. Een aantal dagen na de levering heeft [eisers] met een aantal werknemers de sokkel geplaatst en gemonteerd en heeft een elektricien werkzaamheden verricht voor het plaatsen van de spots.
1.8.
Op 29 november 2021 heeft [eisers] aan [gedaagde] de factuur voor de tweede sokkel verzonden ten bedrage van € 4.988,24.
1.9.
[gedaagde] heeft per e-mail van 6 januari 2022 [eisers] bericht het niet eens te zijn met de hoogte van de factuur. Hij heeft daarbij ook een voorstel gedaan voor een oplossing in der minne. Partijen zijn het niet eens geworden over een oplossing.
1.10.
Per e-mail van 18 januari 2022 is namens [gedaagde] de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen.

Vordering en verweer in conventie

2. [eisers] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. primair de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst tussen partijen vernietigt en subsidiair voor recht verklaart dat de door [gedaagde] ingeroepen ontbinding van de overeenkomst tussen partijen geen kracht van recht heeft;
b. [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] te betalen het bedrag van € 4.988,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2022;
c. [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] 10% buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
d. [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] de proceskosten te betalen.
3. [eisers] stelt – kort gezegd – dat hij een sokkel heeft geleverd aan [gedaagde] die voldoet aan de overeenkomst. [gedaagde] is dan ook gehouden tot betaling van de overeengekomen prijs bestaande uit een uurtarief van € 50,00 per uur tezamen met de materiaalkosten en de transportkosten. Indien niet zou komen vast te staan dat dit zo is overeengekomen, is [gedaagde] in elk geval een redelijke prijs verschuldigd. Er is geen sprake van tekortkomingen die een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen.
4. [gedaagde] concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eisers] in de vorderingen dan wel de vorderingen af te wijzen met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
[gedaagde] betwist dat een uurtarief is overeengekomen, er is een maximale prijs van € 500,00 afgesproken, althans [eisers] heeft bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het werk niet duurder zou uitvallen dan het besproken bedrag van € 500,00. Bovendien is in het gehele proces wel degelijk sprake van meerdere aan [eisers] toerekenbare tekortkomingen.
5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Vordering en verweer in reconventie

6. [gedaagde] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. primair voor recht verklaart dat [gedaagde] de overeenkomst met [eisers] rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden en subsidiair de overeenkomst tussen [gedaagde] en [eisers] ontbindt;
b. [eisers] hoofdelijk veroordeelt om het betonblok binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis op eigen kosten op te halen bij [gedaagde] thuis, op straffe van een dwangsom;
c. [eisers] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
7. [gedaagde] stelt – kort gezegd – primair dat [eisers] eerst een kleinere sokkel had gemaakt dan overeengekomen, dat hij de tweede sokkel te laat heeft geleverd, dat de gaten voor de lampen te groot zijn geboord en dat de lak afbladdert. Op grond van die gebreken heeft hij de overeenkomst heeft ontbonden. Subsidiair stelt [gedaagde] dat de overeenkomst partieel moet worden ontbonden in die zin dat de koopprijs voor de sokkel met de gebreken moet worden verminderd.
8. [eisers] concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [gedaagde] in zijn reconventionele vorderingen met veroordeling in de proceskosten.
[eisers] betwist dat sprake is van wanprestatie. De eerste sokkel is geleverd conform de gevraagde afmetingen. Daarna heeft hij op verzoek van [gedaagde] een tweede sokkel gemaakt met aangepaste afmetingen en gemaakt van egaline, een veel gladder materiaal. Dat de spots niet in de gaten passen, komt omdat [gedaagde] de verkeerde spots heeft besteld. Als de grootte van de gaten al een tekortkoming zou opleveren, rechtvaardigt die niet de ontbinding omdat [eisers] rvs ringen heeft laten maken om de ruimte rondom de spots af te dichten. Het afbladderen van de lak is ook geen tekortkoming, dat komt doordat de gaten rondom de spots niet volledig waren afgedicht en er water in de sokkel is gekomen.
9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling in conventie en reconventie

1. Gelet op de samenhang tussen de conventie en reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk beoordelen.
2. Niet in geschil is dat partijen een overeenkomt zijn aangegaan voor het maken van een sokkel. Vooraleerst ligt de vraag voor of partijen hiervoor een uurtarief of een maximale prijs zijn overeengekomen danwel wat een redelijke prijs is voor de verrichte werkzaamheden. Daarbij laat de kantonrechter in het midden wat de reden is geweest voor het maken van de tweede sokkel (volgens [gedaagde] was de maat van de eerste sokkel niet zoals overeengekomen, volgens [eisers] wilde [gedaagde] bij nader inzien een gladder materiaal). Voor het maken van de eerste sokkel en het transport daarvan heeft [eisers] immers geen kosten in rekening gebracht.
3. [eisers] stelt in conventie primair dat partijen voor het maken van een sokkel een prijs zijn overeengekomen die bestaat uit een uurtarief van € 50,00 per uur en materiaalkosten. Dat is een gebruikelijk tarief voor stukadoors. Hij werkt altijd op uurloonbasis, zoals ook volgt uit de factuur die hij heeft verzonden voor de in de opticienwinkel verrichte werkzaamheden. Voor die werkzaamheden was een uurtarief van € 50,00 gefactureerd waardoor [gedaagde] had moeten weten dat [eisers] altijd dit uurtarief hanteert. [gedaagde] betwist dat een uurtarief wordt vermeld in de factuur. Wanneer het gefactureerde bedrag van € 360,00 voor één dag werk door twee personen wordt omgerekend komt dit bovendien ook niet overeen met een dergelijk uurtarief, aldus [gedaagde] . Daarnaast stelt [eisers] dat hij [gedaagde] in de opticienwinkel heeft verteld wat zijn uurtarief is. In aanvulling daarop heeft [eisers] ter zitting desgevraagd verklaard het uurtarief ook bij [gedaagde] thuis aan de keukentafel te hebben verteld. Dat [eisers] een uurtarief heeft genoemd, wordt door [gedaagde] betwist.
4. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat een uurtarief is overeengekomen. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat er geen offerte is opgesteld of andere stukken, zoals aantekeningen, whatsapp-berichten of e-mails zijn overgelegd waaruit dit kan worden afgeleid. Ook de factuur aan de opticienwinkel, waarin volgens [eisers] een uurtarief wordt vermeld, is niet overgelegd en de vermelding van zijn uurtarief op de factuur is gemotiveerd betwist. Pas ter zitting heeft [eiser 2] na vragen van de kantonrechter concreet verklaard dat hij tot tweemaal toe (in de winkel en bij [gedaagde] thuis) [gedaagde] heeft verteld wat zijn uurtarief is. Dat valt echter moeilijk te rijmen met zijn meer algemene eerdere stellingen, “ [eisers] heeft aangegeven dat hij een uurloon in rekening zou brengen van € 50,00 per uur, tegen welk uurloon [eisers] ook eerder werkzaam was voor [gedaagde] ” (in de dagvaarding) en “ [gedaagde] was ermee bekend dat [eisers] werkte in de opticienzaak voor een vaste vergoeding van € 50,00 per uur per werknemer (ex btw). Daarover kan derhalve geen misverstand tussen partijen bestaan” (in de conclusie van antwoord in reconventie). Daarbij verwijst [eisers] dus steeds terug naar de prijs van de werkzaamheden voor de opticienwinkel, en de kenbaarheid die daaruit voor [gedaagde] zou moeten volgen. Ook de aanvankelijke verklaring van [eiser 2] ter zitting verwijst terug naar die werkzaamheden: “ [gedaagde] was daar
(bij de opticien, toevoeging rechtbank)mijn contactpersoon. Bij aanvang van het werk heb ik verteld hoe wij werken: op basis van een uurtarief en materiaalkosten. Na afronding van het werk bij de opticien heb ik de factuur voor de werkzaamheden van de opticien naar [gedaagde] verzonden. Ik heb € 50 per uur in rekening gebracht en materiaalkosten. Dit is een normaal uurtarief voor stukadoorswerk. Op basis daarvan had [gedaagde] moeten weten dat wij dit altijd zo doen”. Deze stellingen en verklaringen impliceren immers dat [gedaagde] al had moeten weten wat zijn uurtarief is zodat het niet meer nodig was geweest om het concrete uurtarief te noemen. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat [eisers] zijn stelling dat hij met [gedaagde] een concreet uurtarief heeft afgesproken, onvoldoende onderbouwd.
5. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat een maximale prijs van € 500,00 is afgesproken voor het maken van de sokkel. Daartoe heeft hij een verklaring overgelegd van zijn collega, [naam] , die aanwezig zou zijn geweest tijdens het gesprek tussen [gedaagde] en [eisers] in de opticienwinkel. [naam] heeft verklaard:
“Ik verklaar dat ik op 4 september 2020 het gesprek tussen [gedaagde] en [eiser 2] heb gehoord. Er is gesproken over een betonplaat voor onder een kunstwerk waarvoor [gedaagde] al offertes had opgevraagd die zo rond de € 500 bedroegen. [eiser 2] bood zelf aan het ook voor [gedaagde] willen maken voor diezelfde prijs. Ik heb [eiser 2] ook horen zeggen dat hij [gedaagde] wel zou matsen wat betreft de kosten.”
[eisers] betwist dat zij dit kan hebben gehoord. Volgens hem was er niemand anders aanwezig bij het betreffende gesprek. Bovendien betoogt [eisers] dat hij op dat moment nog niet kon weten wat de (totale) kosten zouden worden. Daarvoor had hij op dat moment onvoldoende informatie. Om die reden is hij in november 2020 bij [gedaagde] thuis geweest. De kantonrechter overweegt dat ook [gedaagde] zijn stelling, gelet op de gemotiveerde betwisting door [eisers] , onvoldoende heeft onderbouwd. Ook hij heeft immers geen verdere stukken overgelegd waaruit een dergelijke afspraak kan blijken en hij is niet ingegaan op het betoog van [eisers] dat op dat moment het formaat van de sokkel nog niet duidelijk was. De kantonrechter oordeelt dan ook dat niet is gebleken dat een maximale prijs van € 500,00 voor het maken van de sokkel is overeengekomen.
6. Subsidiair maakt [eisers] in conventie aanspraak op een redelijk loon overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald, de opdrachtgever een redelijke prijs verschuldigd is voor de door de aannemer verrichte werkzaamheden.
7. De vraagt die voorligt is wat een redelijk loon is zowel voor het maken van de sokkel als voor het transport ervan.
8. [eisers] betoogt dat zijn factuur van 29 november 2021 ten bedrage van € 4.988,24 een redelijk loon behelst voor het maken en het transport van de sokkel. Het uurtarief van € 50,00 wordt namelijk door andere stukadoors ook gehanteerd, aldus [eisers] . [gedaagde] heeft zijn standpunt dat € 500,00 een redelijk loon is onderbouwd met offertes van Zwikker Beton van € 515,00 exclusief btw en Betondingen van € 336,26 exclusief btw. Deze kunnen volgens [eisers] echter niet gebruikt worden ter vergelijking omdat hierbij van een ander soort beton is uitgegaan dan het door [eisers] op verzoek van [gedaagde] gebruikte duurdere materiaal egaline. [gedaagde] betwist dat hij heeft gevraagd om egaline te gebruiken. Daar is volgens hem in zijn geheel niet over gesproken. Hij heeft slechts voorafgaand aan de levering van de eerste sokkel gevraagd om een middel ter behandeling van groene aanslag. [gedaagde] betwist bovendien dat [eisers] daadwerkelijk egaline heeft gebruikt. Immers, het lange proces van laagje voor laagje opbouwen en drogen van egaline, zoals door [eisers] beschreven, komt niet overeen met de 2 dagen werk die op de factuur staan vermeld voor het maken van de mal en het storten van beton.
9. Dat [gedaagde] na de levering van de eerste sokkel heeft gevraagd om een ander materiaal te gebruiken is, gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat voor de tweede sokkel daadwerkelijk egaline is gebruikt. Nu dit niet is komen vast te staan bepaalt de kantonrechter het redelijke loon voor het maken van de sokkel, uitgaande van het gebruik van ruw beton, en inclusief de geboorde gaten, op € 500,00 exclusief btw, vergelijkbaar met de geoffreerde bedragen door twee andere bedrijven. Dit bedrag zal worden verhoogd met de kosten voor een afwerking tegen groenaanslag waar [gedaagde] blijkens zijn whatsapp-bericht eind november 2020 wel om gevraagd heeft. [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat dit kan worden gerealiseerd met Ventosil voor een bedrag van € 83,30, exclusief btw.
10. Niet in geschil is dat partijen geen prijs zijn overeengekomen voor het transport. Zij hadden in het geheel geen afspraken gemaakt over het transport. Pas nadat de sokkel gereed was voor transport hebben zij afgesproken dat [eisers] dit zou regelen nu [gedaagde] hiertoe geen mogelijkheid zag. De kosten voor het transport van de sokkel en de latere montage worden door [gedaagde] echter betwist. Die kosten zien op de doorbelasting van het door [eisers] ingeschakelde transportbedrijf Atheco, een elektricien voor de aansluiting van de (bedrading van de) spots alsook de kosten van medewerkers van [eisers] ten behoeve van het transport en de montage. [eisers] heeft in reactie op de betwisting niet de facturen van de door hem ingeschakelde onderaannemers in het geding gebracht. Het betreft echter wel het transport en de montage van een omvangrijk betonblok, waarvoor de kantonrechter een bedrag van € 1.000,00 als redelijk loon aanmerkt. Daarbovenop komt voor alle drie de genoemde bedragen nog 21% btw De kantonrechter zal derhalve uitgaan van een totaalbedrag van € 1.915,79 als redelijk loon voor het maken en transporteren van de sokkel.
11. Voorts is in geschil of [eisers] zodanig toerekenbaar is tekortgeschoten bij de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht dat een ontbinding van de overeenkomst is gerechtvaardigd. De kantonrechter oordeelt dat hiervan geen sprake is en overweegt daartoe het volgende.
12. De door [gedaagde] gestelde tekortkomingen bestaan uit: de verkeerde maatvoering van de eerste geleverde sokkel, de te late levering van de tweede sokkel, de te groot geboorde gaten voor de spots, het afbladderen van de lak rondom die gaten, de hoogte van de factuur en de schade aan de voordeur en lift bij de levering van de sokkel. De vermeende onjuiste maatvoering van de eerste sokkel vormt geen onderdeel van deze procedure. [eisers] heeft immers een tweede sokkel met de juiste maten gemaakt en geen kosten in rekening gebracht voor de eerste sokkel. De hoogte van de factuur is hiervoor al besproken. Wat daar ook van zij, die levert geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op. De schade aan de voordeur en lift is op geen enkele wijze nader toegelicht. De stelling dat de late levering een tekortkoming oplevert, kan de kantonrechter niet volgen omdat geen concrete datum voor de levering is afgesproken. Slechts zou zijn besproken in mei 2021 dat de levering nog enkele weken op zich laat wachten. Het enkele feit dat de levering vervolgens pas in november heeft plaatsgevonden, is onvoldoende om een tekortkoming aan te nemen. Verder heeft [eisers] ter zitting erkend dat de gaten voor de spots te groot zijn geboord door de betonboorder, namelijk met een diameter van 12 centimeter in plaats van 10 centimeter. Dat is dus wel een tekortkoming. [eisers] heeft echter terecht aangevoerd dat dit probleem eenvoudig kan worden verholpen met de rvs ringen die hij heeft laten maken. Dit is dus geen tekortkoming die de algehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Hetzelfde geldt voor het afbladderen van de lak rondom de geboorde gaten. Dat is slechts een onderdeel van de afwerking van de sokkel. Om die reden is dit evenmin, ook niet in samenhang bezien met de tekortkoming van de gaten, een tekortkoming die de algehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. [gedaagde] heeft dus ten onrechte de overeenkomst ontbonden. De in conventie onder a. gevorderde vernietiging is echter niet toewijsbaar omdat zich geen grond voor vernietiging van de ontbinding voordoet.
13. Bij monde van mr. Costers heeft [gedaagde] ter zitting subsidiair partiële ontbinding van de overeenkomst gevorderd in die zin dat de factuur wordt aangepast tot een redelijk bedrag in verband met de tekortkomingen door [eisers] . De kantonrechter begrijpt daaruit dat de waarde van de geleverde sokkel lager is vanwege de tekortkomingen, zodat ook de koopprijs moet worden verminderd. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen nu vast is komen te staan dat [eisers] op twee punten is tekortgeschoten (de grootte van de gaten voor de spots en het afbladderen van de verflaag rondom die gaten).
14. De kantonrechter begroot de waardevermindering als gevolg van de tekortkomingen op € 100,00, waarbij de kantonrechter in aanmerking neemt dat [eisers] op de zitting nog heeft toegezegd dat [gedaagde] de rvs ringen van hem krijgt. De conclusie is dat [gedaagde] na de partiële ontbinding nog € 1.815,79 aan [eisers] verschuldigd is. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat partijen een betalingstermijn voor de factuur zijn overeengekomen.
15. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat [gedaagde] consument is en niet is gebleken dat een aanmaning is verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
16. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt omdat partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.815,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
wijst de vordering af,
compenseert de kosten tussen partijen in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.W.J. Kerren, griffier, en uitgesproken door mr. C. Bakker ter openbare terechtzitting van
21 oktober 2022.
De griffier De kantonrechter
type: MK
coll: HS