Beoordeling in conventie en reconventie
1. Gelet op de samenhang tussen de conventie en reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk beoordelen.
2. Niet in geschil is dat partijen een overeenkomt zijn aangegaan voor het maken van een sokkel. Vooraleerst ligt de vraag voor of partijen hiervoor een uurtarief of een maximale prijs zijn overeengekomen danwel wat een redelijke prijs is voor de verrichte werkzaamheden. Daarbij laat de kantonrechter in het midden wat de reden is geweest voor het maken van de tweede sokkel (volgens [gedaagde] was de maat van de eerste sokkel niet zoals overeengekomen, volgens [eisers] wilde [gedaagde] bij nader inzien een gladder materiaal). Voor het maken van de eerste sokkel en het transport daarvan heeft [eisers] immers geen kosten in rekening gebracht.
3. [eisers] stelt in conventie primair dat partijen voor het maken van een sokkel een prijs zijn overeengekomen die bestaat uit een uurtarief van € 50,00 per uur en materiaalkosten. Dat is een gebruikelijk tarief voor stukadoors. Hij werkt altijd op uurloonbasis, zoals ook volgt uit de factuur die hij heeft verzonden voor de in de opticienwinkel verrichte werkzaamheden. Voor die werkzaamheden was een uurtarief van € 50,00 gefactureerd waardoor [gedaagde] had moeten weten dat [eisers] altijd dit uurtarief hanteert. [gedaagde] betwist dat een uurtarief wordt vermeld in de factuur. Wanneer het gefactureerde bedrag van € 360,00 voor één dag werk door twee personen wordt omgerekend komt dit bovendien ook niet overeen met een dergelijk uurtarief, aldus [gedaagde] . Daarnaast stelt [eisers] dat hij [gedaagde] in de opticienwinkel heeft verteld wat zijn uurtarief is. In aanvulling daarop heeft [eisers] ter zitting desgevraagd verklaard het uurtarief ook bij [gedaagde] thuis aan de keukentafel te hebben verteld. Dat [eisers] een uurtarief heeft genoemd, wordt door [gedaagde] betwist.
4. De kantonrechter oordeelt dat niet is komen vast te staan dat een uurtarief is overeengekomen. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat er geen offerte is opgesteld of andere stukken, zoals aantekeningen, whatsapp-berichten of e-mails zijn overgelegd waaruit dit kan worden afgeleid. Ook de factuur aan de opticienwinkel, waarin volgens [eisers] een uurtarief wordt vermeld, is niet overgelegd en de vermelding van zijn uurtarief op de factuur is gemotiveerd betwist. Pas ter zitting heeft [eiser 2] na vragen van de kantonrechter concreet verklaard dat hij tot tweemaal toe (in de winkel en bij [gedaagde] thuis) [gedaagde] heeft verteld wat zijn uurtarief is. Dat valt echter moeilijk te rijmen met zijn meer algemene eerdere stellingen, “ [eisers] heeft aangegeven dat hij een uurloon in rekening zou brengen van € 50,00 per uur, tegen welk uurloon [eisers] ook eerder werkzaam was voor [gedaagde] ” (in de dagvaarding) en “ [gedaagde] was ermee bekend dat [eisers] werkte in de opticienzaak voor een vaste vergoeding van € 50,00 per uur per werknemer (ex btw). Daarover kan derhalve geen misverstand tussen partijen bestaan” (in de conclusie van antwoord in reconventie). Daarbij verwijst [eisers] dus steeds terug naar de prijs van de werkzaamheden voor de opticienwinkel, en de kenbaarheid die daaruit voor [gedaagde] zou moeten volgen. Ook de aanvankelijke verklaring van [eiser 2] ter zitting verwijst terug naar die werkzaamheden: “ [gedaagde] was daar
(bij de opticien, toevoeging rechtbank)mijn contactpersoon. Bij aanvang van het werk heb ik verteld hoe wij werken: op basis van een uurtarief en materiaalkosten. Na afronding van het werk bij de opticien heb ik de factuur voor de werkzaamheden van de opticien naar [gedaagde] verzonden. Ik heb € 50 per uur in rekening gebracht en materiaalkosten. Dit is een normaal uurtarief voor stukadoorswerk. Op basis daarvan had [gedaagde] moeten weten dat wij dit altijd zo doen”. Deze stellingen en verklaringen impliceren immers dat [gedaagde] al had moeten weten wat zijn uurtarief is zodat het niet meer nodig was geweest om het concrete uurtarief te noemen. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat [eisers] zijn stelling dat hij met [gedaagde] een concreet uurtarief heeft afgesproken, onvoldoende onderbouwd.
5. [gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat een maximale prijs van € 500,00 is afgesproken voor het maken van de sokkel. Daartoe heeft hij een verklaring overgelegd van zijn collega, [naam] , die aanwezig zou zijn geweest tijdens het gesprek tussen [gedaagde] en [eisers] in de opticienwinkel. [naam] heeft verklaard:
“Ik verklaar dat ik op 4 september 2020 het gesprek tussen [gedaagde] en [eiser 2] heb gehoord. Er is gesproken over een betonplaat voor onder een kunstwerk waarvoor [gedaagde] al offertes had opgevraagd die zo rond de € 500 bedroegen. [eiser 2] bood zelf aan het ook voor [gedaagde] willen maken voor diezelfde prijs. Ik heb [eiser 2] ook horen zeggen dat hij [gedaagde] wel zou matsen wat betreft de kosten.”
[eisers] betwist dat zij dit kan hebben gehoord. Volgens hem was er niemand anders aanwezig bij het betreffende gesprek. Bovendien betoogt [eisers] dat hij op dat moment nog niet kon weten wat de (totale) kosten zouden worden. Daarvoor had hij op dat moment onvoldoende informatie. Om die reden is hij in november 2020 bij [gedaagde] thuis geweest. De kantonrechter overweegt dat ook [gedaagde] zijn stelling, gelet op de gemotiveerde betwisting door [eisers] , onvoldoende heeft onderbouwd. Ook hij heeft immers geen verdere stukken overgelegd waaruit een dergelijke afspraak kan blijken en hij is niet ingegaan op het betoog van [eisers] dat op dat moment het formaat van de sokkel nog niet duidelijk was. De kantonrechter oordeelt dan ook dat niet is gebleken dat een maximale prijs van € 500,00 voor het maken van de sokkel is overeengekomen.
6. Subsidiair maakt [eisers] in conventie aanspraak op een redelijk loon overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat indien de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald, de opdrachtgever een redelijke prijs verschuldigd is voor de door de aannemer verrichte werkzaamheden.
7. De vraagt die voorligt is wat een redelijk loon is zowel voor het maken van de sokkel als voor het transport ervan.
8. [eisers] betoogt dat zijn factuur van 29 november 2021 ten bedrage van € 4.988,24 een redelijk loon behelst voor het maken en het transport van de sokkel. Het uurtarief van € 50,00 wordt namelijk door andere stukadoors ook gehanteerd, aldus [eisers] . [gedaagde] heeft zijn standpunt dat € 500,00 een redelijk loon is onderbouwd met offertes van Zwikker Beton van € 515,00 exclusief btw en Betondingen van € 336,26 exclusief btw. Deze kunnen volgens [eisers] echter niet gebruikt worden ter vergelijking omdat hierbij van een ander soort beton is uitgegaan dan het door [eisers] op verzoek van [gedaagde] gebruikte duurdere materiaal egaline. [gedaagde] betwist dat hij heeft gevraagd om egaline te gebruiken. Daar is volgens hem in zijn geheel niet over gesproken. Hij heeft slechts voorafgaand aan de levering van de eerste sokkel gevraagd om een middel ter behandeling van groene aanslag. [gedaagde] betwist bovendien dat [eisers] daadwerkelijk egaline heeft gebruikt. Immers, het lange proces van laagje voor laagje opbouwen en drogen van egaline, zoals door [eisers] beschreven, komt niet overeen met de 2 dagen werk die op de factuur staan vermeld voor het maken van de mal en het storten van beton.
9. Dat [gedaagde] na de levering van de eerste sokkel heeft gevraagd om een ander materiaal te gebruiken is, gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet gebleken dat voor de tweede sokkel daadwerkelijk egaline is gebruikt. Nu dit niet is komen vast te staan bepaalt de kantonrechter het redelijke loon voor het maken van de sokkel, uitgaande van het gebruik van ruw beton, en inclusief de geboorde gaten, op € 500,00 exclusief btw, vergelijkbaar met de geoffreerde bedragen door twee andere bedrijven. Dit bedrag zal worden verhoogd met de kosten voor een afwerking tegen groenaanslag waar [gedaagde] blijkens zijn whatsapp-bericht eind november 2020 wel om gevraagd heeft. [gedaagde] heeft voldoende onderbouwd dat dit kan worden gerealiseerd met Ventosil voor een bedrag van € 83,30, exclusief btw.
10. Niet in geschil is dat partijen geen prijs zijn overeengekomen voor het transport. Zij hadden in het geheel geen afspraken gemaakt over het transport. Pas nadat de sokkel gereed was voor transport hebben zij afgesproken dat [eisers] dit zou regelen nu [gedaagde] hiertoe geen mogelijkheid zag. De kosten voor het transport van de sokkel en de latere montage worden door [gedaagde] echter betwist. Die kosten zien op de doorbelasting van het door [eisers] ingeschakelde transportbedrijf Atheco, een elektricien voor de aansluiting van de (bedrading van de) spots alsook de kosten van medewerkers van [eisers] ten behoeve van het transport en de montage. [eisers] heeft in reactie op de betwisting niet de facturen van de door hem ingeschakelde onderaannemers in het geding gebracht. Het betreft echter wel het transport en de montage van een omvangrijk betonblok, waarvoor de kantonrechter een bedrag van € 1.000,00 als redelijk loon aanmerkt. Daarbovenop komt voor alle drie de genoemde bedragen nog 21% btw De kantonrechter zal derhalve uitgaan van een totaalbedrag van € 1.915,79 als redelijk loon voor het maken en transporteren van de sokkel.
11. Voorts is in geschil of [eisers] zodanig toerekenbaar is tekortgeschoten bij de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht dat een ontbinding van de overeenkomst is gerechtvaardigd. De kantonrechter oordeelt dat hiervan geen sprake is en overweegt daartoe het volgende.
12. De door [gedaagde] gestelde tekortkomingen bestaan uit: de verkeerde maatvoering van de eerste geleverde sokkel, de te late levering van de tweede sokkel, de te groot geboorde gaten voor de spots, het afbladderen van de lak rondom die gaten, de hoogte van de factuur en de schade aan de voordeur en lift bij de levering van de sokkel. De vermeende onjuiste maatvoering van de eerste sokkel vormt geen onderdeel van deze procedure. [eisers] heeft immers een tweede sokkel met de juiste maten gemaakt en geen kosten in rekening gebracht voor de eerste sokkel. De hoogte van de factuur is hiervoor al besproken. Wat daar ook van zij, die levert geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst op. De schade aan de voordeur en lift is op geen enkele wijze nader toegelicht. De stelling dat de late levering een tekortkoming oplevert, kan de kantonrechter niet volgen omdat geen concrete datum voor de levering is afgesproken. Slechts zou zijn besproken in mei 2021 dat de levering nog enkele weken op zich laat wachten. Het enkele feit dat de levering vervolgens pas in november heeft plaatsgevonden, is onvoldoende om een tekortkoming aan te nemen. Verder heeft [eisers] ter zitting erkend dat de gaten voor de spots te groot zijn geboord door de betonboorder, namelijk met een diameter van 12 centimeter in plaats van 10 centimeter. Dat is dus wel een tekortkoming. [eisers] heeft echter terecht aangevoerd dat dit probleem eenvoudig kan worden verholpen met de rvs ringen die hij heeft laten maken. Dit is dus geen tekortkoming die de algehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Hetzelfde geldt voor het afbladderen van de lak rondom de geboorde gaten. Dat is slechts een onderdeel van de afwerking van de sokkel. Om die reden is dit evenmin, ook niet in samenhang bezien met de tekortkoming van de gaten, een tekortkoming die de algehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. [gedaagde] heeft dus ten onrechte de overeenkomst ontbonden. De in conventie onder a. gevorderde vernietiging is echter niet toewijsbaar omdat zich geen grond voor vernietiging van de ontbinding voordoet.
13. Bij monde van mr. Costers heeft [gedaagde] ter zitting subsidiair partiële ontbinding van de overeenkomst gevorderd in die zin dat de factuur wordt aangepast tot een redelijk bedrag in verband met de tekortkomingen door [eisers] . De kantonrechter begrijpt daaruit dat de waarde van de geleverde sokkel lager is vanwege de tekortkomingen, zodat ook de koopprijs moet worden verminderd. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen nu vast is komen te staan dat [eisers] op twee punten is tekortgeschoten (de grootte van de gaten voor de spots en het afbladderen van de verflaag rondom die gaten).
14. De kantonrechter begroot de waardevermindering als gevolg van de tekortkomingen op € 100,00, waarbij de kantonrechter in aanmerking neemt dat [eisers] op de zitting nog heeft toegezegd dat [gedaagde] de rvs ringen van hem krijgt. De conclusie is dat [gedaagde] na de partiële ontbinding nog € 1.815,79 aan [eisers] verschuldigd is. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dagvaarding, omdat niet is gebleken dat partijen een betalingstermijn voor de factuur zijn overeengekomen.
15. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat [gedaagde] consument is en niet is gebleken dat een aanmaning is verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
16. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt omdat partijen zowel in conventie als in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld.