Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juni 2021 in Amsterdam vleeswaren en bier heeft gestolen van Vomar. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1985, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand. De uitspraak volgde na een onderzoek ter terechtzitting op 17 september 2021, 26 november 2021 en 4 februari 2022, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.L.J. Swart. De rechtbank heeft ook deskundigen gehoord, waaronder psychiater D.J. Vinkers.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde winkeldiefstal, en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen. De officier van justitie had een ISD-maatregel van 2 jaar geëist, maar de rechtbank besloot deze niet op te leggen. De psychiater had geadviseerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, waaronder een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De rechtbank nam dit advies over en oordeelde dat de verdachte bereid was vrijwillig zorg te aanvaarden.
De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de achtergrond van de verdachte. Ondanks zijn eerdere veroordelingen en de hoge kans op recidive, werd de gevangenisstraf van 1 maand als passend en geboden beschouwd. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op, aangezien de verdachte al langer in voorarrest had gezeten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de verdachte lange tijd in voorlopige hechtenis had doorgebracht.