ECLI:NL:RBAMS:2022:7346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
13/242225-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Piotrków Trybunalski, Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 23 september 2022 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1992, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een Nederlandse inrichting.

Tijdens de openbare zitting op 15 november 2022 was de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. H.K. Jap-A-Joe. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon ontkende dat hij in persoon was opgeroepen voor de zitting in Polen, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende was geïnformeerd over de rechtszitting en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast, waaronder artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/242225-22 (EAB I)
RK nummer: 22/4300
Datum uitspraak: 29 november 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2021 door
the Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap-A-Joe, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgementdat is uitgevaardigd door
the District Court in Belchatów(Polen) op 30 januari 2020 (referentienummer: II K 1188/19).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de overlevering dient te worden toegestaan. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor de zitting die tot de beslissing van 30 januari 2020 van
the District Court in Belchatów(Polen) heeft geleid. Ten aanzien van dit vonnis is daarom de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW aan de orde. De opgeëiste persoon ontkent echter dat hij in persoon is opgeroepen. De officier van justitie heeft daarom subsidiair verzocht om de zaak aan te houden om het antwoord van de Poolse autoriteiten op gestelde vragen af te wachten, indien de rechtbank uitgaat van de verklaring van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
In onderdeel d) van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing in de zaak met referentienummer II K 1188/19. Het EAB vermeldt in onderdeel d) het volgende:
“The person concerned was not summoned in person but actually received, by post, official information on the scheduled date and place of the court trial which resulted in the judgment in such a manner that it was unequivocally established that he was aware of the scheduled court trial, and was informed that the judgment may be rendered if he does not appear for the trial.”
“ [opgeëiste persoon] was not present during the first-instance trial and the pronouncement of the judgment on 30 January 2020 in the case II K 1188/19 conducted by the District Court in Belchatów. However, [opgeëiste persoon] had been duly notified of the scheduled date of the trial, as he personally collected the summons to that trial on 17 january 2020.”
In het EAB is aangegeven dat de opgeëiste persoon op 17 januari 2020 in persoon is gedagvaard en er toen van in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer hij niet op het proces zou verschijnen. De rechtbank heeft geen reden om aan die informatie te twijfelen ondanks de ontkenning van de opgeëiste persoon. Dit betekent dat de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW zich voordoet en dat er geen grond is de overlevering te weigeren vanwege het bepaalde in artikel 12 OLW.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, meermalen gepleegd

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 310 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Piotrków Trybunalski.(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 november 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.