ECLI:NL:RBAMS:2022:7339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
13/089992-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 6 Overleveringswet wegens gebrek aan onvoorwaardelijke terugkeergarantie

Op 26 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 30 juni 2022. Tijdens de zittingen op 13 september en 12 oktober 2022 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in Griekenland besproken. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak op 27 september 2022 de ontvankelijkheid van de officier van justitie en de inhoud van het EAB beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen onvoorwaardelijke terugkeergarantie was verstrekt door de Griekse autoriteiten, wat noodzakelijk is voor de overlevering volgens artikel 6 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de garantie die door de Griekse autoriteiten was gegeven, onvoldoende was om te voldoen aan de eisen van de OLW. De officier van justitie had verzocht om aanhouding van de zaak, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was, aangezien de weigeringsgrond van artikel 6 OLW van toepassing was. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat de Griekse autoriteiten niet konden garanderen dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland zou mogen ondergaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van deze weigering, en de zaak is afgesloten zonder dat er een gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/089992-22
RK nummer: 22/3363
Datum uitspraak: 26 oktober 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 december 2020 door de
Public Prosecutor’s Office of the Judges of Appeal of East Crete(Griekenland) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
verblijfadres: [adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 13 september 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Zitting 12 oktober 2022
De rechtbank heeft het onderzoek op 12 oktober 2022 – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het moment van de schorsing op 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 27 september 2022

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 27 september 2022 de ontvankelijkheid van de officier van justitie, de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit beoordeeld. Verder is in punt 5 van die tussenuitspraak vastgesteld dat de afgegeven garantie voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. De in punt 3 tot en met 6 van die tussenuitspraak gegeven overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Onder punt 7 van de tussenuitspraak van 27 september 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat een terugkeergarantie ten aanzien van de opgeëiste persoon ontbreekt. Onder punt 8 van deze tussenuitspraak heeft de rechtbank tevens geoordeeld dat de verstrekte (algemene) detentiegarantie niet het geconstateerde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon uitsluit en onvoldoende onvoorwaardelijk is.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, zodat een terugkeergarantie kan worden opgevraagd en om vragen te laten stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de detentieomstandigheden.

4.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Op 12 oktober 2022 heeft de rechtbank een bericht ontvangen van
the public prosecutor’s office of appeal of East Crete(Griekenland), waarin het volgende wordt vermeld:
We would like to inform you that,we can not guaranteeunconditionally that, in case the wanted person after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Greece, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat er geen onvoorwaardelijke terugkeergarantie is verstrekt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft daartegen aangevoerd dat de Griekse autoriteiten geen onvoorwaardelijke terugkeergarantie hebben gegeven, omdat daarvoor eerst nog een procedure moet worden doorlopen en een eventuele terugkeer naar Nederland voor het uitzitten van de straf afhankelijk is van de instemming van de opgeëiste persoon. De officier van justitie heeft mondeling van een deskundige van Eurojust vernomen dat deze procedure een formaliteit betreft en in de praktijk de terugkeer heel waarschijnlijk zal worden toegestaan. De officier van justitie heeft daarom verzocht om aanhouding van de zaak tot 27 oktober 2022, zijnde de datum waarop de beslistermijn verstrijkt, om deze informatie bevestigd te krijgen.
Oordeel van de rechtbank
Uit de verstrekte informatie blijkt dat de Griekse autoriteiten niet kunnen garanderen dat de opgeëiste persoon, indien hij tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, deze straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank stelt vast dat een onvoorwaardelijke terugkeergarantie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW, nog steeds ontbreekt.
Hoewel de officier van justitie heeft gesteld dat de garantie (zeer waarschijnlijk) enkel afhankelijk is gesteld van de instemming van de opgeëiste persoon - wat niet automatisch zou leiden tot een ongenoegzame garantie in de zin van artikel 6 OLW - is de rechtbank van oordeel dat hierover te weinig duidelijkheid bestaat, gelet op de bewoording van de verstrekte aanvullende informatie van 12 oktober 2022, waarin geen garantie is verstrekt. De rechtbank beschikt aldus niet over een terugkeergarantie zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Dit betekent dat de weigeringsgrond van artikel 6 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet - mede gelet op het standpunt van de verdediging - geen aanleiding om af te zien van weigering van de overlevering op grond van dit artikel. Nu de Griekse autoriteiten duidelijk hebben aangegeven dat zij niet kunnen garanderen dat de opgeëiste persoon de opgelegde straf in Nederland uit mag zitten, ligt aanhouding, zoals verzocht door de officier van justitie, niet in de rede. Immers, ook indien de door officier van justitie genoemde mondelinge informatie zou worden bevestigd, behelst dat niet een onvoorwaardelijke terugkeergarantie.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 6 OLW van toepassing is en de rechtbank geen aanleiding ziet om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond, moet de overlevering worden geweigerd. De rechtbank komt gelet op de weigering op grond van artikel 6 OLW niet toe aan de beoordeling van de Griekse detentieomstandigheden.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 6 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Public Prosecutor’s Office of the Judges of Appeal of East Crete(Griekenland) ten behoeve van het in Griekenland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.