3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. Er was geen gemachtigd advocaat aanwezig bij de zitting die tot de beslissing heeft geleid, waardoor de opgeëiste persoon geen gebruik heeft kunnen maken van zijn verdedigingsrechten. De overlevering dient daarom te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie zoals omschreven in artikel 12, sub b, OLW zich voordoet. Het EAB vermeldt in onderdeel d) dat de ‘
public defence attorney’aanwezig was tijdens de zitting en bij de uitspraak in de zaak met referentienummer X K 742/13. Daarnaast heeft de opgeëiste persoon tijdens het verhoor bij de officier van justitie verklaard dat hij een gemachtigd raadsman had bij de zitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Artikel 12 OLW staat daarom niet in de weg aan overlevering.
De rechtbank stelt op grond van de informatie in het EAB vast dat zowel een zitting in eerste aanleg (X K 742/13) als een zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden (II Ka 391/15). Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld.
De rechtbank stelt verder vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een beslissing terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Het is de rechtbank echter niet duidelijk of bij de behandeling in hoger beroep een definitieve uitspraak is gedaan over de mate van schuld van de opgeëiste persoon en over de hoogte van de straf, na een nieuwe behandeling in feite en in rechte. Het is de rechtbank evenmin duidelijk of zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden in hoger beroep heeft voorgedaan en of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon al dan niet zijn geschonden, vanwege het volgende.
In het onderdeed d) van het EAB is het volgende vermeld:
Notice (with instruction on the consequences of failure to appear) of trial X K 742/13 containing the date of pronouncement of judgment X K 742/13 was sent by post to [opgeëiste persoon] and on 10.03.2015, the mail was received by an adult household member (wife) who undertook to pass it on to the addressee. The public defence attorney was present during the trial of case X K 742/13 including the pronouncement of judgment X K 742/13. The defence attorney appealed against judgment X K 742/13.
Notice (with instruction on the consequences of failure to appear) of appeal
trial II Ka 391/15 was sent by post to [opgeëiste persoon], however the addressee did not collect the mail. The public defence attorney was present during the appeal trial in case II Ka
391/15 including the pronouncement of appeal judgment II Ka 391/15 on 01.06.2016.
Het IRC heeft op 3 augustus 2022 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot onderdeel d) van het EAB het volgende gevraagd:
I understand that the wanted person granted a mandate to the defence attorney and that the
defence attorney was present at both the trials of case X K 742/13 and case II Ka 391/15. The
defence attorney appealed against the judgement X K 742/13. Could you please indicate whether the wanted person granted a mandate to the defence attorney to defend him at the trial and that defence attorney actually defended him at the trial in the case II Ka 391/15?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft op 3 augustus 2022 daarop als volgt geantwoord:
I confirm the defence attorney actually defended wanted person at the trial in the case II Ka 391/15. Further information will be provided in the next message.
De door het IRC gestelde vraag – namelijk of de opgeëiste persoon de advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren tijdens de procedure in eerste aanleg (X K 742/13) en de procedure in hoger beroep (II Ka 391/15), is met de bovenstaande reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet (afdoende) beantwoord. Ook doet dit bericht vermoeden dat er nadere informatie zal volgen, mogelijk betrekking hebbend op de vraag of de advocaat al dan niet gemachtigd was, maar die informatie is niet verstrekt. De opgeëiste persoon heeft tegenstrijdige informatie gegeven op dit punt. Tijdens het verhoor bij de officier van justitie op 5 juli 2022 heeft de opgeëiste persoon namelijk verklaard dat de advocaat die aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg en in hoger beroep door hem gemachtigd was. De opgeëiste persoon heeft dit echter tijdens de zitting ontkend. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
1. Is in de procedure in hoger beroep definitief uitspraak gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en over de hoogte van de straf, nadat de zaak, in feite en in rechte, opnieuw ten gronde is behandeld?
2. Was er een advocaat tijdens de procedure in eerste aanleg (X K 742/13) en de procedure in hoger beroep (II Ka 391/15) aanwezig?
3. Zo ja, was die advocaat
door de opgeëiste persoon gemachtigdom voor hem de verdediging in eerste aanleg en in hoger beroep te voeren?
4. Zo ja, heeft de advocaat die verdediging ook daadwerkelijk gevoerd?
5. Indien de advocaat niet was gemachtigd tijdens de procedure in hoger beroep (II Ka 391/15), kunt u dan aangeven:
a. naar welk adres de oproeping voor de zitting in hoger beroep is verstuurd en of de opgeëiste persoon dit adres zelf heeft opgegeven, bijvoorbeeld tijdens de voorbereidende procedure;
b. of de opgeëiste persoon is geïnstrueerd over zijn rechten en plichten waaronder de verplichting om adreswijzigingen door te geven, waarbij uitgelegd is welke juridische gevolgen het verzuim van deze verplichting met zich meebrengt?