ECLI:NL:RBAMS:2022:7282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
21/4522
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van bezwaarschrift in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Al Hoceima, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had zijn bezwaarschrift meer dan twee weken voor het einde van de bezwaartermijn per post verstuurd, maar het was pas meer dan een week na het verstrijken van de termijn ontvangen. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet in verzuim was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht aan eiser moest worden vergoed. De rechtbank concludeerde dat eiser had gedaan wat van hem verwacht mocht worden en dat het verzoek ontvankelijk verklaard had moeten worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [postcode] Al Hoceima, eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Sinds 1 maart 2020 betaalt verweerder de WAO-uitkering [1] van eiser niet meer uit. In een brief van 4 januari 2021 heeft eiser verweerder gevraagd de WAO-uitkering uit te betalen over de periode 1 maart 2020 tot 1 november 2020. Verweerder heeft dit verzoek van eiser afgewezen in het besluit van 5 februari 2021 (primair besluit).
In het besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 9 december 2021 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak van de rechtbank verzet ingesteld. Op 6 juli 2022 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard. Daarmee is de uitspraak van 9 december 2021 komen te vervallen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens voortgezet.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. De eerste dag van deze termijn is de eerste dag na de bekendmaking van het bestreden besluit. [2] Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen, of wanneer het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer een bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken wordt ingediend, wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is. [4]
3. Verweerder heeft het primaire besluit op 5 februari 2021 bekend gemaakt door verzending per post, zodat 19 maart 2022 de laatste dag van de termijn was voor het indienen van een bezwaarschrift.
4. De rechtbank stelt met partijen vast dat eiser het bezwaarschrift op 2 maart 2021 vanuit Marokko per post heeft verstuurd en dat verweerder het bezwaarschrift op 5 mei 2021 heeft ontvangen. Vaststaat dus dat eiser het bezwaarschrift meer dan twee weken voor het einde van de bezwaartermijn per post heeft verstuurd. Ook staat vast dat het bezwaarschrift meer dan een week na het einde van de termijn, en dus te laat, is ontvangen.
5. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of eiser in verzuim is. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Eiser heeft het bezwaarschrift namelijk meer dan twee weken voor het einde van de bezwaartermijn en ruim drie weken voor de datum dat het bezwaarschrift had moeten zijn ontvangen per post verstuurd. Eiser heeft daarmee gedaan wat van hem verwacht had mogen worden. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder het verzoek van eiser daarom ontvankelijk moeten verklaren en inhoudelijk moeten beoordelen.
6. Het beroep is dus gegrond.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om zelf een beslissing over het verzoek tot uitbetaling van de WAO-uitkering te nemen of met een tussenuitspraak aan verweerder op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor vier weken.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 juli 2021;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rodriguez Galvis, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit is een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.Dit staat in artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit staat in artikel 6:9 van de Awb.
4.Dit staat in artikel 6:11 van de Awb.