ECLI:NL:RBAMS:2022:7233

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/13/678921 / FA RK 20-342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en raadsonderzoek in familiezaken met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2022 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013, in het kader van de echtscheiding van partijen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A El Aqde, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Benayad, zijn in 2010 gehuwd en hebben hun huwelijk in 2017 ontbonden. De rechtbank heeft eerder beschikkingen gegeven over de zorgregeling en de kinderbijdrage, maar partijen zijn er niet in geslaagd om tot een werkbare omgangsregeling te komen. De communicatie tussen de ouders verloopt problematisch, en de man heeft aangegeven dat hij contact wil met zijn kind, terwijl de vrouw bezorgd is over de veiligheid en de omgangsregeling.

De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen en de betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2022 zijn beide partijen gehoord, evenals een tolk en een vertegenwoordiger van de Raad. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van [minderjarige] is dat er contact is met beide ouders, maar dat de huidige situatie zorgwekkend is. De rechtbank heeft besloten dat er een raadsonderzoek moet plaatsvinden om de situatie beter te begrijpen en om advies te vragen over de zorgregeling. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor contact tussen de man en [minderjarige], en de rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken aangehouden tot de rapportage van de Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/ 674511 FA RK 19/6679
Beschikking van 15 juni 2022 over de zorgregeling
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A El Aqde te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. Benayad te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank houdt rekening met de beschikkingen van 1 december 2020 en 6 oktober 2021, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast wordt beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van een F9-formulier met bijlagen van de man, ingekomen op 19 januari 2022 en van een F9-formulier van de vrouw van 26 januari 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren is voortgezet op 13 mei 2022. Gehoord zijn: partijen en hun advocaten, de man met bijstand van de heer K. Kelbahi, tolk Arabisch. Namens de Raad is de heer [naam] ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 5 augustus 2010 te Meknès (Marokko). Hun huwelijk is op 29 december 2017 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 29 november 2017 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk is geboren de minderjarige:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
2.4.
Partijen zijn in het aan de beschikking van 29 november 2017 gehechte ouderschapsplan ten aanzien van de omgang het volgende overeengekomen: “
De ouders vinden het belangrijk dat de band tussen [minderjarige] en de vader behouden blijft. Uitgangspunt is in beginsel dat [minderjarige] contact heeft met zijn vader via skype of videobeeld bellen, zodra een van beiden daartoe de wens te kennen geeft. Zodra vader voornemens is om naar Nederland te reizen zal hij moeder hiervan tijdig in kennis stellen opdat in onderling overleg een omgangsregeling kan worden overeengekomen gedurende de periode dat vader in Nederland verblijft.”
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 10 augustus 2018 is de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] in de periode vanaf 19 augustus 2018 tot en met 13 september 2018 naar Marokko (Fès) te reizen en daar te verblijven. De voorzieningenrechter overweegt onder 5.6.
“Positief is dat beide partijen zich bereid hebben verklaard zich op de kortst mogelijke termijn via de gezinsmanager aan te melden voor het traject ‘Ouderschap Blijft’ van Altra, om de contact- en omgangsregeling in Nederland op structurele wijze te regelen en de onderlinge communicatie te verbeteren. Er wordt vanuit gegaan dat beide partijen snel de nodige stappen zullen ondernemen om daarover afspraken te maken. Voorshands wordt geen aanleiding gezien om daarop vooruitlopend maatregelen te treffen voor een contactregeling gedurende deze zomervakantie.”
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank 1 december 2020 is de door de man te betalen kinderbijdrage op € 25,- per maand bepaald en is de beslissing omtrent de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] aangehouden in afwachting van het traject van partijen bij Samen Doen.
2.7.
Bij beschikking van 6 oktober 2021 is de behandeling van de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] aangehouden, om partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan een traject van het Ouder- en Kindteam, waarbij omgang wordt opgestart.

3.De standpunten

3.1.
De vrouw heeft verklaard dat zij na een incident op 7 december 2021 bij de school van [minderjarige] , waarbij de man heeft gevochten met opa moederszijde, geen gezamenlijke gesprekken met de man bij het OKT meer heeft gehad. Het OKT heeft [minderjarige] ook uitgenodigd voor een gesprek, maar [minderjarige] wil niet in gesprek met het OKT. Het videobellen met de man vindt [minderjarige] lastig. Volgens de vrouw komt de man onverwachts naar de school van [minderjarige] en heeft de man een gebiedsverbod rond de school. De vrouw stelt dat Jeugdbescherming thans is betrokken en dat zij een gezinsmanager krijgt toegewezen. Zij heeft desgevraagd verklaard bereid te zijn mee te werken aan een onderzoek door de Raad.
3.2.
De man handhaaft zijn verzoek. De vrouw heeft niet meer gereageerd op uitnodigingen van het OKT. Het OKT is dan ook gestopt met het traject en heeft de zaak terug gemeld aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, de gecertificeerde instelling die eerder betrokken is geweest. De man stelt dat hij [minderjarige] wil zien, dat [minderjarige] hem ook wil zien en dat [minderjarige] hem als vader nodig heeft. De man betwist opa moederszijde te hebben aangevallen. Op 7 december 2021 was hij aan het werk en bracht hij een bestelling naar een restaurant, gelegen naast de school van [minderjarige] . Opa moederszijde kwam naar hem toe en sloeg hem. De vrouw, die een nieuwe partner heeft, gunt hem het contact met [minderjarige] niet en ziet geen rol voor hem in het leven van [minderjarige] . De vrouw heeft de man op haar telefoon geblokkeerd, zodat het voor hem niet mogelijk is contact met haar op te nemen. De familie van de vrouw schaart zich achter de vrouw. De man heeft desgevraagd meegedeeld bereid te zijn mee te werken aan een onderzoek door de Raad.
3.3.
Namens de Raad heeft de heer [naam] aangeboden onderzoek te doen en advies uit te brengen over de zorgregeling tussen de man en [minderjarige] , nu de verschillende trajecten niet hebben geleid tot een betere communicatie tussen de ouders en afspraken over de omgang tussen de man en [minderjarige] niet tot stand zijn gekomen. Het is voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk dat hij contact kan onderhouden met beide ouders.

4.De verdere beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
(…)
De rechter dient in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.2.
Voorop staat dat ieder kind, en dus ook [minderjarige] , recht heeft op omgang met zijn beide ouders en dat beide ouders, dus ook de man, zorgtaken hebben en recht op omgang hebben met hun kind. Dit is alleen anders, indien zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten. De rechtbank stelt vast dat de communicatie tussen partijen buitengewoon zorgelijk verloopt en dat trajecten ter bevordering daarvan niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Tot op heden is het partijen niet gelukt om afspraken te maken over een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] . De Raad heeft ter zitting aangeboden onderzoek te verrichten, nu de bemiddelingstrajecten tussen partijen op niets zijn uitgelopen. De rechtbank acht een dergelijk onderzoek noodzakelijk omvoldoende geïnformeerd, weloverwogen en in het belang van [minderjarige] te kunnen oordelen over het verzoek van de man om een zorgregeling met [minderjarige] . De rechtbank zal de Raad dan ook verzoeken onderzoek te verrichten ter beantwoording van de volgende vragen:
  • Is het in het belang van [minderjarige] dat er een vorm van contact plaatsvindt tussen de man en [minderjarige] ?
  • Zo ja, hoe dient de zorgregeling dan qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
  • Acht de Raad voor de man, de vrouw of [minderjarige] nog een bepaalde vorm van hulpverlening aangewezen en zo ja, ziet de Raad mogelijkheden om deze hulpverlening ook te effectueren?
  • Welke overige zaken acht de Raad relevant voor een verdere beoordeling van het verzoek van de man?
4.3.
De rechtbank ziet, gezien het raadsonderzoek, op dit moment geen aanleiding een bijzondere curator te benoemen en om de man voor de duur van het raadsonderzoek iedere vorm van onbegeleid contact en omgang te ontzeggen, zoals de vrouw heeft verzocht. In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de verzoeken van partijen worden aangehouden tot na te melden pro forma datum.
4.4.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming te Amsterdam advies uit te brengen over de hiervoor in rechtsoverweging 3.2 geformuleerde vragen;
- bepaalt dat de griffier met voormeld doel een afschrift van deze beschikking aan voornoemde Raad zal toezenden;
- bepaalt dat de behandeling van de verzoeken
pro formawordt voortgezet op
12 december 2022, en houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H. Smulders griffier, op 15 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).