ECLI:NL:RBAMS:2022:7198
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding tussen een Iraanse vrouw en een man met dubbele nationaliteit, met betrekking tot de bruidsgave en het huwelijksvermogensregime
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een Iraanse vrouw en een man met zowel de Nederlandse als Iraanse nationaliteit. Het huwelijk tussen partijen werd op 27 november 2018 in Teheran, Iran gesloten. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, hetgeen door de man niet is betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond ten tijde van de indiening van het verzoekschrift.
De vrouw heeft tevens aanspraak gemaakt op de bruidsgave, een gebruikelijk onderdeel van het Iraanse huwelijksrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is en dat het Iraanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. De vrouw heeft de man verzocht om de overdracht van 64 gouden munten als bruidsgave, maar de man betwist deze aanspraak en stelt dat de bruidsgave naar Nederlands recht niet geldig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bruidsgave een recht van de vrouw is en dat deze in Nederland erkend wordt, mits deze niet in strijd is met de openbare orde.
De rechtbank heeft uiteindelijk de echtscheiding uitgesproken, verklaard dat het Iraanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, en de man veroordeeld tot betaling van de bruidsgave van € 26.496,- aan de vrouw, te vermeerderen met wettelijke rente. Het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.