ECLI:NL:RBAMS:2022:7188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
13/074527-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in liquidatieonderzoek 13Maracane wegens onvoldoende bewijs van gebruik PGP-account

Op 7 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en betrokkenheid bij verschillende pogingen tot liquidaties in de periode van 2015 tot 2016. Het onderzoek, bekend als 13Maracane, was gebaseerd op gegevens van de in beslag genomen Ennetcom-server, waaruit berichten van PGP-accounts zijn verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie niet kon bewijzen dat het aan [verdachte] toegeschreven PGP-account daadwerkelijk door hem werd gebruikt in de ten laste gelegde periode. De verdediging voerde aan dat het account door meerdere personen werd gebruikt en dat er geen directe link kon worden gelegd tussen [verdachte] en de belastende berichten. Na een grondige beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. Daarom sprak de rechtbank [verdachte] vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting van 7 december 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.074527.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/074527-21
Datum uitspraak: 7 december 2022
Onderzoek: 13Maracane
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26, 27 en 30 september, 3, 5, 6 en 11 oktober en 7 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. E.B. Smit en mr. A. van Veen en van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. P.T. Verweijen naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

2.1
Achtergrond
In de periode van 2012 - 2016 hebben (onder meer) in Nederland meerdere liquidaties en pogingen daartoe plaatsgevonden. Uit diverse strafrechtelijke onderzoeken die naar aanleiding daarvan zijn gestart en uit verschillende processen-verbaal die zijn verstrekt door de Criminele Inlichtingen Eenheid, kan worden opgemaakt dat een en ander samenhing met het feit dat er toen een vete in de onderwereld gaande was tussen twee groepen binnen het criminele milieu. Deze groepen zijn te onderscheiden in de groep van wijlen [naam 1] en de groep van [naam 2] .
2.2
Inbeslagname Ennetcom-server
In april 2016 werd in het kader van het onderzoek 26Lemont de server van het bedrijf Ennetcom in beslag genomen. Op deze server bleek een grote hoeveelheid berichten bewaard gebleven welke in de periode van 2012 tot en met april 2016 door gebruikers van encrypted telefoons waren verzonden. Met BlackBerry-telefoons voorzien van specifieke software konden versleutelde tekstberichten en notities worden verzonden van en naar gebruikers van Ennetcom e-mailadressen. Die berichten werden verstuurd via een PGP- (Pretty Good Privacy) protocol. De daaruit afkomstige data is veiliggesteld ten behoeve van verschillende strafrechtelijke onderzoeken. Zo ook voor het onderhavige onderzoek, 13Maracane.
Door het Openbaar Ministerie worden verschillende Ennetcom e-mailadressen (hierna: PGP-accounts) gekoppeld aan verdachten in dit onderzoek. De door de gebruikers van die PGP-accounts verstuurde en/of ontvangen berichten in dit dossier zijn volgens het Openbaar Ministerie te duiden in relatie tot strafbare feiten en in het bijzonder tot de hiervoor beschreven vete in de onderwereld tussen de twee rivaliserende groepen.
2.3
Onderzoek 13Maracane
Het dossier 13Maracane is voor een groot deel opgebouwd uit berichten die zijn verzonden via Ennetcom en die zijn opgenomen in de dataset 13Maracane.
Het onderzoek 13Maracane heeft betrekking op negen verdachten die ervan beschuldigd worden, al dan niet in wisselende samenstelling, betrokken te zijn geweest bij één of meer pogingen tot liquidaties, voorbereidingen daartoe dan wel pogingen tot uitlokking van liquidaties. Zeven verdachten worden ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van liquidaties. Eén verdachte wordt in dit verband verweten 34 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) voorhanden te hebben gehad.
In dit vonnis zijn de overwegingen en beslissingen van de rechtbank opgenomen die in de strafzaak tegen de hierboven genoemde verdachte zijn gegeven. De rechtbank wijst vandaag ook vonnis in de zaken van de acht medeverdachten die gelijktijdig terecht hebben gestaan.
Het onderzoek 13Maracane bestaat uit een groot aantal deelonderzoeken (opgenomen in verschillende zaakdossiers, hierna: ZD), die ook onderling met elkaar verweven zijn, al is het maar door de daarop gebaseerde verdenking van deelname aan de criminele organisatie. Deze verwevenheid maakt dat de rechtbank niet alleen op de verweren van de betreffende verdachte in zal gaan, maar ook, waar nodig, hetgeen is aangevoerd in andere zaken in haar oordeel zal betrekken.
Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank in plaats van de termen verdachte en medeverdachte de namen van de verdachten gebruiken, te weten: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] .
De verschillende deelonderzoeken:
ZD 1: poging dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2014 en
voorbereiding liquidatie [slachtoffer 1] in 2015
ZD 2: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 2]
ZD 3: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 3]
ZD 4: poging tot uitlokking dan wel voorbereiding liquidatie [slachtoffer 4]
ZD 5: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
ZD 6: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 7]
ZD 7: voorhanden hebben 34 automatische wapens
ZD 8: voorbereiding liquidatie [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11]
ZD 9: deelname aan een criminele organisatie
[verdachte] wordt verweten strafbare betrokkenheid te hebben gehad in ZD 2, ZD 4, ZD 5, ZD 6 en ZD 9, zoals hierna kort weergegeven in rubriek 3.

3.Tenlastelegging

[verdachte] wordt er – na wijziging op de zitting van 11 oktober 2022 – van beschuldigd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
1. het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven (moord en doodslag) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 april 2016 (ZD 9);
2. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 november 2015 (ZD 5);
3. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 2] , in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 30 april 2016 (ZD 2);
4. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 4] , in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 oktober 2015 (ZD 4) en
5. medeplegen van voorbereiding van medeplegen van moord/doodslag op [slachtoffer 7] , in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 oktober 2015 (ZD 6).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Standpunten

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van de beschuldigingen onder 2 tot en met 5 gerekwireerd tot vrijspraak. Ten aanzien van de beschuldiging onder 1 heeft het Openbaar Ministerie tot een bewezenverklaring gerekwireerd.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle beschuldigingen vrijspraak bepleit. De daartoe gevoerde verweren komen, voor zover van belang voor de bewijswaardering, aan de orde in de overwegingen van de rechtbank.

6.Identificatie PGP-account, vrijspraak

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het door het Openbaar Ministerie aan hem toegeschreven account [account 1] (hierna: [account 1] ).
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat het account [account 1] in gebruik was bij [verdachte] . Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat uit de berichten blijkt dat het account door meer dan één persoon werd gebruikt en dat, als al kan worden bewezen dat [verdachte] gebruiker was van het account, dan nog niet vastgesteld kan worden op welk moment het account door wie werd gebruikt.
6.1
Identificatie van het PGP-account [account 1]
De rechtbank overweegt dat er in beginsel van uit kan worden gegaan dat de gebruiker van een bepaald PGP-account de vaste gebruiker is van dat account, tenzij er aanwijzingen zijn voor het tegendeel.
Met betrekking tot het door het Openbaar Ministerie aan [verdachte] toegeschreven PGP-account [account 1] stelt de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de voetnoten [1] , het volgende vast.
6.1.1
Bijnaam [bijnaam 1]
De berichten die verstuurd werden door de gebruiker van het account [account 1] dateren uit de periode van 15 augustus 2015 tot en met 16 oktober 2015. De gebruiker van het account [account 1] werd door verschillende andere PGP-gebruikers opgeslagen onder verschillende bijnamen zoals [bijnaam 1] , [bijnaam 2] , [bijnaam 3] , [bijnaam 4] en [bijnaam 5] . [2] De gebruiker van het account noemde zichzelf in een bericht van 10 oktober 2015 [bijnaam 1] :
“Joo broer faka met [bijnaam 1] hoe is et ouwe”. [3] [medeverdachte 4] heeft op 17 december 2018 verklaard dat de bijnaam van [verdachte] is en dat de bijnaam van zijn broertje, [naam broertje verdachte] , [bijnaam broertje verdachte] is. [medeverdachte 4] heeft overigens de gebruiker van het account [account 1] in zijn account opgeslagen onder de naam [bijnaam 5] . [4] De rechtbank maakt hieruit op dat de gebruiker van het account [account 1] verschillende bijnamen had, waaronder [bijnaam 1] , en dat [verdachte] in ieder geval bij [medeverdachte 4] bekend was onder de naam [bijnaam 1] .
6.1.2
De gebruiker van de [account 1] heeft een broer(tje)
Uit het bericht dat verstuurd werd op 15 augustus 2015 kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het account [account 1] een broer heeft:
S goed broer als ik nie kan stuur ik mn broer ja. [5] Op 12 september 2015 stuurde de gebruiker van de [account 1] de volgende berichten naar [naam 3] [6] :
“Hahahahhah wordt moeilijk me broertje zei em doe alles voor je maar dat is moeilijk maar idd hij zei em ga erover nadenken”en
“Bro die man kan achter alles van ons komen hij was vaak met me broertje […]”. [7] Op 13 september 2015 zegt de gebruiker van de [account 1] tegen [naam 3] :
“Luister dan bro vanaf morgen laat k deze tel bij me broertje beter dan kunnen jullie makkelijker praten als jullie elkaar nodig hebben voor iets”. [8]
In voornoemde berichten wordt door de gebruiker van het account [account 1] gesproken over
mijn broerdan wel over
mijn broertje. De rechtbank leidt hieruit af, gezien de context van die berichten, dat de gebruiker van het PGP-account een broer heeft (anders dan wanneer over “Bro” wordt gesproken, waarmee kennelijk “vriend” wordt bedoeld) en dat het gebruik van het PGP-account kennelijk tussen de twee broers werd afgewisseld.
6.1.3
Broertje heeft een enkelband
In het volgende bericht van 12 september 2022 werd door de gebruiker van het account gezegd dat zijn broer een enkelband heeft:
“Ik weet bro niets aan de hand maar laat em eerst hier zijn dan kijken we zwz me broertje zit nog vast aan die enkel band dus je weet toch bro even kijken”. [9] Uit het dossier blijkt dat de broer van [verdachte] , [naam broertje verdachte] , van 23 februari 2015 tot 27 oktober 2015 een enkelband had. [10]
6.1.4
Gebruiker zat vast met [bijnaam slachtoffer 7]
Uit een gesprek van 9 september 2015 tussen [naam 3] en de gebruiker van het account [account 1] blijkt dat de [account 1] heeft vastgezeten met [bijnaam slachtoffer 7] . Uit detentiegegevens blijkt dat [naam broertje verdachte] samen met [slachtoffer 7] , die [bijnaam slachtoffer 7] genoemd wordt, gedetineerd heeft gezeten. [11]
6.2
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde vaststellingen ten aanzien van de gebruiker van het account [account 1] niet sterk identificerend zijn. Het enige dat in het dossier een directe link tussen het account en [verdachte] oplevert is de verklaring van [medeverdachte 4] dat hij [verdachte] kent onder de bijnaam [bijnaam 1] en dat gebleken is dat de [account 1] zich op enig moment introduceert met de naam [bijnaam 1] en dat het account door een andere gebruiker werd opgeslagen onder die naam. De overige bevindingen over het hebben van een broer en een broer met een enkelband zijn enkel op basis van de vaststelling dat [bijnaam 1] [verdachte] is van betekenis. Nu dit niet zonder meer kan worden vastgesteld zijn deze overige bevindingen onvoldoende identificerend. De rechtbank vindt die bevindingen daarmee onvoldoende om op basis daarvan met voldoende zekerheid vast te stellen dat [bijnaam 1] de bijnaam is van [verdachte] en dat [verdachte] dus gebruik maakte van het account [account 1] .
Daar komt bij dat uit berichten van het account [account 1] in het dossier blijkt dat het account bij meer dan één persoon in gebruik is geweest. De gebruiker van het account introduceert zich op enig moment aan zijn contactpersoon als [bijnaam 1] en ook wordt de telefoon op een duidelijk aangegeven moment overgedragen aan een ander. Er vinden dus duidelijk wissels plaats tussen gebruikers van de [account 1] . De rechtbank is van oordeel dat als al kan worden vastgesteld dat [verdachte] en zijn broertje de gebruikers waren van het account [account 1] , dat dan nog niet kan worden vastgesteld op welk moment het account bij welke broer in gebruik was. Daarmee kan niet worden vastgesteld of en welke (belastende) berichten in het dossier door wie zijn verstuurd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode de vaste gebruiker was van het account [account 1] . Om die reden kan ook niet bewezen worden dat [verdachte] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde feiten. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen waaruit strafbare betrokkenheid van [verdachte] bij die feiten blijkt. [verdachte] wordt daarom van alle beschuldigingen onder 1 t/m 5 vrijgesproken.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde onder 1 t/m 5 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2022.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 12650672, RI – p. 1106.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, PGP gesprekken [account 1] , documentcode 13235623, ZD 02 – 178.
4.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 12650672, RI – p. 1106.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 15327476, PD 03 – p. 37.
6.Met het PGP-account [account 2]: Zoals vastgesteld bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 was [naam 3] de vaste gebruiker van de ennetcom-adressen [account 2] en [account 3] (ECLI:NL:GHARL:2021:11610).
7.Een proces-verbaal van bevindingen, PGP gesprekken [account 1] , documentcode 13235623, ZD 02 – 176.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, PGP gesprekken [account 1] , documentcode 13235623, ZD 02 – 172-173.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, PGP gesprekken [account 1] , documentcode 13235623, ZD 02 – 176.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, identificatie gebruiker(s) [account 1], documentcode 12650672, RI – 1107.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, identificatie gebruiker(s) [account 1], documentcode 12650672, RI – 1109.