4.3Het oordeel van de rechtbank
Medeverdachte [medeverdachte] is enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 2] . Deze B.V. is weer enig aandeelhouder en bestuurder van [rechtspersoon] . [medeverdachte] is verder voor 99% aandeelhouder én (eind)verantwoordelijk voor de dagelijkse bedrijfsvoering van verdachte. De vennootschappen kopen auto’s in bij leasemaatschappijen. De ingekochte voertuigen worden afgeleverd bij de autobedrijven en doorverkocht aan buitenlandse afnemers, binnen de EU. Tot en met juli 2017 was [rechtspersoon] de verkopende partij, daarna is verdachte ertussen geschoven.In het navolgende zullen waar dat dienstig is de bedrijven gezamenlijk worden aangeduid als [bedrijf 2] .
Vandaag heeft de rechtbank vonnis gewezen in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] , waarnaar de rechtbank verwijst. Hij is veroordeeld voor het feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte en het doen van onjuiste opgave van omzetbelasting.
De rechtbank werd onder meer voor de vraag gesteld of verdachte, als rechtspersoon,
ook kan worden aangemerkt als pleger van dezelfde feiten.
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt als de strafbare gedraging redelijkerwijs aan deze rechtspersoon kan worden toegerekend. In de rechtspraak (onder meer de Hoge Raad in het arrest van 21 oktober 2003, NJ 2006, 328, het zogenoemde Drijfmestarrest) is bepaald dat het bij het kunnen toerekenen van de strafbare gedraging aan de betreffende rechtspersoon van belang is of de gedraging heeft plaatsgevonden of is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
Dat de aan verdachte verweten gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon [rechtspersoon] is naar het oordeel van de rechtbank evident.
In de onderzoeksperiode (1 januari 2017 tot en met 30 juni 2019) hebben de vennootschappen een grote hoeveelheid intracommunautaire transacties verricht (zogenaamde Intra-Communautaire-Prestaties, hierna ICP-leveringen), tegen 0% BTW, met 83 verschillende buitenlandse afnemers. Aan deze buitenlandse afnemers is in deze periode een omzet gefactureerd tegen het 0% BTW tarief voor in totaal € 50.870.860,-, waarvan € 11.225.382,- door [rechtspersoon] en € 39.645.478,- door verdachte.
Uit de door de vennootschappen gemelde transacties bij de FIU blijkt dat er in de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2019 voor € 43.497.250,-, oftewel 87% van de omzet, aan contante transacties is gemeld.De aan verdachte ten laste gelegde periode bestrijkt slechts een deel van de onderzochte periode, namelijk van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2017. Omdat de werkwijze van factureren en het doen van de belastingaangifte op grond van dit dossier door verdachte en [B.V. 1] . overeenkomstig is bevonden, zal de rechtbank hieronder de gehele periode bespreken, waarvan voor verdachte slechts de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 juli 2017 relevant is.
De belastingdienst heeft aan de hand van de facturen en de bedrijfsadministratie de buitenlandse afnemers waar in de onderzoeksperiode meer dan € 100.000,- aan is gelist (vermelden afnemers in de administratieopgave van leveringen binnen de EU) nader onderzocht. Dit zijn in totaal 29 afnemers die € 49.695.350,- (99%) van de ICP-omzet vertegenwoordigen.
[medeverdachte] (feitelijk leidinggever van verdachte) heeft in oktober 2014 een voorlichtingsbijeenkomst bijgewoond, waarbij de Belastingdienst uitleg heeft gegeven over de fiscale risico’s bij de intracommunautaire handel in tweedehands auto’s. Vervolgens heeft de Belastingdienst op 23 oktober 2014 aan verdachte een zogenoemde waarschuwingsbriefgestuurd waarbij nogmaals wordt gewaarschuwd voor de fiscale risico’s en de zorgvuldigheid die ondernemers in acht moeten nemen bij de verkoop in Europa tegen het nultarief. In 2015 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek ingesteld waarin met name de exporthandel en de juistheid van het toepassen van het nultarief werd onderzocht. De Belastingdienst concludeerde dat over het tijdvak van januari 2014 tot en met juni 2016 verdachte het nultarief voor export binnen Europa onterecht heeft toegepast. In het controlerapport is beschreven hoe verdachte heeft meegewerkt aan BTW-fraude doordat zij de auto’s die verkocht zijn aan Duitse handelaren heeft gefactureerd aan zogenaamde ‘
missing traders’in Duitsland, Hongarije en Italië. Op 12 april 2017 wordt door de belastingdienst aan verdachte het standpunt meegedeeld dat zij wetenschap van fraude heeft. Op 2 juni 2017 deelt de Belastingdienst formeel het voornemen mee vergrijpboetes aan verdachte op te leggen voor de periode 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2016. Verdachte heeft deze vergrijpboetes aangevochten. Hierop is nog niet onherroepelijk beslist.
De Fiod heeft 26 ondernemingen waaraan tegen het 0% BTW-tarief gefactureerd is als vermoedelijke katvangerbedrijven of ‘
missing traders’aangemerkt. Volgens de Fiod zijn 24 bedrijven te relateren aan een of meerdere feitelijk kopers. De 24 bedrijven vertegenwoordigen in de periode tussen 1 januari 2017 en 30 juni 2019 een omzet van € 47.706.400,-, wat 95% vertegenwoordigt van de totale ICP-omzet van [rechtspersoon] en verdachte in voornoemde onderzoeksperiode. .Verdachte heeft haar eerste aangifte omzetbelasting ingediend in het derde kwartaal van 2017 en dit betrof een kwartaalaangifte. Alle andere aangiftes zijn maandelijkse aangiftes .Kern van het verwijt is dat er een papieren werkelijkheid is gecreëerd ten behoeve van de fiscus en de FIU, waarbij gefactureerd werd aan deze katvangerbedrijven, terwijl in werkelijkheid de auto’s verkocht werden aan een groep in en rond Berlijn opererende autohandelaren van Libanese afkomst.
Het dossier is buitengewoon omvangrijk. De Fiod heeft aan de hand van de whatsapp-gesprekken, SCAC-verzoeken, inkoop- en verkoopfacturen, bank- en transportgegevens en overige administratie onderzoek gedaan naar de goederenbewegingen, factuurstromen en bij de goederenstromen betrokken afnemers.
In het dossier zijn diverse Whatsapp-gesprekken gevoegd, veelal met personen die door de verdediging worden aangeduid als ‘tussenpersonen’. De Fiod heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de tien feitelijke kopers en heeft de contacten tussen de autobedrijven van verdachte en deze kopers nader beschreven.
Op 10 april 2018 vindt er een chatconversatie plaats tussen [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), exportmedewerker van [bedrijf 2] .[naam 1] geeft in de chat aan dat hij geld heeft overgemaakt naar een rekening die kennelijk toebehoort aan verdachte en hij vraagt om een lijst met auto's. [naam 2] geeft hierop aan dit na te kijken en dan volgt onderstaande chat:
[naam 2] :
"Yes we received but you made a mistake...you pay money from [naam 3] and pay 700 fora bmw x4???
[naam 1] : "I
dont't know what [naam 3] make. I say make transfers to exedo. It's problem for you?"
[naam 2] stuurt dan een lijst, waarvoor [naam 1] hem bedankt. Later die dag meldt [naam 1] :
"Tumorrow coming one driver to pick up the Volvo V40 9.t/n.21 11900E-700E anzahlung" .
De Volvo met kenteken [nummer 9] staat op de voornoemde lijst en is door [bedrijf 2] gefactureerd aan [bedrijf 3] .
[naam 2] reageert:
"Not Possible. Sorry. My fault is old firm But we cannot do minus 700. Because its old firm car. So must be paid 11900".[naam 1] stemt in:
"Ok. Next Car from [naam 3] we make Minus 700€".Op de bankrekening van [B.V. 1] . is het bedrag van € 700,- met referentie naar een BMW X4 zichtbaar. Op de rekening is niet zichtbaar dat dit binnengekomen bedrag teruggestort wordt.
Op 23 februari 2018 is er een Whatsapp gesprek tussen verdachte en [naam 1] over de prijs van een voertuig met kenteken [nummer 1] :
[naam 1]
"Kein Problem mein Angebot" "18400 .. Du kannst Oberlegen"
[medeverdachte]
"Ich bin boss0"
[medeverdachte]
"18600"
[naam 1]
"Ja stimmt du bist Boss in deine
Firma andich bin boss in Berlin
[medeverdachte]
18600
[naam 1]
Ich Frage mal mein Kunden
[medeverdachte]
Eine male 50/50
[naam 1]
Ok meine 18500€ aber Auto muss sauber
[medeverdachte]
1st
Uit de berichten tussen [naam 2] en [naam 1] en [medeverdachte] en [naam 1] leidt de rechtbank af dat wordt onderhandeld met [naam 1] . [naam 1] zegt in het gesprek met [medeverdachte] dat hij de baas is in Berlijn. Het specifieke voertuig met kenteken [nummer 1] is nagelopen in de administratie van verdachte.Het voertuig is verkocht en tegen 0% BTW gefactureerd aan het Italiaans (katvangers-)bedrijf [bedrijf 3] .
Op 13 februari 2019 vraagt [medeverdachte] in het chatcontact met " [naam 4] " of hij nog Picasso’s wil. Waarop [naam 4] reageert:
"Picasso hat ich konnte gehabt die sind jetzt nicht mehr die Con [naam 5] ich hab dir den Angebote sind nicht einverstanden das kostet Preis inBerlinso gleich andere Auto was Interessent Auto was neues Auto"
Volgens de Fiod bedoelt [naam 4] vermoedelijk dat hij geen interesse heeft in Picasso’s omdat de prijs waarvoor verdachte de auto aanbiedt ook de prijs is die in Berlijn als verkoopprijs geldt.
In april 2019 vindt eveneens chatcontact plaats tussen [medeverdachte] en [naam 4] dat door de Fiod wordt geïnterpreteerd als:
[naam 4] : [medeverdachte] het spijt mij echt met Jaguar en Volvo lijdt ik veel verlies, wat kun je nog met de prijs doen anders maak ik meer dan €2000 verlies.
[medeverdachte] : Als je komt dan regel ik het
[naam 4] : De autos zijn toch hier in Berlijn. Ik regel het hier ik breng ze niet terug
[medeverdachte] : Met geld
De Litouwse transporteur [bedrijf 4] heeft in een SCAC antwoord van 9 januari 2017 verklaard dat een medewerker van [rechtspersoon] blanco CMR's van de transporteur pakte, deze invulde en retourneerde. Het verbaasde de transporteur dat deze CMR's door [rechtspersoon] incorrect ingevuld werden door als eindbestemming Hongarije in te vullen terwijl de medewerker zich volgens de transporteur terdege bewust was van het feit dat het vervoer naar Berlijn ging en niet naar Hongarije. De transporteurs negeerden het ingevulde adres in Hongarije en reden de verkochte auto's naar Berlijn. Na vertrek uit Woerden pasten de transporteurs de CMR aan en vulden het correcte adres in op de CMR. Deze werkwijze vond volgens de Litouwse transporteur plaats bij meerdere bedrijven die werden gebruikt door “ [bijnaam] ” (bijnaam van [naam 6] ) en waar verdachte op gelist heeft, waaronder [bedrijf 5] , [bedrijf 6] , en [bedrijf 7] , aldus de transporteur.
De rechtbank leidt hieruit af dat de auto’s dus niet naar het ingevulde adres gingen maar naar Berlijn. Ook wordt er bij meerdere gelegenheden gesproken over de prijsvorming en vraag van auto’s in Berlijn.
Op 11 april 2018 vindt er een WhatsApp-chatbericht plaats tussen verdachte en [naam 2] :
[medeverdachte] : "Hoe ging het met [naam 7] "
[naam 2] : "Hij probeert om [naam 8] zsm in de lucht te krijgen. En komt volgende week een auto halen. We gebruiken nu even een andere by zodat de autos weg kunnen."
In april 2018 stuurt verdachte de volgende berichten naar [naam 10] :
[medeverdachte] : Kan noch nicht kaufen
[medeverdachte] : Geine geverbe
[medeverdachte] : Geine geverbe!
[medeverdachte] : Noch geine goote geverbe!
[medeverdachte] : Vreuind [naam 7] moest alte geverbe sauber machen anders kan dir and [naam 9] nicht meer kaufen
Hetgeen de Fiod interpreteert als: “Bedrijf weer goed? Morgen. Kan nog niet kopen. Geen bedrijf. Geen bedrijf! Nog geen goed bedrijf! Vriend [naam 7] moet oude bedrijf zuiver maken anders kunnen jij en [naam 9] niet meer kopen.”
Uit whatsappgesprekken van 20 oktober 2018 waarin [naam 10] met [naam 11] (exportmedewerker) het volgende schrijven over zes voertuigen met kentekens [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] : “Nexte mahle besser readen mit firma. Kann keine adresse van DE”. Hetgeen de Fiod interpreteert als : “Volgende keer beter met het bedrijf praten. Er kunnen geen adressen van Duitsland”. [B.V. 1] . factureert aan het Italiaanse bedrijf [bedrijf 8] (hierna: [bedrijf 8] ) deze voertuigen.
Uit bovenstaande berichten leidt de rechtbank af dat er een probleem is met het bedrijf dat [naam 10] opgeeft. Opmerkelijk is dat uit de administratie blijkt dat na maart 2018 wordt gestopt met listen op [naam 8] en in april 2018 begint met listen op [bedrijf 8] .
Op 3 maart 2019 en op 3 mei 2019 wordt er in Whatsapp gesprekken met [naam 10] gesproken over het invullen van CMRs voor vervoer aan [naam 12] , die aangepast moeten worden of kloppend gemaakt moeten worden met verkopen in het kasboek.
Er is een chat aangetroffen tussen [naam 2] en [naam 11] , waaruit blijkt dat twee CMRs op 5 en 6 februari een probleem geven.
[naam 11] : Oeiii
[naam 11] : Maar kijk jij hebt eentje ingevuld en ik ook®
[naam 11] : Ff veranderen?
[naam 2] : Ja klopt ik heb van die van jou de 15e gemaakt
[naam 11] : Heb er wel ook eentje op 12 gezet he
[naam 2] : Ja 3 dagen
[naam 2] : Moet kunnen
[naam 11] : Want zag in kasboek dat er eentje ook 5-2 was gekocht waar nog geen datum bij stond
De CMR’s met de data 5 en 6 februari 2019 moesten gewijzigd worden in 12 en 15 februari.
Op 1 november 2017 delen [naam 11] en [naam 2] een vervoersverklaring via WhatsApp.Op deze vervoersverklaring vindt er een bepaalde goederenstroom plaats. Op de vervoersverklaring is zichtbaar dat op één trailer acht auto's worden vervoerd, vier auto's van de acht zijn gefactureerd aan [naam 8] (Rome, Italië) en de overige vier auto’s zijn gefactureerd aan [bedrijf 9] (Berlijn, Duitsland).
Een Berlijns kenteken [nummer 8] op naam van [naam 6] (bijnaam: [bijnaam] ) werd op 21 en 22 mei 2019 gescand door de mobiele scan-apparatuur (ANPR) welke stonden opgesteld bij [rechtspersoon]
In de chat met [medeverdachte] schrijft [naam 6] dat hij in Berlijn is.Bij de introductie van het Italiaanse bedrijf [bedrijf 10] in 2017 vraagt [bijnaam] aan [medeverdachte] of het (bedrijf) goed is, omdat hij ( [bijnaam] ) iemand moet betalen voor het gebruik van het bedrijf. Als antwoord op gestuurde documenten en een spraakbericht vraagt verdachte om een e-mailadres, een telefoonnummer en € 5.000,- per bank.
In maart 2018 is er een probleem.[bijnaam] kan volgens [medeverdachte] niet kopen, omdat er geen bedrijf is volgens verdachte. In de chat schrijft [naam 6] : "Ich chiken [naam 2] ". Dat de Fiod interpreteert als: “ik stuur het naar [naam 2] ” of “ik zal het checken met [naam 2] ”. Daarna worden de auto's gefactureerd aan een nieuw Italiaans bedrijf genaamd [bedrijf 11] .
De naam [naam 13] komt, onder andere, naar voren in onderstaande chat tussen [naam 11] en [naam 2] .
[naam 2] : Maar komt [naam 13]
[naam 11] : Jaa dus we gaan wel even kijken hoe of wat
[naam 11] : Komt goed
[naam 2] : Oké maar kiest ie nu wel 8 auto’s voor [bedrijf 12]
[naam 11] : Nee [bedrijf 13] t luke [naam 14] niet hij wil nieuwe autos ofzo
[naam 11] : Maar daar bemoei ik me niet mee
…
[naam 2] : Is [bedrijf 12] nog actief
[naam 11] : Ja
[naam 2] : Top
In een andere chat stuurt [naam 14] aan de prive-telefoon van [naam 2] een foto van een overzicht, waarop zeven kentekens zichtbaar zijn.Ongeveer 30 minuten later reageert [naam 2] als volgt:
"Zitten 4 vd andere by op".De kentekens op het overzicht zijn gefactureerd aan [bedrijf 12] en aan [bedrijf 13] .
Op 9 februari 2018 stuurt de Belastingdienst een e-mail naar de fiscaal adviseur [naam 15] met door de Belastingdienst ontvangen SCAC-informatie uit het buitenland. In de brief staat onder meer dat de informatie zijn inziens signalen geeft dat er misstanden zijn bij de genoemde afnemers. De genoemde afnemers zijn: [bedrijf 9] in Berlijn, [naam 8] in Italie, [bedrijf 14] in Italie, [bedrijf 15] in Italië, [bedrijf 16] in Bulgarije; [bedrijf 10] in Italie.Aan twee bedrijven werd al niet meer gefactureerd, met twee bedrijven is de facturatie hierna gestopt en met twee bedrijven is de facturatie doorgegaan.Uit het dossier blijkt ook dat [rechtspersoon] en verdachte met de tussenpersonen, die voor deze bedrijven kochten, gewoon door zijn gegaan met handelen (voor andere bedrijven).
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat de auto’s waarover gesproken wordt bestemd waren voor Berlijn terwijl op de vervoersverklaringen een andere bestemming werd ingevuld en aan bedrijven op andere bestemmingen werd gefactureerd. Ook is gebleken dat data van de vervoersbestemmingen worden aangepast. [medeverdachte] controleert bedrijven of deze “goed” zijn en indien dat niet zo is wordt aan een ander bedrijf verkocht, terwijl de verkoop met dezelfde tussenpersoon verloopt. Uit de chatgesprekken blijkt ook dat [naam 6] iemand anders betaalt voor het gebruik van bedrijf [bedrijf 10] .
Samengevat geldt het volgende. De geciteerde WhatsApp conversaties bestrijken niet de gehele tenlastegelegde periode, zijn niet gevoerd met dan wel over alle ‘tussenpersonen’ en betreffen al helemaal niet alle intercommunautaire transacties die in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden. De rechtbank leidt uit deze gesprekken echter wel af dat [medeverdachte] en zijn medewerkers over prijzen en auto’s onderhandelden met deze ‘tussenpersonen’ en met hen ook tot afspraken kwamen, dat auto’s feitelijk een andere bestemming kregen dan op de CMR werd vermeld en dat [medeverdachte] en zijn medewerkers zich, met deze ‘tussenpersonen’ druk maakten over de bedrijven waaraan gefactureerd moest worden. Deze vaststellingen passen naadloos in het scenario dat deze tussenpersonen de daadwerkelijke kopers waren en dat de bedrijven waaraan gefactureerd is er slechts tussen geschoven zijn om de eerder genoemde papieren werkelijkheid te creëren. Dit wordt bevestigd in de informatie uit de SCAC verzoeken.Hieruit komt naar voren dat geen van de bedrijven waaraan is gefactureerd intracommunautaire verwervingen heeft aangegeven en dat ze nagenoeg allemaal de kenmerken hebben van een missing trader.
Tijdens de doorzoeking in het bedrijfspand is een niet bij de belastingdienst of FIU bekende administratie gevonden waarin bedragen en bijnamen van de ‘tussenpersonen’ zijn vermeld, elk met zijn eigen tabblad. In deze administratie bevinden zich lijsten waar de auto’s op staan, gekoppeld aan de ‘tussenpersonen’.In de aangetroffen is een factuur van 6 april 2017, gericht aan [bedrijf 17] aangetroffen.Uit het overzicht in de digitaal vastgelegde gegevens leidt de rechtbank af dat bij het katvangerbedrijf [bedrijf 17] de naam [naam 13] staat.Uit het geheel van gegevens leidt de rechtbank af dat de factuur gericht aan [bedrijf 17] vals is. [naam 13] kocht op papier dus zowel voor [bedrijf 17] als voor [bedrijf 13] in.Zowel het bedrijf [bedrijf 13] als [bedrijf 17] zijn na onderzoek door de Fiod geclassificeerd als missing traders.
Op grond van de onderliggende documenten, de uitgelezen chatgesprekken, de informatie uit de SCAC verzoeken en de aangetroffen schaduwadministratie kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de auto’s in werkelijkheid zijn verkocht aan de ‘tussenpersonen’ en niet aan de in de facturen genoemde bedrijven. Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dat de ‘tussenpersonen’ de feitelijke kopers waren. Van geen enkel bedrijf waaraan is gefactureerd kon worden vastgesteld dat de auto’s daadwerkelijk aan deze bedrijven zijn geleverd. Er werd gefactureerd aan totaal inwisselbare bedrijven en vervoersverklaringen werden aangepast, kennelijk om de goederenstroom overeen te laten komen met de administratie.
Conclusie ten aanzien van feit 2 (valse facturen en bedrijfsadministratie)
De rechtbank heeft hiervoor geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de tussenpersonen de feitelijke kopers zijn. De onder 2 tenlastegelegde factuuris dan ook naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de waarheid opgemaakt en wordt als vals aangemerkt. Op grond daarvan oordeelt de rechtbank ook dat de onder feit 2 tenlastegelegde bedrijfsadministratie valselijk is opgemaakt, door in die administratie opzettelijk valselijk opgemaakte factuur op te nemen.
Conclusie en nadere overwegingen ten aanzien van feit 1 (onjuiste aangiften omzetbelasting)
Verdachte en [B.V. 1] . als haar opvolger hebben over de periode januari 2017 tot en met juli 2019 de aangiften omzetbelasting digitaal ingediend bij de Belastingdienst.Het betreft kwartaalaangiften en maandaangiften. De rechtbank heeft zoals hiervoor overwogen vastgesteld dat de tenlastegelegde factuur die betrekking heeft op de hiervoor genoemde schijnhandel, vals is. Nu mede deze factuur ten grondslag ligt aan de aangiften omzetbelasting die zijn ingediend, zijn de aangiften omzetbelasting onjuist.
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen, in samenhang bezien, vast dat verdachte onderdeel was van nagenoeg alle onderdelen van de btw-fraude. De rechtbank overweegt dat het door de vertegenwoordiger van verdachte ter zitting opgeworpen scenario dat de feitelijke kopers geen kopers, maar bemiddelaars zijn, niet wordt ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. Het kan niet anders dan dat verdachte hiervan wist. Omdat verdachte wist dat de feitelijke kopers niet de kopers waren aan wie gefactureerd werd, wist verdachte dus ook dat die facturen vals waren. Die facturen lagen zoals hiervoor overwogen weer ten grondslag aan de aangiften en dat maakte die aangiften onjuist. De rechtbank constateert dat sprake was van een vooropgezet plan.
Het voorwaardelijke getuigenverzoek
Het voorwaardelijke getuigenverzoek wordt afgewezen. Dit omdat de noodzaak tot het horen van de verzochte getuigen niet is gebleken.