In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van een minderjarige, geboren in 2008. De vader verzocht om een omgangsregeling met zijn kind, terwijl de moeder zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], volhardend aangeeft geen contact met zijn vader te willen. De rechtbank heeft in overweging genomen dat het in het belang van kinderen is dat zij contact hebben met beide ouders, maar dat het dwingen van [minderjarige] tot contact met zijn vader niet in zijn belang is. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de noodzaak van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] is, onder andere door het gebrek aan informatievoorziening van de moeder aan de vader. De rechtbank heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en te zorgen voor de nodige begeleiding voor zowel hem als de moeder. De bijzondere curator is ontslagen van haar werkzaamheden, en de moeder is verplicht om de vader eens per twee maanden schriftelijk te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige].