ECLI:NL:RBAMS:2022:7163

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/13/675075 / FA RK 19-6972 en C/13/725401 / JR RK 22-778
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling en ondertoezichtstelling minderjarige in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de vader en de moeder van een minderjarige, geboren in 2008. De vader verzocht om een omgangsregeling met zijn kind, terwijl de moeder zich tegen dit verzoek verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], volhardend aangeeft geen contact met zijn vader te willen. De rechtbank heeft in overweging genomen dat het in het belang van kinderen is dat zij contact hebben met beide ouders, maar dat het dwingen van [minderjarige] tot contact met zijn vader niet in zijn belang is. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de noodzaak van een ondertoezichtstelling van [minderjarige] beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er een bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] is, onder andere door het gebrek aan informatievoorziening van de moeder aan de vader. De rechtbank heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en te zorgen voor de nodige begeleiding voor zowel hem als de moeder. De bijzondere curator is ontslagen van haar werkzaamheden, en de moeder is verplicht om de vader eens per twee maanden schriftelijk te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummers / rekestnummers: C/13/675075 / FA RK 19-6972 (omgang)
C/13/725401/ JE RK 22-778 (ondertoezichtstelling)
Beschikking van 21 november 2022
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. C.G.J.E. Lut te Eindhoven,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.H. Weermeijer te Leiden.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure tot 18 augustus 2021 is weergegeven in de beschikking van die datum, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder:
- de brief van de zijde van de vader van 28 september 2021;
- de e-mail van de zijde van de vader van 11 november 2021;
- het f-formulier van de zijde van de moeder van 12 november 2021;
- de brief van de bijzondere curator van 7 juli 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft vervolgens verder plaatsgevonden op 14 november 2022. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader en zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- mw. [naam 1] namens de Raad,
- mr. [curator] , bijzondere curator van het hierna te noemen kind.
De moeder was wegens ziekte verhinderd de mondelinge behandeling bij te wonen.
1.4.
Het hierna te noemen kind heeft in een eerder stadium van het geding schriftelijk zijn mening kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van het minderjarige kind:
[minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008,
hierna te noemen [minderjarige] of het kind.
2.2.
De moeder is van rechtswege belast met de uitoefening van het gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.5.
Bij beschikking van 18 maart 2020 is een informatieregeling voor de moeder bepaald en is de bijzondere curator benoemd teneinde te adviseren over de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt, voor zover nu nog van belang, een omgangsregeling tussen [minderjarige] en hem te bepalen. Daarnaast heeft de vader gevraagd om een ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
3.2. De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verweerd. Haar advocaat heeft bij de mondelinge behandeling niet langer gepersisteerd bij het eerdere verzoek tot het ontzeggen van het recht op omgang tussen [minderjarige] en de vader.

4.De standpunten

4.1.
De bijzondere curator
De bijzondere curator heeft in haar brief van 7 juli 2022 aangegeven dat het OKT geen resultaat heeft opgeleverd. [minderjarige] heeft bij het OKT aangegeven dat hij geen contact met de vader wil en het OKT kan hem niet dwingen. Het OKT is niet bekend met de therapie die [minderjarige] volgt. Het OKT heeft de zaak afgesloten. Stiefvader moederszijde, dhr. [naam 2] , hield contact met de vader en stuurde hem regelmatig foto’s van [minderjarige] . Dhr. [naam 2] kreeg echter geen informatie over de schoolresultaten van [minderjarige] . Het is jammer dat de informatievoorziening door dhr. [naam 2] om hem moverende redenen is gestopt. De moeder stuurt geen informatie over [minderjarige] en voldoet daarmee niet aan de haar opgelegde informatieplicht. De indruk van de bijzondere curator is dat dit niet zozeer onwil, maar eerder onmacht is. Er moet worden gezocht naar een vorm van hulp voor de moeder, zodat zij de informatie kan verstrekken. De bijzondere curator heeft gesproken met mw. Kipp, kind- en jeugdpsycholoog bij het OKT. In het gesprek met haar is naar voren gekomen dat het niet goed met [minderjarige] ging en dat hij naar een andere school zou moeten. Dat is zorgelijk. De bijzondere curator heeft bij de mondelinge behandeling begrepen dat [minderjarige] nu naar een andere school gaat en dat het daar goed gaat. Hoewel de bijzondere curator en alle betrokkenen van mening zijn dat het goed voor [minderjarige] zou zijn als er contact met de vader is, komt dit niet van de grond omdat [minderjarige] zich blijft verzetten. Het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en het verzet van [minderjarige] daartegen lijkt door zijn hele leven heen te sijpelen en dat is niet goed voor een kind. Het lijkt de bijzondere curator het beste in de therapie die [minderjarige] volgt bij mw. Kipp de mogelijkheden van contact met de vader bespreekbaar te maken. [minderjarige] heeft het recht dat er naar hem geluisterd wordt en dat zijn mening wordt gerespecteerd. Het lijkt de bijzondere curator niet zinvol [minderjarige] te dwingen tot contact met de vader. De bijzondere curator ziet een mogelijke bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] en ziet net als de Raad het mogelijke nut van een regievoerder die boven de behandelaars van [minderjarige] en de moeder uit overzicht en regie heeft. Of het nodig is daar een ondertoezichtstelling voor uit te spreken, laat de bijzondere curator aan de rechtbank over.
4.2.
De vader
De vader wil graag contact met [minderjarige] en is van mening dat dat ook in het belang van [minderjarige] is. De vader begrijpt dat het op dit moment nog niet mogelijk is om een omgangsregeling te bepalen, vanwege de weerstand bij [minderjarige] . De vader betreurt het dat het OKT niets heeft kunnen betekenen en de zaak heeft afgesloten. De vader begrijpt dat dhr. [naam 2] in een loyaliteitsconflict is beland en daarom zijn bemoeienis met de zaak heeft moeten staken, maar vindt dat wel erg jammer. De vader heeft nu al lang geen informatie over [minderjarige] meer gekregen. Zo wist de vader tot aan de mondelinge behandeling niet dat [minderjarige] onlangs is geopereerd en ook niet dat hij van school is gewisseld. De vader heeft om een ondertoezichtstelling gevraagd, zodat er een regievoerder kan worden aangesteld. Het is niet duidelijk of de weerstand die [minderjarige] tegen contact met de vader heeft uit hemzelf komt, of mogelijk mede gekleurd is door de moeder. Het is belangrijk dat daar binnen de therapie van [minderjarige] zicht op kan komen. In geval van een ondertoezichtstelling kunnen de behandelaren van [minderjarige] en de moeder zich blijven richten op hun behandelrelatie. De regievoerder (de GI) kan met de moeder in gesprek blijven over haar informatieverplichting en het belang van omgang tussen [minderjarige] en de vader. Als er bij [minderjarige] ruimte ontstaat voor contact met de vader, kan de regievoerder ook daar mee aan de slag. Via een ondertoezichtstelling houdt de vader zicht op mogelijk contact met [minderjarige] in de toekomst.
4.3.
De moeder
Namens de moeder is naar voren gebracht dat de moeder openstaat voor contact tussen [minderjarige] en de vader en dat zij haar best doet om daar aan mee te werken, voor zover dat voor haar mogelijk is. Gelet op haar privé situatie is dat zwaar voor haar en is zij mogelijk overvraagd. Dat het de moeder niet lukt om te voldoen aan de informatieverplichting en aan het tot stand brengen van contact tussen [minderjarige] en de vader is een belemmering in de ontwikkeling van [minderjarige] . Een andere belemmering is dat [minderjarige] , ook in gesprek met de kinderpsycholoog, blijft bij zijn weigering tot contact met de vader. Het lukt de moeder ook niet [minderjarige] op andere gedachten te brengen. Gelet op de bezwaren van [minderjarige] tegen contact met de vader, moet het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de vader worden afgewezen. Hoewel er sprake is van een bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] , is het wat de moeder betreft niet nodig een ondertoezichtstelling uit te spreken. De moeder werkt in een vrijwillig kader mee met de hulpverlening, zowel voor [minderjarige] als voor zichzelf, en dat zal zij blijven doen. Een gedwongen kader is daarom niet nodig. Een gedwongen kader is ook niet passend, omdat moeder nu al overvraagd wordt. De moeder zal ook blijven proberen te voldoen aan haar informatieverplichting, maar verzoekt dat in een vrijwillig kader te laten plaatsvinden.
4.4.
De Raad
De Raad heeft naar voren gebracht het te betreuren dat er bij [minderjarige] geen ruimte is voor contact met de vader. Het is ook vervelend en verdrietig voor de vader dat hij geen informatie meer over [minderjarige] krijgt en bij de mondelinge behandeling moest horen van zijn operatie en schoolwisseling. Het is belangrijk dat de vader op de hoogte blijft van het wel en wee van [minderjarige] , zodat hij als het tot contact tussen hem en [minderjarige] komt goed bij [minderjarige] kan aansluiten. De Raad heeft tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling met instemming van partijen contact gehad met mw. Kipp. Uit de informatie die de bijzondere curator van mw. Kipp heeft gekregen kon al worden afgeleid dat het niet goed met [minderjarige] ging. Hij trok zich terug in zichzelf en dat is een teken dat hij zich niet voldoende veilig voelde en dat het op sociaal-emotioneel gebied niet goed met hem ging. Dat vormt een bedreiging in zijn ontwikkeling en er moet voldoende aandacht, tijd en ruimte voor [minderjarige] zijn om aan zijn sociaal-emotionele ontwikkeling te kunnen werken. Het is fijn dat hij nu naar een school gaat waar het goed met hem gaat en dat hij nog steeds begeleid wordt door mw. Kipp via de Opvoedpoli. De Opvoedpoli kan ook de moeder begeleiding bieden wat betreft administratie en andere praktische zaken die de moeder onvoldoende kan overzien. De Opvoedpoli ziet ook het belang van informatieverstrekking over [minderjarige] door de moeder aan de vader en kan haar ook daar bij helpen. Het is van groot belang dat er een regievoerder is die de behandeling en begeleiding van zowel moeder als [minderjarige] overziet. Het ziet er naar uit dat [minderjarige] op dit moment vastloopt in zijn ontwikkeling en dat hij geen ruimte voelt voor contact met zijn vader. Als hij die ruimte wel gaat voelen, zal hij vragen gaan stellen over zijn vader en mogelijk in contact met hem willen komen. Het is belangrijk dat een regievoerder in de gaten houdt of die ruimte ontstaat en hoe daarmee kan worden omgegaan. Het is een mogelijkheid om die regierol aan de Opvoedpoli te geven in een vrijwillig kader. Als dat nodig is, kan de Opvoedpoli opschalen naar Jeugdbescherming, die als dat nodig is weer kan opschalen naar de Raad. Een andere mogelijkheid is het uitspreken van een ondertoezichtstelling en een Gecertificeerde Instelling (GI) aan te stellen als regievoerder. De ondertoezichtstelling is er nadrukkelijk niet op gericht nu te werken aan herstel van het contact tussen [minderjarige] en de vader, maar op het daaraan werken op het moment dat er daarvoor ruimte ontstaat bij [minderjarige] . Uiteindelijk heeft de Raad, alles afwegend, verzocht om een ondertoezichtstelling van een jaar, uit te voeren door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De Raad heeft daarnaast geadviseerd het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling af te wijzen.

5.De verdere beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Het is in het belang van kinderen dat zij vrij en onbelast contact hebben met hun beide ouders, zich van hen een beeld kunnen vormen, kunnen leren uit wie zij geboren zijn en op wie zij lijken en een band met hen kunnen opbouwen. Dat is belangrijk voor de ontwikkeling van een kind tot een volwassene.
5.2.
In deze zaak zijn de ouders en alle andere betrokkenen het erover eens dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij contact heeft met zijn vader. Dat vindt de rechtbank ook. Het lastige is dat [minderjarige] volhardend aangeeft dat hij geen contact met zijn vader wil. Het is de rechtbank niet duidelijk waar die onwil vandaan komt. Het is niet uitgesloten dat de mening van [minderjarige] gekleurd is door de onmacht en (over)belasting die zijn moeder ervaart. Het kan echter ook zijn dat zijn onwil een andere oorzaak heeft. Het is in deze procedure niet gelukt daar helderheid over te krijgen. De rechtbank vindt het niet zinvol om [minderjarige] , mede gelet op zijn leeftijd, te dwingen tot contact met zijn vader. Gelet op de volhardende weigering van [minderjarige] , zal hem dwingen tot contact met zijn vader niet tot vrij en onbelast contact leiden, terwijl dat nu juist zo in zijn belang is. De rechtbank realiseert zich dat deze conclusie voor de vader verdrietig is, maar zal het verzoek van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling afwijzen. Het bepalen van een omgangsregeling is op dit moment niet mogelijk, dat beseft de vader ook. De rechtbank vindt het nog langer aanhouden van het verzoek van de vader niet passend. De rechtbank hoopt daarnaast dat het afwijzen van het verzoek van de vader als neveneffect voor dit moment rust geeft aan [minderjarige] . Hij weet dan voor nu waar hij – voorlopig – aan toe is.
5.3.
Dat [minderjarige] om onduidelijke redenen op dit moment geen ruimte voelt voor het hebben van enige vorm van contact met zijn vader, vormt een bedreiging in zijn ontwikkeling als bedoeld in artikel 1:255 BW. [minderjarige] wordt ook in zijn ontwikkeling bedreigd doordat zijn vader op dit moment op geen enkele manier op de hoogte wordt gehouden over het wel en wee van [minderjarige] , omdat het de moeder niet lukt te voldoen aan haar informatieverplichting. Mocht het in de toekomst tot contact tussen [minderjarige] en de vader komen, dan is het belangrijk dat de vader weet wie [minderjarige] is, hoe het met hem gaat, wat zijn hobby’s zijn en waar zijn interesses liggen. De vader kan dan goed aansluiten bij de persoon van [minderjarige] en wat hij nodig heeft in het contact met zijn vader. Verder zijn signalen over een bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] te zien in hoe het met hem ging op zijn vorige school en het mogelijk vastlopen in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De rechtbank vindt het belangrijk dat zowel [minderjarige] als de moeder hulp krijgen om deze bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. Op dit moment wordt daar wat [minderjarige] betreft aan gewerkt door de Opvoedpoli (mw. Kipp) en de rechtbank vindt het belangrijk dat dat door blijft gaan. De Opvoedpoli zal ook de moeder gaan helpen en begeleiden, onder meer bij het voldoen aan haar informatieverplichting.
5.4.
Het is belangrijk dat de ontwikkeling van [minderjarige] in de gaten wordt gehouden en dat er kan worden gehandeld als er bij hem nieuwsgierigheid naar en ruimte voor contact met zijn vader ontstaat. Het is heel goed voorstelbaar dat dat zal gebeuren, al valt niet te voorspellen wanneer dat zal zijn. Er moet naar het oordeel van de rechtbank een regievoerder zijn die in de gaten houdt waar [minderjarige] behoefte aan heeft en wat er nodig is om daar aan tegemoet te komen. Die regievoerder dient zich nadrukkelijk niet nu al bezig te houden met het herstellen van contact tussen [minderjarige] en de vader, maar hierin de mogelijkheden en het tempo van [minderjarige] te volgen. De rechtbank vindt het belangrijk dat de Opvoedpoli zich bezig kan blijven houden met het bieden van begeleiding en behandeling aan [minderjarige] en de moeder en dat een GI de rol van regievoerder op zich zal nemen. De rechtbank zal om die reden een ondertoezichtstelling uitspreken. Daarbij merkt zij op dat er, gelet op het voorgaande, op dit moment voor [minderjarige] niet veel verandert (en moet veranderen) door de ondertoezichtstelling. [minderjarige] zal met de opvoedpoli (mw. Kipp) blijven werken aan zijn behandeling en pas als hij daaraan toe is, zal de GI betrokken raken ten aanzien van contactherstel.
De GI kan verder regie houden op de begeleiding die de moeder krijgt bij het naleven van haar informatieverplichting. De moeder is als ouder met gezag verplicht om mee te werken met de GI en alles te doen wat in haar vermogen ligt om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat het de moeder in een vrijwillig kader zal lukken om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. Dat is niet omdat de moeder dat niet wil, maar omdat het haar niet lukt. De moeder heeft hulp nodig om ervoor te zorgen dat het haar wel lukt en daarom vindt de rechtbank een ondertoezichtstelling noodzakelijk. De omstandigheid dat moeder op dit moment overvraagd wordt, is geen reden om de ondertoezichtstelling niet uit te spreken, zoals de raadsman heeft betoogd. De rechtbank heeft onvoldoende zicht op de situatie van moeder en in wat zij wel weet, ziet zij aanleiding voor de ondertoezichtstelling. Het lijkt op dit moment juist in het belang van [minderjarige] (maar ook van moeder) om haar ondersteuning te bieden. Daarom zal de rechtbank [minderjarige] onder toezicht stellen van de hierna te noemen GI voor de duur van een jaar.
5.5.
Aan de bijzondere curator zal op haar verzoek ontslag worden verleend.
5.6.
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de eerder vastgestelde informatieregeling van kracht blijft. Dat betekent dat de moeder de vader eens per twee maanden schriftelijk zal informeren omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] , waaronder wordt verstaan (maar niet beperkt tot) informatie omtrent de gezondheid van [minderjarige] en zijn ontwikkeling, zijn hobby’s, alsmede de schoolresultaten. De moeder zal daarbij tevens een recente foto dienen toe te sturen. De rechtbank zal die beslissing in deze (eind)beschikking als beslissing herhalen.
5.7.
Daarom beslist de rechtbank het volgende.
6. De beslissing
De rechtbank:
in de zaak met zaaknummer C/13/725401/ JE RK 22-778:
- stelt [minderjarige] onder toezicht van de Gecertificeerde Instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 21 november 2022 tot 21 november 2023;
in de zaak met zaaknummer C/13/675075 / FA RK 19-6972:
- wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling af;
- ontslaat de bijzondere curator mr. [curator] van haar werkzaamheden;
- bepaalt dat de moeder de vader eens per twee maanden schriftelijk op de hoogte zal stellen over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] , waaronder wordt begrepen (maar niet beperkt tot) informatie over zijn gezondheid, ontwikkeling, hobby’s en schoolresultaten en waarbij de moeder een recente foto moet meesturen;
in beide zaaknummers:
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. M.M. Breugem, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022 in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman als griffier. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).