ECLI:NL:RBAMS:2022:7161

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
13/094388-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorhanden hebben wapens en aanwezig hebben verdovende middelen

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en het aanwezig hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. G.M. Kolman, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. A.A. Ubbergen, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van een aanvalsgeweer van het merk Zastava en het aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden MDMA en cocaïne.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten. Dit was gebaseerd op het feit dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de wapens in zijn bezit had of op de hoogte was van de verdovende middelen die in zijn woning waren aangetroffen. De verdediging heeft zich aangesloten bij dit standpunt, waarbij werd benadrukt dat de verdachte niet aanwezig was in zijn woning op het moment dat de wapens en verdovende middelen werden aangetroffen.

De rechtbank heeft, na het horen van de argumenten van zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging, geoordeeld dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden verklaard. De verdachte is vrijgesproken van alle beschuldigingen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter en kinderrechter mr. I.M. Nusselder, en de rechters mrs. K. Oldekamp-Bakker en M.P.G. Rietbergen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.094388.21 (Promis)
Datum uitspraak: 8 november 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres verdachte]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.M. Kolman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Ubbergen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mw. [naam] , namens Reclassering Nederland naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere
wapen(s) van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een of meerdere aanvalsgewe(e)r(en), van het merk Zastava, model M70, type
AK-47, kaliber 7,62 x 39 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te
vuren en/of
- een of meerdere patroonmagazijn(en), type AK-47, kaliber 7,62 x 39 mm, capaciteit
30 patro(o)n(en) en/of
- munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere
patro(o)n(en), voor een aanvalsgeweer, type AK-47 kaliber 7,62 x 39 mm,
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een andere of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad
- 762 tabletten MDMA (itemnummer 6043887) en/of
- 70,2 gram MDMA (itemnummer 6043890) en/of
- 0,13 gram cocaïne (itemnummer 6043891) en/of
- 1 tablet MDMA (itemnummer 6043892) en/of
- 4,98 gram methamfetamine (itemnummer 6043897) en/of
- 15,9 gram cocaïne (itemnummer 6043899) en/of
- 8,69 gram MDMA (itemnummer 6043900) en/of
- 9,68 gram MDMA (itemnummer 6043904),
in elk geval een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
MDMA en/of cocaïne en/of methamfetamine, zijnde (telkens) (een) middel(en) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet ) .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het ten laste gelegde

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Wat het onder 1 ten laste gelegde betreft, zijn op de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte] foto’s gevonden waarop [naam medeverdachte] in de woning van verdachte te zien is met verschillende vuurwapens. Er is ook een foto in de telefoon gevonden waarop verdachte te zien is met een vuurwapen, maar die is niet in zijn woning gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat deze foto in Kroatië is genomen en dat het een nepvuurwapen betreft. Die verklaring van verdachte kan niet op basis van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden worden weerlegd. Het wapenrapport dat zich in het dossier bevindt, omschrijft dat het aannemelijk is dat het op alle foto’s om echte vuurwapens gaat en niet om nepvuurwapens. Dat dat aannemelijk is, is onvoldoende om te kunnen bewijzen dat het om echte vuurwapens gaat. Nu er geen aanvullend onderzoek is gedaan, moet verdachte van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, is in de woning van verdachte een grote hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Verdachte heeft over die verdovende middelen niets willen zeggen. Hij heeft enkel verklaard dat hij niet in de woning verbleef omdat hij enkele maanden in het buitenland in een trainingskamp woonde. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij gedurende die periode in de woning van verdachte logeerde en dat alle daarin aangetroffen verdovende middelen aan hem toebehoorden. Gelet daarop kan niet worden bewezen dat verdachte wist van de verdovende middelen in zijn woning en ook niet dat hij daarover kon beschikken. Daarom moet hij ook van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Van de vuurwapens die op de foto’s te zien zijn, is het maar de vraag of dat echte zijn. Los daarvan, is verdachte niet zichtbaar op de foto’s die in zijn woning zijn gemaakt en waarop vuurwapens zijn te zien, immers hij verkeerde in het buitenland. Dat hij zijn woning aan anderen ter beschikking heeft gesteld die zich daar klaarblijkelijk met vuurwapens of daarop gelijkend voorwerpen hebben laten fotograferen is onverstandig, maar dat is onvoldoende om verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde te kunnen veroordelen.
Datzelfde geldt voor het onder 2 ten laste gelegde, nu [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdovende middelen van hem zijn en voor eigen gebruik door hem waren aangeschaft. Verdachte kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de in zijn woning aangetroffen verdovende middelen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw, op de door hen aangevoerde gronden, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K. Oldekamp-Bakker en M.P.G. Rietbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2022.