ECLI:NL:RBAMS:2022:7158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
C/13/709777 / JE RK 21-924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de moeder van het kind, die bijgestaan werd door haar advocaat, mr. M.J.R. Roethof. De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, was ook betrokken in deze procedure. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de moeder beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met eerdere beschikkingen en de huidige omstandigheden. De moeder heeft aangegeven dat ze het moeilijk vindt om de stappen die gezet moeten worden te begrijpen en dat ze graag zou willen dat de uithuisplaatsing beëindigd wordt. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige is dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot uiterlijk 26 november 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De kinderrechter benadrukt dat het belangrijk is om de stappen zorgvuldig te zetten, zodat de moeder haar rol als ouder zo snel mogelijk kan invullen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 oktober 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/709777 / JE RK 21-924
datum uitspraak: 22 september 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen
de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de moeder.

Het verdere procesverloop

De kinderrechter houdt rekening met de beschikking van de kinderrechter van
9 juni 2022 waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij voornoemde beschikking is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 24 december 2022. Daarnaast is een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een voorziening voor pleegzorg tot uiterlijk 24 september 2022 onder aanhouding van het resterende deel van dit verzoek.
De kinderrechter merkt -ambtshalve- op dat voormelde beschikking ten aanzien van de duur van de ondertoezichtstelling een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor een eenvoudig herstel vatbare verschrijving bevat. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 19 november 2020 verleend met ingang van 26 november 2021 en -na stapsgewijs te zijn verlengd- eindigt op
26 november 2022.De beschikking wordt verbeterd in die zin dat waar in voornoemde beschikking staat vermeld dat de ondertoezichtstelling loopt tot 24 december 2022, dit wordt verbeterd in
26 november 2022. Partijen hebben bij de hierna te noemen mondelinge behandeling ingestemd met deze verbetering.
De kinderrechter heeft nog acht geslagen op het schriftelijk bericht van de GI van 17 augustus 2022, met informatie over de huidige situatie.
Op 22 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.J.R. Roethof;
  • mevrouw [naam 1] , met een collega als toehoorder, namens de GI;
  • mevrouw [naam 2] namens Kamers met Kansen.
Mevrouw [naam 3] , oma moederszijde, is opgeroepen maar niet verschenen.

De standpunten

De GI heeft onder verwijzing naar de inleidende stukken gepersisteerd bij het resterende deel van het verzoek en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De bezoeken van de moeder aan [minderjarige] zijn opgevoerd naar twee keer per week twee uur semi-begeleid, wat een stap vooruit is. Er wordt samen met Levvel gekeken naar verdere uitbreiding en wat de moeder daarin wil. Een logeermoment is nog een stap te ver; wel is een buitenactiviteit al mogelijk. Er zal een afspraak worden gemaakt dat [minderjarige] met de moeder bij oma op bezoek zal gaan. De bedoeling is dat moeder een plek krijgt bij [zorginstelling] , zij gaan ambulante gezinsbegeleiding gaan inzetten en de contactmomenten van Levvel overnemen, als dit zover is zou een uithuisplaatsing niet meer nodig zijn. Misschien blijft Levvel nog iets langer betrokken om de wachttijd voor [zorginstelling] te overbruggen. Zes maanden IAG is misschien wel lang, beter is misschien drie maanden begeleiding door [zorginstelling] en 3 maanden IAG. Vanuit de nieuwe plek bij [zorginstelling] zal in fases worden gewerkt. De laatste fase is logeren. Er zal worden gekeken naar welke fase de moeder kan instromen. IAG wil een stappenplan maken als duidelijk is hoe de omgang er op dat moment uit ziet. Verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk, gelet op de wachtlijst en de fases die moeten worden gevolgd.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat zij soms het gevoel heeft dat ze geen kant op kan. Er worden dingen gezegd door de hulpverlening die niet nagekomen worden. Het is veel voor haar. [minderjarige] geeft aan dat ze bij de moeder en oma wil logeren of wonen, maar de moeder moet haar dan teleurstellen; dit breekt haar hart. De moeder wil dat de omgangsmomenten langer en onbegeleid plaatsvinden. De plek waar [minderjarige] nu verblijft is goed en de moeder begrijpt dat de vooruitgang stapje voor stapje moet gaan, maar de stapjes vindt zij te klein. Een overnachting van [minderjarige] met de moeder bij oma om te oefenen, zou een goede stap kunnen zijn. [minderjarige] is hier zeker aan toe. Bij de moeder is een licht gebrek aan vertrouwen richting de hulpverlening aan het ontstaan. Het liefst wil de moeder dat de uithuisplaatsing wordt beëindigd, maar gelet op de omstandigheden, waaronder de woonsituatie, is dat niet realistisch. Wel kan het tempo waarin de stappen worden gezet, versneld worden.
Namens Kamers met Kansen is onder meer naar voren gebracht dat het goed zou zijn als er een stappenplan wordt gemaakt met Levvel en dat er wordt geoefend met het op bezoek gaan bij de oma. Dan heeft de moeder al veel geoefend voordat ze de eerste fase in zal gaan.

De verdere beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] is dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. De kinderrechter zal de uithuisplaatsing voor het resterende deel van het verzoek toewijzen. Het gevoel van de moeder en de wens om de stappen sneller te zetten, is te begrijpen, maar het is in het belang van [minderjarige] dat de stappen zorgvuldig worden gezet. Het is wel belangrijk dat de stappen gezet worden zodat moeder zo snel mogelijk haar moederrol kan gaan invullen. Het contact tussen [minderjarige] en de moeder vindt inmiddels semi-begeleid plaats, dit is een stap vooruit. Als het contact veilig en betrouwbaar is en blijft, kan dit op een voor [minderjarige] en de moeder passende manier verder worden uitgebreid. De GI is hier, in samenwerking met de betrokken hulpverlening, mee bezig. Er is nog geen plek bij [zorginstelling] beschikbaar; ook dit werkt vertragend. Het traject dat is ingezet heeft als einddoel dat [minderjarige] weer bij de moeder kan gaan wonen, maar voordat dit kan zijn er nog stappen te zetten.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot uiterlijk 26 november 2022;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.A. Nijssen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 oktober 2022
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam