ECLI:NL:RBAMS:2022:7155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
722731 / FA RK 22.5703
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van onvoldoende ernstig nadeel

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1965 in Brazilië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging, omdat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofrenie spectrum stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende personen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat mr. A.S. Kamphuis, een psychiater en een begeleider.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar sprake is van een zorgelijke situatie, maar dat er op dat moment onvoldoende aanwijzingen waren dat het gedrag van de betrokkene zou leiden tot ernstig nadeel. De psychiater en casemanager bevestigden dat het eerder beschreven ernstig nadeel niet meer aan de orde was, nu de betrokkene niet meer samenwoont met haar ex-partner en onderdak heeft gevonden bij een kennis. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er zorgen zijn over de maatschappelijke teloorgang van de betrokkene, dit op korte termijn niet leidt tot ernstig nadeel. Daarom werd het verzoek tot het verlenen van verplichte zorg afgewezen.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.K. Mireku en is op 29 november 2022 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/722731 / FA RK 22.5703
kenmerk: ZM/IND/83809
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 22 november 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] (Brazilië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: betrokkene,
zorgaanbieder: Arkin;
advocaat: mr. A.S. Kamphuis te Amsterdam.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit het proces-verbaal van deze rechtbank van
14 oktober 2022, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
De verdere mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 november 2022, in het gebouw van de rechtbank.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- bovengenoemde advocaat;
- psychiater, de heer E. Prop;
- begeleider, [naam] .
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet ter zitting verschenen
.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 van de Wvggz. Indien het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, indien geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn, het verlenen van verplichte zorg gelet op het beoogde doel evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
2.2.
In de overgelegde stukken staat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizofrenie spectrum stoornis.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is weliswaar sprake van een zorgelijk situatie, maar op dit moment zijn onvoldoende aanwijzingen dat dit leidt tot het veroorzaken van ernstig nadeel. Op de zitting is door de psychiater en casemanager bevestigd dat het ernstig nadeel dat is beschreven in de medische verklaring, met name ziet op de eerdere ontregeling van betrokkene. De psychiater heeft verklaard dat bij betrokkene sprake is van een uitgebreid waansysteem, waarbij betrokkene de overtuiging heeft dat de familie – met name haar inmiddels kennelijk ex partner en zijn zoon – tegen haar is. Deze overtuigingen hebben geresulteerd in fysieke agressie naar de ex partner van betrokkene, waarbij dit meestal leidt tot een fysiek gevecht tussen beiden. Volgens betrokkene is het juist haar ex man die haar heeft mishandeld. Hij heeft iedereen om haar heen verteld dat betrokkene waanideeën heeft, maar dat is niet waar; hij wil niet dat betrokkene hem verlaat en daarom vertelt hij dit soort onwaarheden aan de hulpverleners. De rechtbank kan in deze procedure niet beoordelen wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Hoe het ook zij, er is nu sprake van een andere situatie. Betrokkene woont niet meer samen met haar ex man en zij heeft inmiddels onderdak gevonden bij een kennis. Er zijn geen incidenten geweest waarin zich fysieke agressie heeft voorgedaan. Op dit moment is de voornaamste vrees een verdere maatschappelijke teloorgang van betrokkene, maar dat dit op korte termijn ernstig nadeel met zich brengt is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank begrijpt dat de behandelaren een zorgmachtiging voor betrokkene in haar belang vinden; zij vrezen dat betrokkene uit beeld verdwijnt en geen zorg meer zal krijgen, maar het ernstig nadeel dat zich eerder heeft voorgedaan, is momenteel niet aan de orde. Hiermee vervalt de grond voor het opleggen van verplichte zorg. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 22 november 2022 mondeling gegeven door mr. A.K. Mireku, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J. Koomen als griffier en op 29 november 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.