ECLI:NL:RBAMS:2022:7129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
C/13/722516 / KG ZA 22-789
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot eigendomsoverdracht van een woning na echtscheiding met betwisting van de waarde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ex-echtgenoten. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Cortet, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J. van Ommeren, zou meewerken aan de eigendomsoverdracht van hun gezamenlijke woning. De partijen waren in algehele gemeenschap van goederen getrouwd geweest en hadden een echtscheidingsconvenant ondertekend waarin afspraken waren gemaakt over de verdeling van de woning. De gedaagde stelde dat hij had gedwaald bij het vaststellen van de waarde van de woning en vorderde vernietiging van het convenant.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de algemene dwalingsregeling van artikel 6:228-230 BW niet van toepassing is op de verdeling van een gemeenschap, maar dat vernietiging op basis van artikel 3:196 BW mogelijk is. De rechter concludeerde dat de gedaagde onvoldoende had onderbouwd dat hij bij de verdeling voor meer dan een vierde was benadeeld. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiseres toe, waardoor de gedaagde werd veroordeeld om binnen een week zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van de woning aan de eiseres. Tevens werd bepaald dat bij gebreke van medewerking vervangende toestemming werd verleend aan de eiseres om de akte van levering op te maken.

De proceskosten werden verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is een belangrijke uitspraak in het kader van de verdeling van gemeenschappelijke eigendommen na echtscheiding, vooral met betrekking tot de toepassing van dwalingsregels.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/722516 / KG ZA 22-789 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 8 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 28 september 2022,
advocaat mr. M. Cortet te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding op 1 november 2022 heeft [eiseres] de vorderingen toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Ter zitting was [eiseres] met mr. Cortet aanwezig en namens [gedaagde] was mr. Van Ommeren aanwezig.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen getrouwd geweest en zijn thans nog gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] . Zij hebben drie kinderen. [eiseres] woont met de kinderen in de woning.
2.2.
Partijen hebben op 15 juni 2018 een echtscheidingsconvenant getekend. Bij het vastleggen van de daarin gemaakte afspraken werden zij ieder bijgestaan door hun voormalige advocaat. In het convenant, dat is afgedrukt op het briefpapier van de voormalige advocaat van [gedaagde] , zijn partijen het volgende overeengekomen:
“(…)
3.3
De echtelijke woning
De echtelijke woning van partijen aan de [adres] wordt gewaardeerd op € 264.000. De hypothecaire schuld op de woning bedraagt € 265.000, zodat er geen overwaarde van de woning is. Aan de hypothecaire geldlening is een beleggingspolis gekoppeld.
De vrouw wenst in de woning te blijven wonen en zal daarom de man uitkopen, waarbij partijen de volgende voorwaarden hebben bepaald:
a. de vrouw zal de kosten van de echtelijke woning voor haar rekening nemen en neemt ook de onderwaarde van de woning voor haar rekening;
b. de vrouw draagt zorg voor het ontslaan van de man uit de hoofdelijkheid van de bestaande hypothecaire geldlening. Mocht herfinanciering van de echtelijke woning niet direct mogelijk zijn, dan kan de vrouw alsnog blijven wonen onder de verplichting (i) de kosten van de hypothecaire lening te blijven voldoen en (ii) jaarlijks te onderzoeken of herfinanciering mogelijk is. Zodra herfinanciering mogelijk is, dient de vrouw de woning te herfinancieren om de man alsnog uit de hoofdelijkheid te laten ontslaan. De waarde van de woning bij herfinanciering zal nooit een reden zijn om herverdeling te vragen van de overwaarde;
c. (…)
d. de man zal alle medewerking verlenen om de echtelijke woning op naam van de vrouw te zetten;
e. de kosten van het op naam van de vrouw zetten van de echtelijke woning komen voor rekening van de vrouw.
3.4
Schulden
Partijen hebben gezamenlijk twee schulden te weten (i) de hypothecaire geldlening op de echtelijke woning en (ii) een doorlopend krediet bij ABNAMRO van oorspronkelijk € 25.000. De mogelijkheid om onder het doorlopend krediet opnames te doen is stopgezet. De vrouw zal de hypothecaire schuld op zich nemen en de man uit de hoofdelijkheid ontslaan. Het doorlopend krediet zal door de vrouw worden afbetaald en waar mogelijk zal de man daaraan ook mee betalen.
(…)”.
2.3.
In 2020 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van die beschikking. Die beschikking is echter niet tijdig ingeschreven in het daarvoor bestemde register.
2.4.
Partijen hebben daarop in september 2020 deze rechtbank opnieuw verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Omdat het originele echtscheidingsconvenant in de vorige procedure was overgelegd en deze rechtbank voor de nieuwe procedure over een origineel door partijen getekend exemplaar diende te beschikken, hebben zij het echtscheidingsconvenant, zonder dat daarin wijzigingen zijn aangebracht, opnieuw getekend en aan deze rechtbank toegestuurd.
2.5.
Bij beschikking van 17 februari 2021 van deze rechtbank is de echtscheiding tussen partijen (opnieuw) uitgesproken. Daarin is bepaald dat het echtscheidingsconvenant van die beschikking deel uitmaakt. Deze echtscheidingsbeschikking is wel tijdig ingeschreven in het daarvoor bestemde register.
2.6.
In mei 2022 heeft de door [eiseres] ingeschakelde notaris contact opgenomen met [gedaagde] om een afspraak te maken voor de ondertekening van de akte van verdeling. [gedaagde] heeft niet willen meewerken aan de levering van zijn aandeel in de woning aan [eiseres] , omdat hij meent recht te hebben op een deel van de huidige overwaarde van de woning.
2.7.
Bij brief van 28 oktober 2022 van zijn advocaat aan de advocaat van [eiseres] heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat hij heeft gedwaald bij het vaststellen van de waarde van de woning in het echtscheidingsconvenant en heeft hij in die brief de vernietiging van dat convenant ingeroepen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert:
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van een door [eiseres] in te schakelen notaris zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht c.q. levering van zijn aandeel in de eigendom van de woning aan de [adres] aan [eiseres] ;
2. te bepalen dat bij gebreke van medewerking van [gedaagde] binnen de gestelde termijn als omschreven onder 1 aan [eiseres] vervangende toestemming wordt verleend om namens [gedaagde] de akte van levering en – indien en voor zover noodzakelijk – een akte van verdeling te laten opmaken alsmede te ondertekenen en verder ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht c.q. levering van de woning aan [eiseres] ;
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt hiertoe dat partijen over de verdeling van de woning in het echtsheidingsconvenant duidelijke afspraken hebben gemaakt, die [gedaagde] dient na te komen.
3.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij bij het bepalen van de waarde van de woning heeft gedwaald, althans dat hij daarbij voor meer dan een kwart is benadeeld. [eiseres] heeft hem wijs gemaakt dat € 264.000,00 een correct bedrag was voor de woning. Dit terwijl uit het transactieoverzicht van de [straat] blijkt dat in 2018 in die straat twee woningen zijn verkocht voor € 310.000,00 respectievelijk € 361.000,00. De WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2018 was € 289.000,00 en op 1 januari 2019 € 321.000,00. Uitgaande van een gemiddelde daarvan kan de WOZ-waarde per juni 2018 worden geschat op € 305.000,00. Het is algemeen bekend dat woningen voor een hoger bedrag dan de WOZ-waarde worden verkocht. Ook hieruit volgt dat partijen een te laag bedrag voor de woning zijn overeengekomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Het is in het belang van beide partijen dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over wat er met de woning moet gebeuren.
4.2.
Voor zover [gedaagde] een beroep heeft willen doen op vernietiging van de verdeling van de woning op grond van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 - 6:230 Burgerlijk Wetboek (BW), gaat dit beroep niet op. Zoals ter zitting met partijen besproken is in artikel 3:199 BW bepaald dat de algemene dwalingsregeling niet van toepassing is op een verdeling. Vernietiging wegens dwaling wordt uitsluitend beheerst door artikel 3:196 BW.
4.3.
Op grond van artikel 3:196 lid 1 BW is een verdeling vernietigbaar, wanneer een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer tot het de verdeling behorende goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Uit het tweede lid van artikel 3:196 BW volgt dat, wanneer een benadeling voor meer dan een vierde is bewezen, de benadeelde wordt vermoed omtrent de waarde van een of meer van te verdelen goederen en schulden te hebben gedwaald. Artikel 3:196 lid 3 BW bepaalt dat voor de beoordeling of benadeling heeft plaatsgehad, de goederen van de gemeenschap worden geschat naar hun waarde op het tijdstip van de verdeling. Goederen en schulden die onverdeeld zijn gelaten worden niet meegerekend. Verder geldt voor de berekening van de vereiste benadeling dat er gekeken moet worden naar wat de benadeelde deelgenoot per saldo (goederen minus schulden) uit de gemeenschap behoorde te ontvangen in vergelijking met wat deze deelgenoot bij de feitelijke verdeling daadwerkelijk heeft ontvangen.
4.4.
[gedaagde] is bij de berekening van zijn vermeende nadeel bij de verdeling ten onrechte alleen uitgegaan van de woning. Het gaat erom wat hij per saldo uit de gemeenschap behoorde te ontvangen. De schulden van partijen dienen in die berekening dus ook meegenomen te worden. Dit betekent dat [gedaagde] de gezamenlijke kredietschuld van circa € 25.000,00 die aan [eiseres] is toegedeeld, mee had moeten nemen in zijn berekening. Verder heeft [gedaagde] verwezen naar de gemiddelde WOZ-waarde van de woning over 2018 en 2019 en naar de verkoopprijs van twee woningen in dezelfde straat, maar daarmee kan de waarde van de woning op de datum waarop partijen deze hebben verdeeld niet worden vastgesteld. Dit betekent dat [gedaagde] zijn stelling dat hij bij de verdeling van de gemeenschap voor meer dan een vierde is benadeeld onvoldoende heeft onderbouwd, althans dat voorshands niet kan worden vastgesteld of er grond is voor vernietiging van de verdeling wegens benadeling.
4.5.
Bovendien heeft [gedaagde] zich in de echtscheidingsprocedure en bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant door een advocaat laten bijstaan. Aangenomen wordt dat hij over de inhoud van het convenant met zijn toenmalige advocaat heeft gesproken. Er wordt daarom vanuit gegaan dat [gedaagde] bekend was met hetgeen waarvoor hij tekende, namelijk dat de waarde van de woning bij herfinanciering nooit reden zal zijn om herverdeling te vragen van de overwaarde.
4.6.
Bovenstaande betekent dat de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen.
4.7.
Zoals te doen gebruikelijk worden de proceskosten in deze procedure tussen ex-echtelieden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een week na een daartoe verstrekkend verzoek van een door [eiseres] in te schakelen notaris zijn medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht dan wel levering van zijn aandeel (van 50%) in de eigendom van de woning aan de [adres] aan [eiseres] , bij gebreke waarvan aan [eiseres] vervangende toestemming wordt verleend om namens [gedaagde] de akte van levering en - indien en voor zover noodzakelijk - een akte van verdeling te laten opmaken alsmede te ondertekenen en verder ter zake alle feitelijke rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor het realiseren van de eigendomsoverdracht dan wel levering van de woning aan [eiseres] ,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG