ECLI:NL:RBAMS:2022:7121

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
13/751621-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de vereisten van rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering was ingediend op 23 september 2022 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1984, die wordt verdacht van diefstal en vernieling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vereisten voor overlevering beoordeeld, waaronder de eis van ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan deze eis, aangezien hij pas sinds 2020 in Nederland verblijft. De raadsman heeft geprobeerd een uitzondering te maken op deze eis door te stellen dat de opgeëiste persoon zich definitief in Nederland wil vestigen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de Overleveringswet (OLW) geen mogelijkheid biedt voor een uitzondering op de vereiste van vijf jaar rechtmatig verblijf. De officier van justitie heeft ook bevestigd dat er geen gelijkstelling mogelijk is, omdat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de vereisten van de OLW.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de beslissing is genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751621-21
RK nummer: 22/4296
Datum uitspraak: 1 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
19 april 2021 door
the District Court Nové Zámky(Slowakije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (voormalig Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Slowaakse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Slowaakse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
penalty order of the District Court of Nové Zámkyvan 3 juni 2020 met referentie
0T/62/2020,
effective and enforceablesinds 3 juni 2020.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
eendaadse samenloop van:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan ingevolge artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd indien deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet ingevolge artikel 6a, negende lid, van de OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander. De opgeëiste persoon voldoet weliswaar niet aan de vereisten die de OLW stelt aan gelijkstelling, maar de opgeëiste persoon is er volledig op gericht zich definitief in Nederland te vestigen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gelijkstelling mogelijk is, nu er bij de opgeëiste persoon nog geen sprake is van een ononderbroken rechtmatig verblijf van ten minste vijf jaren. Het maken van een uitzondering op dat vereiste is niet mogelijk.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling, nu er geen sprake is van een ononderbroken rechtmatig verblijf van ten minste vijf jaren. Dit blijkt uit zowel het feit dat de opgeëiste persoon zelf verklaard heeft pas sinds 2020 in Nederland te zijn en uit het feit dat de raadsman alleen over de jaren 2021 en 2022 gelijkstellingsstukken heeft overlegd. De OLW biedt geen mogelijkheid tot het maken van een uitzondering ten aanzien van het hierboven onder punt 1 genoemde vereiste.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court Nové Zámky(Slowakije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.