ECLI:NL:RBAMS:2022:7117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
13/235623-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hildesheim in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van zware mishandeling, moord en doodslag. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 17 november 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de juridische kwalificatie van de feiten niet correct is, maar de rechtbank oordeelt dat het EAB in zijn geheel moet worden gehonoreerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat en er een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd en vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/235623-22
RK nummer: 22/4281
Datum uitspraak: 1 december 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 september 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
1 augustus 2022 door het
Amtsgericht Hildesheim(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 17 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis van het Amtsgericht Hildesheimvan 28 juni 2022 met dossiernummer
102 Gs 829/22.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feitencomplex zoals dat staat omschreven in onderdeel e) van het EAB slechts mogelijk te kwalificeren is als
zware mishandelingen niet als
moord en doodslag, waardoor de overlevering volgens de raadsman partieel geweigerd moet worden voor het deel van het aangekruiste lijstfeit dat ziet op
moord en doodslag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de raadsman enerzijds de juridische kwalificatie en anderzijds de gedachte achter het aankruisen van een lijstfeit door elkaar haalt. Het lijstfeit is in redelijkheid aangekruist.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat de raadsman in zijn pleitnota heeft aangevoerd heeft dat sprake is van
zware mishandeling. Hij heeft de juistheid van de aankruising van het lijstfeit in zoverre dus niet betwist. Het door de uitvaardigende justitiële autoriteit aangekruiste lijstfeit heeft als naam ‘moord en doodslag; zware mishandeling’ en betreft een ondeelbare categorie van strafbare gedragingen die toepasselijk kan zijn op gevallen van moord, doodslag en/of zware mishandeling. Het past niet in de systematiek van de OLW om voor een deel van het lijstfeit de overlevering te weigeren. De overlevering vindt plaats voor het feitencomplex zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Indien het in de Duitse strafzaak tot een bewezenverklaring komt, is het aan de Duitse rechter om te oordelen over de juridische kwalificatie daarvan. Het verweer slaagt niet.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hildesheim(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.