ECLI:NL:RBAMS:2022:7110
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een vonnis in kort geding in een executiegeschil tussen ex-partners met minderjarige kinderen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser] verzoekt om schorsing van een eerder vonnis van de kantonrechter. Dit vonnis bepaalde dat [gedaagde] het exclusieve gebruik van de woning mocht voortzetten, wat [eiser] betwist. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 oktober 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De partijen zijn ex-partners en ouders van een minderjarige, geboren in 2015. De echtscheiding is uitgesproken op 20 april 2022. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat het belang van het kind leidend is en dat het in het belang van het kind is dat [gedaagde] in de woning blijft wonen.
Tijdens de zitting heeft [eiser] zijn zorgen geuit over zijn gezondheid en de noodzaak om in de woning te blijven, terwijl [gedaagde] aanvoert dat zij ook geen andere woonruimte heeft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van het kind voorop staat en dat de kantonrechter in zijn eerdere vonnis het belang van [minderjarige] heeft meegewogen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kantonrechter onterecht heeft geoordeeld over de medische urgentie en dat [gedaagde] misbruik maakt van haar bevoegdheid. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] afgewezen en de proceskosten verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.