ECLI:NL:RBAMS:2022:7109
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Opheffing van conservatoir beslag op woning wegens ondeugdelijkheid van de vordering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser vorderde de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde was gelegd op zijn woning. Gedaagde had het beslag gelegd op basis van een vordering die hij op eiser stelde te hebben, voortvloeiend uit een vaststellingsovereenkomst. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van deze vordering en stelde dat het beslag was gelegd op een ondeugdelijke grond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser stelde dat hij geen verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst had geschonden en dat de vordering van gedaagde niet rechtsgeldig was. Gedaagde voerde aan dat eiser wel degelijk in strijd had gehandeld met de overeenkomst, waardoor hij de boete had verbeurd die in de overeenkomst was opgenomen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van gedaagde. De rechter concludeerde dat de belangen van eiser bij opheffing van het beslag zwaarder wogen dan die van gedaagde bij handhaving van het beslag. De voorzieningenrechter heeft daarom het beslag opgeheven en gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiser. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.