ECLI:NL:RBAMS:2022:7108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/13/722883 / KG ZA 22-820
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing tenuitvoerlegging arrest in kort geding tussen ex-echtgenoten over maritaal beslag op lidmaatschapsrechten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-echtgenoten, [eiseres] en [gedaagde], die in Zwitserland woonachtig zijn. De eiseres heeft in het verleden een echtscheidings- en verdelingsprocedure gestart en verzocht om voorzieningen te treffen om te voorkomen dat de gedaagde het gezamenlijke vermogen zou vervreemden. In het kader van deze procedure heeft eiseres conservatoir maritaal beslag laten leggen op de lidmaatschapsrechten van de gedaagde in de coöperatie Dilon Coöperatief U.A. De gedaagde heeft in een eerdere procedure verzocht om opheffing van dit beslag, maar zijn verzoek werd afgewezen. In een later arrest heeft het gerechtshof Amsterdam bepaald dat de eiseres moet gedogen dat de gedaagde over 9% van de lidmaatschapsrechten beschikt, wat heeft geleid tot de huidige procedure waarin de eiseres de tenuitvoerlegging van dit arrest wil schorsen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De eiseres vordert onder andere de schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest en een verbod voor de gedaagde om het arrest ten uitvoer te leggen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld. De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis van 17 oktober 2022 geoordeeld dat de vordering van de eiseres niet toewijsbaar is, omdat de belangen van de gedaagde zwaarder wegen dan die van de eiseres. De rechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten tussen partijen worden verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de rechten van de partijen in het kader van maritaal beslag en de voorwaarden waaronder een vordering in kort geding kan worden toegewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de belangen van de eiseres voldoende zijn beschermd door het bestaande beslag, en dat er geen aanleiding is om de tenuitvoerlegging van het arrest te schorsen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/722883 / KG ZA 22-820 HH/MvG
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] (Zwitserland),
eiseres in conventie bij dagvaarding van 21 september 2022,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. L.M. Noordzij en mr. S. Yntema te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] (Zwitserland),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaten mr. E.J.H. Zandbergen en mr. S. Lubberhuizen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 3 oktober 2022 heeft [eiseres] bij monde van haar advocaten de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft bij monde van zijn advocaten verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld. De advocaten van [eiseres] hebben de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Ter zitting waren de advocaten van partijen aanwezig. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Op 27 oktober 2017 is [eiseres] een echtscheidings- en verdelingsprocedure begonnen bij een rechtbank in Zwitserland, alwaar partijen woonachtig zijn. [eiseres] heeft daarbij tevens verzocht voorzieningen te treffen ter voorkoming dat [gedaagde] het aanzienlijke vermogen van partijen verkoopt, bezwaart en/of vervreemdt.
2.2.
[gedaagde] en zijn broer bezaten in 2017 ieder 50% van de lidmaatschapsrechten van de coöperatie naar Nederlands recht Dilon Coöperatief U.A., een onderneming gericht op de productie van onder meer staal, met name in Slovenië.
2.3.
Op 2 november 2017 heeft [eiseres] , na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, conservatoir maritaal beslag laten leggen op de door [gedaagde] gehouden 50% van de lidmaatschapsrechten in Dilon.
2.4.
Naar aanleiding van de procedure in Zwitserland zijn partijen in onderhandeling getreden over onder meer de verdeling van de huwelijksgemeenschap, met als resultaat dat zij op 13/14 maart 2018 een overeenkomst getiteld ‘Convention’ (de Vaststellingsovereenkomst) hebben gesloten, die -voor zover hier relevant- als volgt luidt:
‘C. Partial divorce agreement
1. The marriage (…) between (…) [eiseres] (…) and (…) [gedaagde] is dissolved by divorce.
(…)
5. (...) [gedaagde] continues to bear the maintenance costs of (…) [eiseres] (…), until completion of the D.1 points and D.2. below.
Between that time (complete execution of points D.1. and D.2.) and the actual liquidation of the matrimonial property regime, (...) [gedaagde] (...) will continue to bear all costs relating to the real estate assets.
Payments of these costs will be considered advances to (…) [eiseres] on her rights in
connection with the winding-up of the matrimonial property regime. (…)
D. Partial agreement for the liquidation of the matrimonial property regime
1. The parties irrevocably agree that half of the (…) shares in (…) KOKS held by (…) [gedaagde] (…) Within 20 days of the signing of this agreement (…) will be transferred on behalf of (…) [eiseres] (…). (…)
2. The parties irrevocably agree that half of the 49% interest held by (...) [gedaagde] in Stal Sarl, (…) is transferred in the name of (…) [eiseres] , simultaneously with the transfer of the KOKS shares (…).
3. (…)
4. (…) [gedaagde] will retain all of the interests (41%) it holds in Dilon Coop and
will pay (…) [eiseres] an amount equal to the value of half (20.5%) of its holdings in return for (...) [eiseres] ’s participation in the joint venture.
(…) [gedaagde] will also pay (…) [eiseres] an additional amount corresponding to the value of half of the share (9%) of the shareholdings on which its mother has rights (repurchase, option or other), i.e. an amount corresponding to 4.5% of these shareholdings, unless (…) [gedaagde] can demonstrate that his mother or late father has effectively exercised or retains the right to exercise his rights to the above-mentioned shares, or that these shares are not part of his acquests.
If the parties do not agree on the value to be attributed to Dilon (…) within 30 days of signing this agreement, two expert appraisals will be carried out to determine the value. Each party will select an expert (…).
(…) [gedaagde] formally undertakes not to dispose of its shareholdings in Dilon (…) until full payment of the amount due to (…) [eiseres] in connection with the claims of (…) [eiseres] in connection with this company.
5. (…) [eiseres] is the sole owner of all real estate listed in the (…) Annex 1 (…) including collateral (…).
6. (…) [gedaagde] will pay, in whole or in part, the amount due to (…) [eiseres] (…) in connection with Dilon (…) by transferring its share of the real estate assets to (…) [eiseres] .’
2.5.
De Zwitserse rechtbank heeft bij beslissing van 2 november 2018 het verzoek van [eiseres] om [gedaagde] te verbieden tot vervreemding van de aandelen en activa van Dilon over te gaan toegewezen.
In hoger beroep is bij arrest van 19 december 2019 op dit punt onder meer het volgende overwogen:
‘the weighing of the interests involved (…) the prohibition -accepted by the respondent ( [gedaagde] )- on disposing of (…) 41% of the shares in Dilon (…), appears to be sufficient to achieve the aim, namely the protection of the applicant’s ( [eiseres] ) claim.’Het tegen dit arrest door [eiseres] ingestelde beroep is op 29 april 2020 afgewezen.
2.6.
Tussen partijen is in september/oktober 2020 een kortgedingprocedure aanhangig geweest bij deze rechtbank. In die procedure vorderde [gedaagde] om [eiseres] te gebieden het op 2 november 2017 gelegde beslag op 50% van de lidmaatschapsrechten in Dilon gedeeltelijk op te heffen, in die zin dat het beslag zich beperkt tot 41% van de lidmaatschapsrechten en daarmee samenhangende baten en rechten. Bij vonnis van 26 oktober 2020 is de vordering van [gedaagde] afgewezen.
2.7.
Bij arrest van 5 juli 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam dat vonnis vernietigd en [eiseres] bevolen te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] over 9% van de lidmaatschapsrechten beschikt. In dat arrest staat, voor zover van belang, het volgende:
“ 3.6 Het hof hecht evenwel waarde aan het oordeel van de Zwitserse Cour d’Appel Civile in haar arrest van 19 december 2019 dat een verbod tot vervreemding van 41% volstaat ter bescherming van de rechten van [eiseres] . [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat oordeel onjuist is, noch dat zij belang heeft bij handhaving beslag op meer dan dat aantal lidmaatschapsrechten. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen, dat een maritaal beslag geen verhaalsbeslag is en er alleen toe dient om de gemeenschap bij elkaar te houden. Dat neemt evenwel niet weg dat één of meer van een veelheid van in maritaal beslag genomen goederen kunnen worden vervreemd en met toestemming van de beslaglegger buiten de gemeenschap en uit het beslag kunnen komen te vallen. Het hof zal [eiseres] dan ook -uitvoerbaar bij voorraad- bevelen om te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] over 9% van de lidmaatschapsrechten beschikt. Een dwangsom acht het hof niet aangewezen. Het hiervoor gemelde betoog van [gedaagde] onder (v) behoeft dan verder geen behandeling.”
2.8.
[eiseres] heeft tegen dat arrest cassatie ingesteld.
3. Het geschil in conventie
3.1.
[eiseres] vordert:
I. de tenuitvoerlegging en/of de werking van het arrest te schorsen, totdat hierop in rechte onherroepelijk is beslist;
II. [gedaagde] te verbieden het arrest ten uitvoer te leggen, totdat hierop in rechte onherroepelijk is beslist, op straffe van een dwangsom;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert [eiseres] te veroordelen in de daadwerkelijk door hem gemaakte proceskosten, althans [eiseres] te veroordelen in de proces- en nakosten, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[eiseres] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
5.2.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
5.3.
Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich pas na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
5.4.
De beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad is door het gerechtshof niet expliciet gemotiveerd, maar impliciet is dat wel gebeurd in r.o. 3.6 van het arrest. In die r.o. overweegt het gerechtshof dat, onder verwijzing naar het oordeel van de Zwitserse Cour d’Appel Civile, een verbod tot vervreemding van 41% van de lidmaatschapsrechten van Dilon volstaat ter bescherming van de rechten van [eiseres] en dat [eiseres] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang heeft bij handhaving van het beslag op meer dan dat aantal lidmaatschapsrechten even later gevolgd door de zin: ‘
Het hof zal [eiseres] dan ook -uitvoerbaar bij voorraad- bevelen om te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] over 9% van de lidmaatschapsrechten beschikt’.
Overigens veronderstelt een toewijzing van een vordering in kort geding altijd dat de belangen van eiser zwaarder worden gewogen dan die van gedaagde. Een ordemaatregel die niet uitvoerbaar bij voorraad is, is namelijk zinloos. Dit betekent dat er geen ruimte meer is voor een volle belangenafweging en geen rekening wordt gehouden met door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan voorafgaande aan het arrest.
5.5.
[eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] andere vermogensbestanddelen (in het buitenland) verduistert en zij er ook daarom belang bij heeft dat het beslag op de lidmaatschapsrechten van Dilon blijft liggen. Wat hier ook van zij - [gedaagde] heeft dit betwist - beslag ter verzekering van een ander vorderingsrecht (al dan niet in het buitenland) past niet bij het karakter van een maritaal beslag, dat immers geen verhaalsbeslag is, maar slechts tot doel heeft de gemeenschap bij elkaar te houden.
5.6.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] is in geschil of [eiseres] recht heeft op 20,5% of op 25% van de waarde van de lidmaatschapsrechten van Dilon. De belangen van [eiseres] zijn zolang er maritaal beslag ligt op 41% van de lidmaatschapsrechten voldoende beschermd, omdat de waarde van het aandeel in Dilon waarop het beslag blijft liggen hoe dan ook meer is dan de waarde van het aandeel waarop zij uiteindelijk recht kan blijken te hebben.
5.7.
Hetgeen [eiseres] verder onder de noemer belangen naar voren heeft gebracht, zijn geen belangen die in de beoordeling van dit kort geding een rol spelen.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar.
5.9.
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1.
De door [gedaagde] gevorderde veroordeling van [eiseres] in de volledige proceskosten wordt afgewezen. Dat kan alleen bij misbruik van procesrecht, bijvoorbeeld bij het instellen van een vordering die evident ongegrond is.
Dat is hier niet het geval.
6.2.
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
weigert de gevraagde voorziening,
7.4.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG