ECLI:NL:RBAMS:2022:7094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB 22 / 1638
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en zorgvuldigheid van het UWV-onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn WIA-uitkering per 15 december 2021 te beëindigen. Eiser ontving een WGA-loonaanvullingsuitkering en was van mening dat de onderzoeken door het UWV onzorgvuldig waren uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 10 februari 2022 het besluit heeft genomen om de uitkering te beëindigen, gebaseerd op een medisch en arbeidskundig onderzoek. Eiser was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige tegenstrijdigheden bevatten en onzorgvuldig waren opgesteld.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV de WGA-uitkering terecht heeft beëindigd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) voldoende duidelijk waren. Eiser had niet voldoende onderbouwd waarom de rapporten onzorgvuldig zouden zijn en de rechtbank zag geen tegenstrijdigheden in de rapporten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed omdat hij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 30 november 2022 door rechter M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier J.B.C. Hoeksel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1638

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: J.G. Kramer)
Aan dit geding heeft verder deelgenomen als derde partij:
[bedrijf], gevestigd in Deventer, ex-werkgever
(gemachtigde: P.M.M. van Aarle, van SGA Consultancy)

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV van 10 februari 2022 (het bestreden besluit) om de loonaanvullingsuitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 15 december 2021 te beëindigen.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontving een WIA-uitkering, laatstelijk vanaf 26 april 2020 een WGA-loonaanvullingsuitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Op 14 mei 2021 heeft de ex-werkgever een verzoek tot herbeoordeling gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 14 oktober 2021 genomen, dat het UWV met het bestreden besluit heeft gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom besloten om zijn WGA-loonaanvullingsuitkering met ingang van 15 december 2021 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van 20 januari 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 oktober 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van 31 januari 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat de rapporten van de verzekeringsarts (VA) en de arbeidsdeskundige (AD) onzorgvuldig zijn en tegenstrijdigheden bevatten. De VABB heeft niet duidelijk heeft opgeschreven hoe zij haar onderzoek heeft gedaan en welke informatie zij heeft meegenomen. Zij heeft de informatie van de behandelaar wel betrokken, maar de conclusie van de behandelaar heeft zij onduidelijk uitgelegd. Verder vindt eiser dat op de bezwaargronden over de zorgvuldigheid dan wel de tegenstrijdigheden in de rapporten van de VA en AD ten onrechte niet is ingegaan. Hierdoor vindt eiser dat de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
7. Eiser verzoekt de in bezwaar aangevoerde gronden hier als ingelast en herhaald te beschouwen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser terecht heeft beëindigd per 15 december 2021, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiser per 15 december 2021 mocht beëindigen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
11. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De VABB heeft de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Er is geen reden om aan te nemen dat zij aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
12. Voor zover eiser stelt dat de rapporten van de VA en de AD onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en tegenstrijdigheden bevatten, wijst de rechtbank erop dat deze rapporten niet ter beoordeling voorliggen. In bezwaar heeft er immers een volledige heroverweging plaatsgevonden. Mocht er al sprake zijn geweest van een onzorgvuldig onderzoek, kan dat in bezwaar worden hersteld. De rechtbank oordeelt daarom alleen over de rapporten van de VABB en de ADBB en de gronden die eiser daarover heeft aangevoerd.
13. De rechtbank vindt, anders dan eiser, dat de VABB wel duidelijk heeft opgeschreven hoe zij haar onderzoek heeft gedaan en welke informatie van de behandelaren zij heeft meegenomen. Onder punt vier van het rapport van de VABB staat beschreven welke onderzoeksactiviteiten zij heeft verricht. Eiser heeft ook niet aangegeven van welke informatie de conclusie onduidelijk is weergegeven. Eiser heeft ook niet aangegeven welke tegenstrijdigheden in de rapporten van de VABB en de ADBB staan en de rechtbank ziet zulke tegenstrijdigheden ook niet. Eiser heeft ook niet aangegeven op grond waarvan hij vindt dat het rapport van de ADBB onzorgvuldig tot stand is gekomen en de rechtbank ziet ook geen aanleiding te oordelen dat dit rapport onzorgvuldig tot stand is gekomen.
De zorgvuldigheid en motivering van het bestreden besluit
14. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende gemotiveerd is. Het enkele feit dat het UWV in bezwaar niet expliciet is ingegaan op de bezwaargrond ten aanzien van de zorgvuldigheid van, en de mogelijke tegenstrijdigheden in, de rapporten van de AD en de VA maakt dat niet anders. Het UWV heeft de bezwaargrond vermeld in het bestreden besluit onder ‘Uw bezwaren’. Er heeft een volledige heroverweging plaatsgevonden waarbij eventuele zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken in de rapporten van de VA en/of AD konden worden hersteld. Het UWV hoeft dan niet meer expliciet op deze bewaargronden in te gaan.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om per 15 december 2021 de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.