In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Ostrołęka Regional Court in Polen. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen die tot de straf hebben geleid en er geen gemachtigd advocaat aanwezig was. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat hij stilzwijgend afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zittingen en dat de overlevering zou leiden tot een schending van zijn verdedigingsrechten. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen aanleiding was om af te zien van de toepassing van deze weigeringsgrond, gezien de omstandigheden van de zaak.